ECLI:NL:GHARL:2022:6213

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
200.291.916
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgemeenschap en partneralimentatie met betrekking tot onroerende zaken in Marokko en waardering van een coffeeshop

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het een tussenbeschikking in hoger beroep over de verdeling van de huwelijksgemeenschap en partneralimentatie tussen een man en een vrouw. De beschikking is gegeven op 19 juli 2022 en heeft betrekking op de waardering van een coffeeshop en onroerende zaken in Marokko. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Aaryf, en de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Kaouass, zijn betrokken bij een geschil over de toedeling van onroerende zaken en de benoeming van een deskundige voor de waardering van de onderneming van de man.

Het hof heeft in eerdere beschikkingen al een voorlopige regeling getroffen met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken van de kinderen en heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de benoeming van een deskundige en de hoogte van de te betalen voorschotten. Aangezien partijen er niet in zijn geslaagd om overeenstemming te bereiken over de deskundige, heeft het hof besloten om zelf een deskundige aan te stellen. De deskundige zal de waarde van de coffeeshop en de onroerende zaken in Marokko taxeren.

Het hof heeft ook instructies gegeven aan partijen om taxateurs aan te wijzen voor de onroerende zaken, maar partijen hebben hier niet aan voldaan. Hierdoor is het hof niet in staat om de waarden van de afzonderlijke objecten vast te stellen. In de eindbeschikking heeft het hof besloten dat het appartement in [plaats1] en het huis in [plaats2] aan de man worden toegedeeld, terwijl het appartement in [plaats3] en het onroerend goed in [plaats5] aan de vrouw worden toegedeeld, zonder nadere verrekening. De verdere beslissing is aangehouden, en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.291.916/01 en 200.291.917/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 479885)
beschikking van 19 juli 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. A. Aaryf te Utrecht,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Kaouass te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 20 januari 2022 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- een journaalbericht van mr. Aaryf van 16 februari 2022;
- een journaalbericht van mr. Kaouass van 16 februari 2022;
- een journaalbericht van mr. Kaouass van 17 maart 2022;
- een journaalbericht van mr. Kaouass van 18 april 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Aaryf van 20 april 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Aaryf van 28 april 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Kaouass van 13 mei 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Aaryf van 25 mei 2022;
- een journaalbericht van mr. Kaouass van 13 juni 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Kaouass van 4 juli 2022.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 20 januari 2022, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof een (voorlopige) regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot de kinderen van partijen vastgesteld en, alvorens verder te beslissen, (kort gezegd):
- partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de te benoemen deskundige, de hoogte van de te betalen voorschotten en te wiens laste deze dienen te worden gebracht, en over de aan de deskundige te stellen vragen en
- bepaald dat partijen opdracht dienen te geven tot taxatie van de onroerende zaken in Marokko en zich over de resultaten van die taxaties dienen uit te laten.
deskundigenbericht
2.3
Partijen zijn er niet in geslaagd tot overeenstemming te komen over de te benoemen deskundige. Overeenkomstig zijn tussenbeschikking van 20 januari 2022 – waarin het hof heeft overwogen dat het hof een of meer deskundigen aanzoekt, tenzij partijen alsnog zelf tot afspraken kunnen komen – heeft het hof daarom een deskundige aangezocht.
2.4
Het hof is voornemens te benoemen tot deskundige:
[naam1] BV ( [naam2] , Register-Taxateur)
[adres] te [woonplaats1]
(tel. [nummer1] )
Het hof zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige.
2.5
Mede gelet op de uitlatingen van partijen ten aanzien van (de hoogte van) het voorschot in de kosten van de deskundige zal het hof het voorschot bepalen op € 5.000,- exclusief btw en tevens bepalen dat de man dit bedrag dient te betalen. Het hof zal in de eindbeschikking definitief beslissen welke partij de kosten van het deskundigenbericht zal dragen dan wel dat de kosten tussen partijen zullen worden verdeeld.
2.6
