ECLI:NL:GHARL:2022:6384

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
25 juli 2022
Zaaknummer
200.309.833/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over kwalificatie arbeidsovereenkomst en vergoeding bij beëindiging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [verzoeker] tegen de beschikking van de kantonrechter van 26 januari 2022, waarin de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en DentalRules B.V. heeft ontbonden. [verzoeker] stelt dat hij recht heeft op achterstallig loon en een hogere transitievergoeding, terwijl DentalRules aanvoert dat zij niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door DentalRules en dat de kantonrechter terecht de hoogte van de transitievergoeding heeft vastgesteld. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter over de billijke vergoeding en de proceskosten, en veroordeelt [verzoeker] tot terugbetaling van de billijke vergoeding die hem eerder was toegekend. De zaak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken bij de oprichting van een onderneming en de gevolgen van verstoorde verhoudingen tussen aandeelhouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.309.833/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9530343)
beschikking van 25 juli 2022
in de zaak van
[verzoeker],
die woont in [woonplaats] ,
verzoeker in principaal hoger beroep, verweerder in incidenteel hoger beroep,
bij de kantonrechter: verweerder, tevens verzoeker,
hierna:
[verzoeker],
advocaat: mr. H.W. Prillevitz,
tegen:
DentalRules B.V.,
gevestigd in Almere,
verweerster in principaal hoger beroep, verzoekster in incidenteel hoger beroep,
bij de kantonrechter: verzoekster, tevens verweerster,
hierna:
DentalRules,
advocaat: mr. B.K. Hummen.

1.Het verloop van deze procedure

1.1
[verzoeker] heeft hoger beroep ingesteld van de beschikking van 26 januari 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere.
1.2
In hoger beroep is de procedure begonnen met de ontvangst door de griffie op
25 april 2022 van het beroepschrift met producties van [verzoeker] . Daarna is ontvangen:
- op 17 juni 2022 het verweerschrift van DentalRules, tevens incidenteel beroepschrift, met producties;
- op 20 juni 2022 nog een eerder ontbrekende productie van DentalRules;
- het verweerschrift in incidenteel hoger beroep van 28 juni 2022;
- de op 30 juni 2022 toegezonden producties 38 en 39 van [verzoeker] .
1.3
De mondelinge behandeling is gehouden op 8 juli 2022 en daarvan is proces-verbaal opgemaakt.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
[naam1] en [verzoeker] zijn tijdens hun studententijd met een onderneming gestart. Zij hebben samen op 20 december 2017 de besloten vennootschap opgericht waarvan [verzoeker] 40% van de aandelen kreeg en [naam1] 60% via zijn eigen investerings-bv die ook tot statutair bestuurder werd benoemd. Zij waren toen 20, respectievelijk 24 jaar.
2.2
De onderneming is gegroeid en er werd meer personeel aangetrokken. In 2021 zijn spanningen ontstaan tussen [verzoeker] en [naam1] . Dit heeft uiteindelijk geleid tot
ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] per 1 maart 2022 wegens ernstig verstoorde verhoudingen. Op verzoek van [verzoeker] is een transitievergoeding en een billijke vergoeding toegewezen, maar wel lagere bedragen dan waar [verzoeker] om vroeg.
Daarnaast is DentalRules veroordeeld tot betaling van te weinig uitgekeerd salaris over de periode vanaf 1 april 2021, met wettelijke rente maar zonder wettelijke verhoging.
DentalRules is veroordeeld in de proceskosten.
2.3
[verzoeker] vindt dat de kantonrechter ten onrechte zijn aanspraak wegens achterstallig loon over de periode van 1 januari 2018 tot 1 april 2021 en wettelijke verhoging heeft afgewezen. De transitievergoeding en billijke vergoeding zijn te laag, vindt hij.
DentalRules vindt dat zij niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Ook is de kantonrechter ten onrechte uitgegaan van een loonsverhoging tot € 5.500,- per 1 april 2021, wat ook van invloed is op de transitievergoeding. En ten onrechte heeft de kantonrechter de proceskosten niet gecompenseerd, meent DentalRules.
2.4
Het hof oordeelt dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door DentalRules en dat er dus ten onrechte een billijke vergoeding is toegekend. Voor het overige deelt het hof het oordeel van de kantonrechter. Dat zal het hof hierna uitleggen aan de hand van de thema’s van de beroepsgronden, nadat eerst de omvang van het verzoek van [verzoeker] in hoger beroep en de feiten zijn besproken.

