ECLI:NL:GHARL:2022:6498

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juli 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
200.308.975
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige en de gevolgen van ouderschapsconflicten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die door de kinderrechter in de rechtbank Overijssel was uitgesproken. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de kinderrechter en heeft drie grieven ingediend. De kinderrechter had op 21 maart 2022 besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van Jeugdbescherming Overijssel, omdat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van het kind. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2022 werd duidelijk dat er sprake was van ernstige relatieproblematiek tussen de ouders, die sinds 2016 aanhield. De ouders waren niet in staat om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, wat leidde tot een onveilige situatie voor de minderjarige. Het hof oordeelde dat de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige niet met vrijwillige hulpverlening kon worden afgewend, mede door het gebrek aan medewerking van de moeder aan hulpverleningsinitiatieven. Het hof concludeerde dat de situatie van de minderjarige niet was verbeterd sinds de eerdere beschikking en dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was om haar ontwikkeling te beschermen.

De beslissing van het hof houdt in dat de moeder in het ongelijk is gesteld en dat de kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en het verzoek van de moeder om de ondertoezichtstelling te vernietigen afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.308.975
(zaaknummer rechtbank Overijssel 277981)
beschikking van 26 juli 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu te Almelo,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Almelo,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verder te noemen: Jeugdbescherming Overijssel,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo (verder te noemen: de kinderrechter), van 21 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Die beschikking wordt verder ook wel ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 april 2022, en
  • het verweerschrift van de raad.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 28 juni 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de raad;
  • twee vertegenwoordigers van Jeugdbescherming Overijssel, en
  • de vader.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn met elkaar getrouwd geweest. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2015 te [woonplaats1] .
3.2
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
In de - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - bestreden beschikking heeft de kinderrechter [de minderjarige] op verzoek van de raad onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Overijssel met ingang van 21 maart 2022 tot 21 maart 2023.
4.2
De moeder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij is het niet eens met de ondertoezichtstelling en verzoekt het hof voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek van de raad om [de minderjarige] onder toezicht te stellen alsnog af te wijzen;
  • de raad te veroordelen in de proceskosten en de proceskosten vast te stellen op een bedrag van € 10.988,29 althans op een bedrag dat het hof juist acht.
4.3
De raad voert verweer en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof is net als de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de eisen die de wet stelt aan een ondertoezichtstelling (artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek). Het hof neemt de overwegingen van de kinderrechter na eigen onderzoek over en maakt die tot de zijne. Daaraan voegt het hof nog het volgende toe.
5.2
Anders dan de moeder is het hof op basis van het dossier en wat is besproken op de mondelinge behandeling van oordeel dat [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat die ontwikkelingsbedreiging niet met hulpverlening in een vrijwillig kader kan worden afgewend. Sinds 2016 is er sprake van ernstige relatieproblematiek tussen de ouders zonder enig zicht op verbetering. In de directe verzorging van [de minderjarige] wordt voorzien, niettemin kan het niet anders zijn dat zij in de gegeven omstandigheden gebukt moet gaan onder de permanente strijd tussen haar ouders. De situatie rondom haar is sinds de bestreden beschikking niet verbeterd. Op de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat de ouders elkaar nog steeds wantrouwen, dat tussen hen nog steeds spanningen bestaan en dat zij nog altijd niet met elkaar communiceren. Door de spanningen komt de loyaliteit van [de minderjarige] naar haar beide ouders onder druk te staan. Een voorbeeld daarvan is dat de ouders niet in staat zijn om bij elkaar in de buurt te gaan zitten tijdens het afzwemmen van [de minderjarige] en dat [de minderjarige] daardoor niet weet naar wie zij moet toelopen na het afzwemmen.
Doordat de ouders niet met elkaar communiceren, is er geen verbinding tussen de ‘wereld’ bij de ene ouder en die bij de andere ouder, met als gevolg dat [de minderjarige] indirect verantwoordelijk wordt gemaakt voor het overbruggen van die twee werelden. [de minderjarige] wordt door de ene ouder uitgehoord over de situatie bij de andere ouder. Dit is schadelijk voor de ontwikkeling van [de minderjarige] . Het feit dat [de minderjarige] (nog) geen kindsignalen laat zien (bijvoorbeeld slechte schoolprestaties, verandering in het gedrag) neemt niet weg dat zij naar oordeel van het hof nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd.
Hulpverlening in een vrijwillig kader is door toedoen van de moeder niet van de grond gekomen. Uit het raadsrapport van 28 februari 2022 blijkt dat de wijkcoach geen contact kreeg met de moeder, dat het traject ‘Gezamenlijk Ouderschap’ van [naam1] is stopgezet omdat het niet lukte om met de moeder tot afspraken te komen en dat Veilig Thuis Twente de moeder heeft uitgenodigd voor een gesprek, maar dat zij hier niet op heeft gereageerd. Op basis daarvan acht het hof het niet aannemelijk dat vrijwillige hulpverlening, via de wijkcoach, nu wel van de grond zal komen dan wel door (een van) de ouders zal worden voortgezet zolang dat in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk wordt geacht. .

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof ziet geen aanleiding om de raad te veroordelen in de proceskosten. Nog afgezien daarvan dat de moeder in het hoger beroep in het ongelijk is gesteld is sprake van een zaak van familierechtelijke aard, waarin het gebruikelijk is de proceskosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 21 maart 2022;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, J.B. de Groot en P.B. Kamminga, bijgestaan door K.A.M. Oude Vrielink als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. De Groot en is op 26 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.