In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, is alleen belast met het gezag over [de minderjarige], die sinds de zomer van 2021 bij haar grootouders verbleef. De kinderrechter had op 29 december 2021 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar uitgesproken en de gecertificeerde instelling gemachtigd om [de minderjarige] uit huis te plaatsen.
De moeder heeft tegen deze beschikking drie grieven ingediend en verzocht om vernietiging van de bestreden beschikking. De raad voor de kinderbescherming heeft verweer gevoerd en bekrachtiging van de beschikking gevraagd. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 juni 2022 waren zowel de moeder als de vader, grootouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [de minderjarige] ernstig wordt bedreigd en dat de moeder onvoldoende meewerkt aan de noodzakelijke hulpverlening.
Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, zowel wat betreft de ondertoezichtstelling als de machtiging tot uithuisplaatsing. Het hof oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige], die een emotioneel veilige en stabiele omgeving nodig heeft. De moeder's zorgen over de plaatsing bij de grootouders zijn niet voldoende onderbouwd, en het hof concludeert dat de situatie bij de grootouders in het belang van [de minderjarige] is.