3.De beoordeling

intrekking deel van het verzoek van [verzoeker]
3.1
heeft zowel onder I als onder IV van zijn petitum gevraagd DentalRules te veroordelen tot betaling van € 109.250,- bruto achterstallig salaris. [verzoeker] erkent dat dit dubbelop is en heeft het onder IV verzochte ingetrokken.
de feiten
3.2
DentalRules houdt zich bezig met de verkoop van door [naam1] ontwikkelde software voor de tandheelkundige industrie. [naam1] heeft de HBO-opleiding accountancy gedaan en [verzoeker] de HBO-opleiding commerciële economie.
3.3
Op 27 november 2017, voor de oprichting van de vennootschap, hebben [naam1] en [verzoeker] afspraken op papier gezet. Daarin staat onder meer dat [naam1] op strategisch niveau de eindbeslissing heeft, maar dat daarover wel gesproken wordt. [naam1] zal zich onder andere bezighouden met de financiële kant en technologische aanpassingen en [verzoeker] zou marketing, verkoop en relatiebeheer op zich nemen. Verder staat in dit stuk dat zij qua salaris gelijkgesteld zouden worden (zij het dat [naam1] op grond van fiscale regels € 1,- per jaar meer zou ontvangen).
Ook staat in dit document dat “er naartoe [wordt] gewerkt dat beide partijen € 45.000,- bruto salaris per jaar gaan verdienen, wanneer de omzet dit toelaat”, na aftrek van kosten.
3.4
Vanaf december 2018 heeft [verzoeker] een aanvankelijk bescheiden loon van de vennootschap ontvangen. Per 1 april 2021 ontving hij € 4.000,- bruto per maand.
3.5
[naam1] heeft een door [verzoeker] opgesteld, niet gedateerd, document ondertekend waarin staat dat het bruto maandsalaris van [verzoeker] per 1 april 2021 zal stijgen naar
€ 5.500,- exclusief vakantiegeld. [verzoeker] had een dergelijke verklaring nodig voor (financiering van) de aankoop van een woning.
3.6
In de loop van 2021 kreeg DentalRules te maken met ontevreden klanten en klachten van personeel. De voor dat jaar door [verzoeker] opgestelde begroting werd niet gehaald. Over de oorzaken van en oplossingen voor de ontstane problemen hadden [naam1] en [verzoeker] andere inzichten. Besloten werd een consultant in te schakelen. De spanningen tussen [naam1] en [verzoeker] verergerden nadat deze consultant een nieuwe bedrijfsstructuur presenteerde, waarin onder meer de functiebenaming van [verzoeker] werd gewijzigd van commercieel directeur naar account manager. [verzoeker] was het daarmee niet eens. In september 2021 is besloten een mediationtraject aan te gaan. Op 17 september 2021, toen de mediation nog niet was aangevangen, heeft [naam1] [verzoeker] vrijgesteld van werk en hem gevraagd zakelijke digitale apparatuur in te leveren. Dat heeft [verzoeker] niet gedaan. Mediation had geen positief resultaat.
3.7
Beide partijen hebben ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht wegens ernstig verstoorde verhoudingen.
de beoordeling van de beroepsgronden
geen arbeidsovereenkomst voor 1 december 2018
3.8
De kantonrechter heeft de stelling van [verzoeker] , die inhoudt dat hij al met ingang van 1 januari 2018 een arbeidsovereenkomst met DentalRules had, verworpen. [verzoeker] is het daar niet mee eens. Hij verwijst naar de onder 3.3 vermelde afspraken en stelt dat daarmee loon voor werk is overeengekomen, waaruit volgt dat er een arbeidsovereenkomst is.
3.9
In een arrest van 6 november 2020 [1] heeft de Hoge Raad het beoordelingskader aangegeven voor de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst. Eerst moet worden vastgesteld welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Die vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Nadat de rechter met behulp van die maatstaf de overeengekomen rechten en verplichtingen heeft vastgesteld, moet in de tweede fase worden beoordeeld of de overeenkomst de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst in de zin van art. 7:610 BW. Dit artikel omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Indien de inhoud van een overeenkomst voldoet aan deze omschrijving, moet de overeenkomst worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Niet van belang is of partijen ook daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen.
