In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die door de kinderrechter in de rechtbank Overijssel was uitgesproken. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de kinderrechter en heeft drie grieven ingediend. De kinderrechter had op 21 maart 2022 besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van Jeugdbescherming Overijssel, omdat er ernstige zorgen waren over de ontwikkeling van het kind. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, na een zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2022 werd duidelijk dat er sprake was van ernstige relatieproblematiek tussen de ouders, die sinds 2016 aanhield. De ouders waren niet in staat om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, wat leidde tot een onveilige situatie voor de minderjarige. Het hof oordeelde dat de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige niet met vrijwillige hulpverlening kon worden afgewend, mede door het gebrek aan medewerking van de moeder aan hulpverleningsinitiatieven. Het hof concludeerde dat de situatie van de minderjarige niet was verbeterd sinds de eerdere beschikking en dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was om haar ontwikkeling te beschermen.
De beslissing van het hof houdt in dat de moeder in het ongelijk is gesteld en dat de kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd en het verzoek van de moeder om de ondertoezichtstelling te vernietigen afgewezen.