In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over twee minderjarige kinderen, geboren in 2006 en 2009. De vader en moeder, die eerder met elkaar getrouwd waren, hebben samen het gezag over de kinderen. Echter, na een reeks van beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, waarin het recht op omgang van de vader met de kinderen tijdelijk werd ontzegd, heeft de moeder verzocht om alleen met het gezag over de kinderen te worden belast. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, wat de vader in hoger beroep heeft aangevochten.
Het hof heeft de eerdere beslissingen van de rechtbank in acht genomen, waaronder de ondertoezichtstelling van de kinderen door de Stichting Jeugdbescherming Gelderland. Het hof heeft vastgesteld dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders, en dat er geen verbetering in de situatie te verwachten is. De vader heeft zich na de bestreden beschikking dreigend naar de moeder uitgelaten en er is geen constructief overleg mogelijk tussen hem en de GI. De kinderen hebben aangegeven geen contact te willen met de vader, wat de beslissing van het hof verder onderbouwt.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezag over de kinderen alleen aan de moeder wordt toevertrouwd. Dit besluit is genomen in het belang van de kinderen, die rust en stabiliteit nodig hebben na de onrust in de relatie tussen de ouders.