Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een echtscheiding en het huurrecht van de echtelijke woning tussen partijen, die in 2004 zijn gehuwd in Marokko. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft de rechtbank Midden-Nederland verzocht de echtscheiding uit te spreken en het huurrecht van de echtelijke woning aan hem toe te wijzen. De rechtbank heeft de echtscheiding toegewezen, maar het huurrecht aan de vrouw, verweerster in hoger beroep, toegewezen. De man is in hoger beroep gegaan met acht grieven, waarbij hij stelt dat zijn belang om de echtelijke woning te blijven huren groter is dan dat van de vrouw en de kinderen. De vrouw is niet verschenen in de procedure en heeft geen verweer gevoerd.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man zijn argumenten toegelicht, waarbij hij heeft gewezen op zijn psychische gesteldheid en de noodzaak van een veilige en prikkelarme woonomgeving. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw behoorlijk is opgeroepen, maar niet is verschenen. Hierdoor kon het hof de belangen van de vrouw niet afwegen tegen die van de man. Het hof heeft geoordeeld dat de argumenten van de man doorslaggevend zijn en heeft het huurrecht van de echtelijke woning aan hem toegewezen.
De beslissing van het hof houdt in dat de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 oktober 2021 ten aanzien van de echtscheiding wordt bekrachtigd, maar de beslissing over het huurrecht van de echtelijke woning wordt vernietigd. De man wordt met ingang van de inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand als huurder van de woning aangemerkt. De beschikking is uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2022.