In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige1]. De moeder, die alleen het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] uitoefent, had in hoger beroep twee grieven ingediend tegen de eerdere beschikking van de kinderrechter. De kinderrechter had op 16 december 2021 de ondertoezichtstelling van de destijds ongeboren [de minderjarige1] uitgesproken, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van het kind en de zorg van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juni 2022 gaven zowel de raad voor de kinderbescherming als de gecertificeerde instelling (GI) aan dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk was, gezien de positieve ontwikkeling van de moeder. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd voor de periode vanaf heden en het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] afgewezen. Het hof benadrukt echter dat regievoering in het vrijwillig kader noodzakelijk blijft om de situatie van de moeder en het kind te monitoren, gezien het zorgelijke verleden van de moeder en de kwetsbaarheid van [de minderjarige1].