ECLI:NL:GHARL:2022:6333

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
21 juli 2022
Zaaknummer
200.309.729
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige en de verantwoordelijkheden van de ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017. De ouders van de minderjarige, die gezamenlijk het gezag uitoefenen, zijn in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 12 februari 2023. De kinderrechter had eerder, op 28 januari 2022, op verzoek van de William Schrikker Stichting, de ondertoezichtstelling verlengd. De ouders zijn van mening dat zij in staat zijn om de zorg voor hun kind weer zelf op te nemen, maar het hof oordeelt dat dit nog te vroeg is.

Het hof heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die te maken heeft met een ontwikkelingsachterstand. De ouders hebben moeite gehad met de schoolkeuze en de begeleiding van hun kind, wat heeft geleid tot een periode waarin de minderjarige niet naar school ging. Het hof heeft ook opgemerkt dat er veel discussie is tussen de ouders en hulpverleners, wat de situatie bemoeilijkt. De vader heeft aangegeven dat hij zijn agressie onder controle heeft, maar het hof vindt dat hij nog verdere hulp nodig heeft om beter om te gaan met zijn emoties.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er positieve veranderingen zijn in de situatie van de ouders, zoals een nieuwe baan voor de vader en ondersteuning voor de moeder. Desondanks concludeert het hof dat het nog te vroeg is om te zeggen dat de ouders in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van hun kind volledig zelf te dragen. Het hof bekrachtigt daarom de beslissing van de kinderrechter en wijst het verzoek van de ouders af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.309.729
(zaaknummer rechtbank Gelderland 397127)
beschikking van 21 juli 2021
in het hoger beroep van:
[verzoekster](de moeder), en
[verzoeker](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
advocaat: mr. E.R.T. Tromp te Nijmegen.
Belanghebbende is:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
in Amsterdam,
verder te noemen: de William Schrikker Stichting.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de ondertoezichtstelling van:
[de minderjarige] , geboren [in] 2017 te [woonplaats1] .

2.Belangrijke informatie

2.1
De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] .
2.2
[de minderjarige] is bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 10 april 2017 onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting. Deze ondertoezichtstelling is op 1 november 2018 geëindigd. Bij beschikking van de kinderrechter van 12 februari 2021 is [de minderjarige] op verzoek van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) opnieuw onder toezicht gesteld tot 12 februari 2022.

3.De beslissing van de kinderrechter

3.1
Bij beschikking van 28 januari 2022 heeft de kinderrechter op verzoek van de William Schrikker Stichting de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 23 februari 2023. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.2
De William Schrikker Stichting heeft ook een uithuisplaatsing van [de minderjarige] verzocht in een voorziening voor pleegzorg. De behandeling van dit verzoek heeft de kinderrechter aangehouden tot 19 april 2022. Op de na te noemen zitting hij het hof is gebleken dat de William Schrikker Stichting het verzoek tot uithuisplaatsing heeft ingetrokken.