3.1
Het hof stelt vast dat in het document van 27 november 2017, waarop [verzoeker] zich beroept, geen verwijzing naar DentalRules als werkgever en [verzoeker] als werknemer voorkomt. DentalRules was zelfs nog niet opgericht. Ook staat in het document geen datum van indiensttreding en het vanaf dan verschuldigde loon, ontbreekt een afspraak over de duur en omvang van het beweerde dienstverband en staan er bijvoorbeeld ook niet de gebruikelijke bepalingen in over werktijden en vakantiedagen.
Ter zitting heeft [verzoeker] ook niet kunnen toelichten waaruit blijkt dat hij vanaf 1 januari 2018 in dienst is bij DentalRules.
3.11
Het hof verwerpt daarom het standpunt dat van een arbeidsovereenkomst sprake was vóór 1 december 2018 (van welke startdatum DentalRules uitgaat, gelet op feitelijke loonbetalingen sindsdien). Het hof kwalificeert de onder 3.3 bedoelde afspraken als afspraken in het kader van samenwerking van toekomstige aandeelhouders binnen de te starten onderneming.
geen achterstallig loon tot 1 april 2021
3.12
[verzoeker] maakt ook aanspraak op nabetaling van achterstallig loon vanaf 1 januari 2018 tot 1 april 2021, waarbij hij stelt dat hij op grond van de onder 3.3 bedoelde afspraak recht heeft op € 45.000,- per jaar uitgestelde loonbetaling per jaar. De kantonrechter heeft die afspraak uitgelegd aan de hand van de Haviltexmaatstaf en overwoog (onder 5.14):
“DentalRules heeft verduidelijkt dat vanaf december 2018 voor het eerst
een bescheiden loon van € 500,00 per maand aan [verzoeker] kon worden betaald en dat toen ook de arbeidsovereenkomst is ontstaan. Vervolgens zouden [naam1] en [verzoeker] om de paar maanden de financiële positie van de onderneming bekijken en zon het salaris stapsgewijs verhoogd worden, indien de financiën dit zouden toelaten. De loonstroken tonen precies dit beeld van een stapsgewijze, periodieke verhoging van het salaris tot de uiteindelijke laatste betaling van € 4.000,00 in de maand december 2021. Dat sprake is van enig 'uitgesteld' loon, zoals [verzoeker] heeft betoogd, dat achteraf alsnog aan hem moet worden uitgekeerd, is voor de kantonrechter volstrekt onaannemelijk. De zinsnede dat zal worden 'toegewerkt' naar een salaris van € 45.000,00 per jaar ligt volledig in lijn met de verklaring die DentalRules heeft gegeven, dat verder wordt ondersteund door het beeld over de loonontwikkeling door de jaren heen, die de loonstroken schetsen. Daarbij is het
evenzeer onaannemelijk dat [verzoeker] in al die jaren nooit zou hebben geklaagd over het salaris dat hem naar eigen zeggen nog zou toekomen, althans er is niet gebleken dat hij dit heeft aangekaart bij DentalRules. Al met al is de kantonrechter van oordeel dat een redelijke uitleg van de betreffende bepaling niet met zich brengt dat [verzoeker] aanspraak heeft op een (vast) salaris van € 45.000,00 per jaar, vanaf het begin van de arbeidsovereenkomst en dat hij daarom nu nog een loonvordering over de achterliggende jaren heeft.”
3.13
Het hof deelt dit oordeel geheel. [verzoeker] heeft op het punt van uitleg van de afspraak om ‘toe te werken naar’ een bepaald salaris in hoger beroep geen nieuwe, overtuigende, invalshoek verstrekt voor de uitleg ervan. De opmerking in de pleitnotitie van [verzoeker] dat het nooit de bedoeling is geweest dat hij en [naam1] geen vergoeding zouden ontvangen voor het verrichte werk, is ook te plaatsen in de sleutel van het ondernemerschap waarbij waarde wordt gecreëerd in het eigen bedrijf, al is het afwachten of het eigen bedrijf (op enig moment) zoveel winst genereert als bij aanvang werd gehoopt.