Zoals het hof in zijn beschikking van 20 januari 2022 heeft overwogen, is voor de bepaling van de waarde van de onderneming van de man de DCF-methode de meest geëigende methode. Het hof ziet naar aanleiding van de reacties van partijen bij journaalberichten van 16 februari 2022 de volgende vragen aan de deskundige voor te leggen:
1. Wat is de waarde van de coffeeshop [naam3] in het economisch verkeer berekend volgens de DCF-methode?
2. Zijn er in de specifieke omstandigheden van de zaak gronden gelegen om een andere waarderingsmethode te hanteren?
3. Wat is de op geld waardeerbare zakelijke goodwill van de coffeeshop op 29 april 2019 (peildatum)?
4. Hebben de aan de persoon gebonden vergunning en het uitsterfbeleid van de gemeente [de gemeente] invloed op de waardering van de eenmanszaak? Zo ja, in hoeverre?
5. Welke bedragen zijn in de jaren 2016-2018 in de vorm van salaris en andere (ondernemers)beloningen onttrokken aan de eenmanszaak en welke bedragen kunnen thans worden onttrokken zonder dat daarbij de continuïteit van de onderneming in gevaar komt, rekening houdend met eventuele uitkeringen in het kader van de verdeling van de eenmanszaak?
6. Zijn de inkomsten/winsten volgens jaarrekening betrouwbaar of kan er sprake zijn van
niet-verantwoorde inkomsten?
7. Heeft de deskundige nog opmerkingen die relevant zijn voor de beoordeling van de onderhavige zaak?
Het hof zal met partijen de uitkomsten van het onderzoek en de invloed daarvan op de kinder- en partneralimentatie bespreken.
onroerende zaken in Marokko
2.7
Zoals het hof reeds heeft overwogen, gaat het aan de zijde van de man uit van een appartement in [plaats1] en een huis in [plaats2] en aan de zijde van vrouw van een appartement in [plaats3] (ook wel aangeduid als [plaats4] ) en onroerend goed in [plaats5] . De man heeft bij journaalbericht van 20 april 2022 aangevoerd dat hij (alsnog) heeft aangetoond dat hij geen appartement in [plaats1] in eigendom heeft en hij verzoekt het hof om zijn verweer met betrekking tot het vermeende appartement te [plaats1] opnieuw te beoordelen. Gelet op hetgeen hierna wordt overwogen ten aanzien van (de verdeling van) de onroerende zaken in Marokko ziet het hof daartoe geen aanleiding. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat, ook als het appartement in [plaats1] niet is (af)gebouwd, in ieder geval een vordering bestaat van de man en zijn eerdere echtgenote op het bedrijf dat het project zou ontwikkelen vanwege een gedane aanbetaling dan wel dat hem de mogelijkheid wordt geboden een ander appartement met een verlaagde vierkante-meterprijs te verwerven waarop het reeds betaalde in mindering strekt, zoals de man zelf – nu voor het eerst in hoger beroep – heeft aangevoerd.
2.8
Het hof heeft partijen geïnstrueerd om, als zij er niet in slagen in gezamenlijk overleg taxateurs aan te wijzen, elkaar (binnen één maand na de datum van de tussenbeschikking) over en weer per onroerende zaak een lijst van drie door hem/haar aangezochte taxateurs verstrekken, waarna de wederpartij binnen twee weken een keuze maakt voor een taxateur die de waarde van elk object in het economisch verkeer (en de huurwaarden van de objecten) zal gaan vaststellen. Zij dienden binnen drie maanden na die beschikking de taxatierapporten aan het hof toe te zenden.
Aan die instructies hebben partijen niet voldaan. Zij hebben in hun uitlatingen (journaalberichten) na de tussenbeschikking nieuwe standpunten omtrent (het bestaan van) de onroerende zaken ingenomen en – ook na de termijn van drie maanden – nieuwe taxatierapporten overgelegd waarin waarden zijn opgenomen die in onverklaarbaar grote mate van elkaar en van de vroegere taxaties verschillen. Het hof is daarom niet in staat de waarden van de afzonderlijke objecten vast te stellen.
Het hof ziet daarom aanleiding – nu partijen geen overeenstemming over de verdeling van de onroerende zaken in Marokko hebben weten te bereiken – in de eindbeschikking de verdeling daarvan aldus vast te stellen dat het appartement in [plaats1] en het huis in [plaats2] aan de man worden toegedeeld en het appartement in [plaats3] ( [plaats4] ) en het onroerend goed in [plaats5] aan de vrouw worden toegedeeld, zonder nadere verrekening.
2.9
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en in het incidenteel hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
stelt partijen in de gelegenheid zich uit te laten over hetgeen hiervoor onder 2.4 is overwogen binnen twee weken na heden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.U.M. van der Werff, M.H.H.A. Moes en R. Krijger, bijgestaan door mr. Th.H.M. Lueb als griffier, is getekend door mr. R. Feunekes en is op 19 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.