In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de faillietverklaring van De Veense Bouwer B.V., een ontbonden vennootschap. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 14 juni 2022 het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De appellant, die een overeenkomst had gesloten met De Veense Bouwer voor de verbouwing van zijn woning, had een aanbetaling gedaan van € 36.415,- en stelde dat De Veense Bouwer de afspraken niet was nagekomen. Het hof heeft vastgesteld dat De Veense Bouwer op 4 februari 2022 was ontbonden en dat er een turbo-liquidatie had plaatsgevonden. De enige aandeelhouder en bestuurder, [naam1], had verklaard dat De Veense Bouwer voor de ontbinding 46 schuldeisers had en dat betalingen aan deze schuldeisers waren gedaan. Het hof oordeelde dat er summierlijk was gebleken van feiten die voldoende aannemelijk maakten dat er nog baten waren, met name een mogelijke vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid. Het hof concludeerde dat het verzoek tot faillietverklaring van De Veense Bouwer toewijsbaar was, omdat de vennootschap in de toestand verkeerde dat zij had opgehouden te betalen. Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en verklaarde De Veense Bouwer in staat van faillissement.