Voor zover [verzoeker] zijn claim tot betaling van achterstallig loon tot 1 april 2021 baseert op de Wet Minimumloon, verwerpt het hof ook dit standpunt. Ten eerste staat niet vast dat [verzoeker] meer uren heeft gewerkt dan hem op basis van die wet moesten worden uitbetaald. Enkele dagen voor de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [verzoeker] een uitdraai van zijn agenda over de periode december 2018-eind 2019 overgelegd. DentalRules heeft de juistheid daarvan betwist zodat het hof niet van die zelfgemaakte notities kan uitgaan. Maar belangrijker nog vindt het hof de omstandigheid dat [verzoeker] in deze procedure voortdurend wijst op de gelijkwaardigheid van beide aandeelhouders (met een doorslaggevende stem voor [naam1] wanneer het over strategische kwesties gaat). Het hof acht het niet aannemelijk dat [verzoeker] , met deze insteek en zijn achtergrond van commerciële economie, als ondernemer niet heeft nagedacht over de keuze geld in het bedrijf te laten (en bijvoorbeeld te investeren voor groei) of uit te keren als salaris. Tot 2021 waren de verhoudingen tussen beide aandeelhouders nog niet verstoord en [verzoeker] heeft niet aangevoerd dat hij op het punt van tot 1 april 2021 uit te betalen salaris aan beide aandeelhouders is ‘overruled’ door [naam1] .
De vordering tot betaling van achterstallig loon tot 1 april 2021 is dus terecht afgewezen.
wel salarisverhoging vanaf 1 april 2021
3.14
DentalRules is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter dat zij wordt gehouden aan de salarisafspraak die uit het onder 3.5 bedoelde document blijkt. Daartoe voert zij aan dat [naam1] dit heeft getekend om [verzoeker] te helpen bij de aanvraag van een hypotheek en dat de inhoud niet overeenstemt met de werkelijkheid. Zij vindt ook dat ten onrechte het door haar aangeboden tegenbewijs is gepasseerd. In hoger beroep heeft zij een verklaring overgelegd van de ouders van [naam1] , waarin staat dat het tekenen van de verklaring te maken had met de hypotheek die [verzoeker] nodig had en onder welke feitelijke omstandigheden (in haast) dat tekenen gebeurde.
3.15
Ook als de directe aanleiding voor het ondertekenen was dat [verzoeker] , om de hypotheek te krijgen, een hoger salaris nodig had dan hij tot dan toe ontving, brengt dat nog niet mee dat de inhoud van de ondertekende verklaring onjuist is. Uit de schriftelijke verklaring van de ouders volgt bovendien dat daarvoor al is gekeken naar andere opties (zoals een lening, waartoe niet is overgegaan, en het verbeteren van de financiële performance van DentalRules door het activeren van software). [naam1] heeft daarna de verklaring getekend ten behoeve van derden, die zo’n salarisverklaring nodig hebben voor de beoordeling van een concrete hypotheekaanvraag. Aan de inhoud van die verklaring, waarvan hij het doel kende waaraan hij wilde meewerken, kan hij gehouden worden. Er ligt geen concreet tegenbewijsaanbod: een voldoende duidelijk aanbod te bewijzen dat voorafgaand aan het tekenen met [verzoeker] is afgesproken dat [verzoeker] dit hogere maandbedrag in werkelijkheid niet zou ontvangen en dat het slechts ging om een ‘intentieverklaring’. En dat die andersluidende afspraak zou zijn gemaakt, blijkt ook niet uit de schriftelijke verklaringen van de ouders.
Ook onvoldoende aanwijzing voor een ‘contra-afspraak’ is, dat [verzoeker] [naam1] later bedankte voor de hulp en dat hij niet meteen aan de bel trok toen hij het verhoogde salaris niet kreeg. [verzoeker] geeft als reden voor dat laatste dat de verkoopcijfers over april 2021 onverwacht tegenvielen.
Kortom, nu DentalRules niet voldoende duidelijk heeft gesteld en te bewijzen heeft aangeboden dat zij met [verzoeker] heeft afgesproken dat hij, in tegenspraak met de verklaring voor de hypotheekverstrekker, geen recht heeft op de daarin neergelegde salarisverhoging, wordt zij ook in hoger beroep niet tot tegenbewijs toegelaten.
3.16
Het hof zal daarom net als de kantonrechter uitgaan van een loonafspraak van
€ 5.500,- bruto met ingang van 1 april 2021.
terecht matiging wettelijke verhoging tot nihil
3.17
[verzoeker] vindt dat de kantonrechter ten onrechte de wettelijke verhoging over het achterstallige salaris heeft gematigd heeft tot nihil, want DentalRules heeft volgens hem onvoldoende aangetoond dat haar financiële positie dat niet toelaat.