4.Het hoger beroep

4.1
De ouders zijn het niet eens met de beslissing van de kinderrechter om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen tot 12 februari 2023. Zij zijn daarom van deze beslissing in hoger beroep gegaan.
4.2
In deze procedure moet het hof een beslissing geven op het verzoek van de ouders om de verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] alsnog af te wijzen.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift met bijlagen, ingekomen op 22 april 2022;
- het verweerschrift van de William Schrikker Stichting met bijlagen;
- een journaalbericht van mr. Tromp van 9 juni 2022 met een brief ter toelichting en bijlagen 11 en 12.
5.2
De zitting bij het hof was op 16 juni 2022.
Aanwezig waren:
- de ouders, met hun advocaat;
- een vertegenwoordiger voor de William Schrikker Stichting.
De raad heeft het hof een brief gestuurd, waarin staat dat zij de mondelinge behandeling niet zullen bijwonen.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
De kinderrechter mag een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling en de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening. Het moet wel de verwachting zijn dat de ouders de verzorging en opvoeding na een tijdje weer helemaal zelf kunnen gaan doen (artikel 1:255 BW).
De kinderrechter kan een lopende ondertoezichtstelling verlengen. Dat mag steeds voor maximaal een jaar (artikel 1:260 BW).
6.2
Het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen, een goede beslissing is. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de kinderrechter.
6.3
Vast staat dat bij [de minderjarige] sprake is van een ontwikkelingsachterstand op meerdere gebieden. Het is daarom erg belangrijk dat [de minderjarige] onderwijs krijgt dat goed aansluit bij zijn mogelijkheden om de achterstand zo klein mogelijk te houden. De ouders hebben daarover een deskundig advies gekregen, maar waren het met dit advies niet eens. Vervolgens is [de minderjarige] een periode van meerdere maanden niet naar school gegaan. Er is lang discussie geweest over de schoolkeuze. De ouders hebben voor een andere school gekozen en voor die school was ook vervoer geregeld via de gemeente. Toch is de plaatsing op die school niet doorgegaan, omdat de reistijd te lang zou worden voor [de minderjarige] . Sinds kort gaat [de minderjarige] naar de school die de GI heeft voorgesteld. Zijn ouders halen en brengen hem op de fiets. Volgens de ouders vindt [de minderjarige] het leuk op school en heeft hij daar ook vriendjes.
Het is mooi dat [de minderjarige] nu wel een plek op een passende school heeft, maar het is niet goed dat er tijd verloren is gegaan en [de minderjarige] hierop een aantal maanden heeft moeten wachten.
6.4
Het hof wordt uit de stukken duidelijk dat de ouders veel discussie voeren met hulpverleners en professionele instanties. Er is veel ondersteuning ingezet die na enige tijd weer wordt gestopt, omdat een onwerkbare situatie met de ouders ontstaat. Vooral de vader wordt snel boos als hij bijvoorbeeld het gevoel heeft dat er onvoldoende rekening met de omstandigheden van het gezin wordt gehouden. Het is ook voorgekomen dat hij kwaad is geworden in het bijzijn van [de minderjarige] . De vader stelt dat hij zijn agressie inmiddels onder controle heeft, omdat hij geleerd heeft uit de situatie te stappen als hij voelt dat het uit de hand loopt. Deze strategie is echter niet voldoende, omdat de vader hiervan voortdurend gebruik moet maken. Het is daarom noodzakelijk dat de vader een traject gaat volgen om meer grip op zijn negatieve emoties te krijgen. Dan hoeft het niet steeds zo ver te komen dat hij uit een moeilijke situatie moet stappen. Wanneer het de vader lukt om beter om te gaan met het gevoel dat mensen hem tegenwerken, en hij leert inzien dat hulp in het belang van [de minderjarige] is dan kan hij waarschijnlijk ook beter samenwerken met hulpverlening. Dan wordt het rustiger en dat zal het hele gezin ten goede komen.
De vader heeft inmiddels aanvaard dat hij professionele hulp op dit punt nodig heeft en is hiervoor aangemeld. Het hof vindt dat het verloop van deze hulpverlening gevolgd moet worden door de William Schrikker Stichting, dus is een ondertoezichtstelling nodig.
6.5
Verder is tijdens de mondelinge behandeling bij het hof gebleken dat er positieve veranderingen zijn geweest de afgelopen maanden. De vader heeft werk gevonden buitenshuis met zicht op een bestendige baan. Daardoor is het gezin niet meer de hele dag samen en is het volgens de beide ouders ontspannener in huis.
Inmiddels is ook hulpverlening ingezet vanuit [naam1] . De moeder heeft een zware periode doorgemaakt en voert gesprekken met een hulpverlener (FACT). De moeder geeft aan dat zij daar veel steun aan heeft. Zij is gestopt met EMDR-therapie want dat gaf haar teveel onrust. Daarnaast is gezinsbehandeling gestart in de vorm van huisbezoeken van anderhalf tot twee uur tweemaal per week. Dat biedt de moeder ook veel steun.
De ouders vinden dat de William Schrikker Stichting niet helpend is. De gezinsondersteuning vanuit [naam1] is volgens de ouders tot stand gebracht met behulp van mevrouw [naam2] vanuit [naam3] en niet via de William Schrikker Stichting. Het hof ziet dat anders. Het kan voorkomen dat een andere instantie een passend voorstel heeft en daarbij ook ondersteuning biedt aan de ouders. De William Schrikker Stichting is als gezinsvoogd echter ingezet om de belangen van [de minderjarige] te bewaken en de regie te voeren over de hulpverlening die moet worden ingezet. Er moet met de gezinsvoogd afgestemd worden welke hulp het meest passend is en duidelijk is dat dat niet altijd soepel verloopt. Ook al vinden de ouders dat dat bij het inschakelen van de gezinsondersteuning niet helemaal goed is gegaan, het is belangrijk dat de gezinsvoogd de komende periode het verloop van alle goede nieuwe ontwikkelingen blijft volgen en regie voert.
Het hof ziet dat de ouders veel van [de minderjarige] houden en hoopt dat zij de stijgende lijn die te zien is, kunnen voortzetten.
6.6
Het hof is van oordeel dat het nu nog te vroeg is om de conclusie te trekken dat de ouders voldoende in staat zijn om zelf de nodige hulpverlening in te schakelen en de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] weer volledig zelf kunnen dragen. Het hof zal de beslissing van de kinderrechter daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 28 januari 2022;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, D.J.M. van de Voort en A.T. Bol, in samenwerking met de griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022.