Het hof komt echter met een andere redenering tot hetzelfde oordeel. [verzoeker] heeft immers zelf gesteld (zie de tweede alinea van 3.15) dat hij in verband met tegenvallende cijfers niet aan de bel heeft getrokken toen hij het hogere salaris niet kreeg. Gesteld noch gebleken is dat hij daarop eerder aanspraak heeft gemaakt dan per e-mail van 25 oktober 2021 van zijn gemachtigde aan de gemachtigde van Dental Rules. Niet lang daarna, op 8 november 2021, heeft DentalRules haar ontbindingsverzoek ingediend, waarna in de kantonprocedure is geoordeeld over de vraag of DentalRules gebonden is aan de inhoud van het document over de verhoging per 1 april 2021. Op basis van de beschikking van de kantonrechter is het achterstallig salaris uitbetaald (waarvoor [naam1] overigens, zo heeft hij ter zitting bij het hof verklaard, een lening heeft moeten sluiten bij zijn vader).
Ook heeft [verzoeker] in zijn verweerschrift in incidenteel hoger beroep vermeld dat hij altijd heeft begrepen dat [naam1] en hij ‘onderaan de ladder’ stonden voor wat betreft uitbetaling van salaris. Wat in een maand niet werd uitgekeerd, kwam later wel.
Ook gelet op dat uitgangspunt van [verzoeker] zelf is er geen enkele reden voor een wettelijke verhoging, die is bedoeld als een prikkel tot nakoming.
hoogte transitievergoeding
3.18
Met de beslissing over de kwalificatie van de afspraken tot 1 december 2018 en de beslissing over de hoogte van het loon bij het einde van de arbeidsovereenkomst is het lot beschoren van het dispuut over de hoogte van de transitievergoeding. De beroepsgronden van beide partijen gaan immers uit van andere basisgegevens voor hetzij de aanvang van het dienstverband, hetzij de hoogte van het laatstgenoten loon, en zijn daarmee onjuist. De beslissing van de kantonrechter op dit punt blijft dus overeind.
DentalRules heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld
3.19
Volgens de kantonrechter heeft DentalRules ernstig verwijtbaar gehandeld door [verzoeker] , na een betrekkelijk korte periode waarin de verhoudingen verslechterden, op
17 september 2021 op non-actief te stellen. Dat was kort voordat de mediation van de grond kwam. Volgens de kantonrechter is niet gebleken dat de situatie toen zo ernstig was dat dat van DentalRules in redelijkheid niet gevergd kon worden hem op het werk toe te laten. De kantonrechter vindt het begrijpelijk dat [verzoeker] zich ‘kalltgestellt’ voelde met de opdracht zijn laptop en mobiele telefoon in te leveren. Dat is DentalRules aan te rekenen. De onervarenheid van [naam1] maakt dat niet anders, aldus de kantonrechter. Ook weegt de kantonrechter mee dat [verzoeker] bijna drie maanden geen salaris heeft ontvangen zonder deugdelijke reden.
3.2
Dat laatste verwijt blijkt in hoger beroep niet juist te zijn: het salaris is tijdig betaald. Als onweersproken staat ook vast dat [verzoeker] de laptop en telefoon niet heeft ingeleverd en ondanks de vrijstelling van werk toch dezelfde dag nog een klant heeft bezocht.
3.21
Uit de stellingen van beide partijen valt op te maken dat het in het voorjaar van 2021 niet goed ging binnen de onderneming, waar inmiddels 10 personeelsleden werkten. Zij wijzen daarvoor verschillende redenen aan, maar constateren allebei dat het financieel niet goed ging en dat de wens van [naam1] om een duidelijker structuur aan te brengen (waarbij [verzoeker] zich niet meer directeur mocht noemen) bij [verzoeker] , die hamert op de gelijkwaardigheid van beide oprichters, verkeerd is gevallen. Wellicht had [naam1] , die anders dan [verzoeker] onderscheid maakt tussen de aandeelhoudersverhouding en de werkverhoudingen binnen de vennootschap waarvan [naam1] (indirect) bestuurder is, hier behoedzamer mee moeten omgaan. Het was zeker verstandiger geweest indien hij de sindsdien oplopende spanningen en ergernissen onderdeel had laten worden van de reeds afgesproken mediation, en niet was overgegaan tot de vrijstelling van werk.
Daarvan kan DentalRules een verwijt worden gemaakt, maar het hof vindt dat er geen reden is voor de kwalificatie ‘ernstig verwijt’ met betrekking tot de verstoorde verhoudingen. De lat daarvoor ligt hoog en wordt in dit geval niet overschreden.
3.22
Dat betekent dat het verzoek van [verzoeker] om een hogere billijke vergoeding onbesproken kan blijven. Het door DentalRules betaalde bedrag aan billijke vergoeding zal hij moeten terugbetalen, zoals verzocht.
geen schadevergoeding voor advocaatkosten van werknemer
3.23
Voor het geval het hof een post van € 20.638,20 aan advocaatkosten (netto, inclusief btw) niet bruto zou meenemen bij de bepaling van de door [verzoeker] verzochte billijke vergoeding, maakt [verzoeker] daarop aanspraak op basis van artikel 7:611 BW dan wel artikel 6:96 BW.
Het gaat om kosten die zijn gemachtigde voorafgaand aan de kantonprocedure heeft besteed aan ‘de kwestie van non-actiefstelling en de loonstop’; de beoogde kortgedingprocedure daarover is niet doorgegaan omdat salaris toch betaald bleek en daarna het ontbindingsverzoek werd ingediend.
Het hof wijst deze nevenvordering af. De gebruikelijke procesregels brengen mee dat voor proceskosten het liquidatietarief wordt gehanteerd (artikel 237 e.v. Rv) zodat er al zelden reden is voor vergoeding van werkelijke proceskosten. Een vordering tot vergoeding van volledige proceskosten, in afwijking van het liquidatietarief, is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht (bijvoorbeeld bij evidente ongegrondheid of kansloosheid van de vordering) of onrechtmatig handelen. Daarvan is hier geen sprake.
Uiteindelijk zijn alle arbeidsrechtelijke kwesties meegewogen in de bodemprocedure en daarvoor heeft de kantonrechter, terecht, het liquidatietarief toegepast waarin kosten ter voorbereiding van de zaak zijn verdisconteerd.
terecht bezwaar tegen proceskostenveroordeling in kantonprocedure
3.24
Tot slot heeft DentalRules nog beroep aangetekend tegen haar veroordeling in de proceskosten, waarvoor zij onder andere als grond opvoert dat zij niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het hof is het eens met dat bezwaar, mede gelet op Aanbeveling 3.2 van de “Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz” en de daarbij horende toelichting, te vinden op www.rechtspraak.nl. Het hof zal de beslissing op dat punt dan ook vernietigen en alsnog de kosten van de kantonprocedure compenseren.
de slotsom
3.25
De beroepsgronden van [verzoeker] falen. Twee van de vier beroepsgronden van DentalRules slagen. Bewijsaanbiedingen zijn gepasseerd omdat zij ofwel onvoldoende, ofwel in het geheel niet zijn gespecificeerd. Het hof zal de beschikking van de kantonrechter vernietigen voor zover het gaat om de onderdelen 6.5 (toewijzen billijke vergoeding) en 6.6 (proceskosten), voor het overige het hoger beroep verwerpen en [verzoeker] veroordelen tot terugbetaling van de billijke vergoeding, zoals door DentalRules verzocht.
[verzoeker] wordt veroordeeld in de kosten van het principale hoger beroep, aan de zijde van DentalRules bepaald op € 783,- griffierecht en € 2.228,- voor salaris van de advocaat volgens liquidatietarief (2 punten, tarief II à € 1114,-). In incidenteel hoger beroep zijn beide partijen op onderdelen in het gelijk en ongelijk gesteld, zodat de kosten daarvan worden gecompenseerd.

4.De beslissing

Het hof beslist in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter van 26 januari 2022 voor zover het gaat om de onderdelen in het dictum onder 6.5 en 6.6 en beslist in plaats daarvan als volgt:
compenseert de proceskosten in de kantonprocedure, zodat iedere partij de aan eigen zijde gevallen kosten moet dragen;
veroordeelt [verzoeker] , uitvoerbaar bij voorraad, tot terugbetaling aan DentalRules van het als billijke vergoeding toegewezen bedrag van € 6.534,- bruto, met wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de dag van ontvangst ervan door [verzoeker] tot terugbetaling;
verwerpt het principaal en het incidenteel hoger beroep voor het overige;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het principale hoger beroep, aan de zijde van DentalRules vastgesteld op € 783,- griffierecht en € 2.228,- voor salaris van de advocaat volgens liquidatietarief;
compenseert de proceskosten van het incidentele hoger beroep, zodat iedere partij de aan eigen zijde gevallen kosten dient te dragen;
wijst af wat partijen meer of anders hebben verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.E.L. Fikkers, K. Mans en G.H. Bunt en is in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2022.

Voetnoten

1.HR 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746