ECLI:NL:GHARL:2022:6204

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
19 juli 2022
Zaaknummer
200.310.843/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van zorg- en contactregeling in het kader van personen- en familierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van een zorg- en contactregeling. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.J.P.C.G. Verheijen, verzocht om schorsing van de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, die op 9 maart 2022 was gegeven. De vader, vertegenwoordigd door mr. A. Sangar, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek. De zaak betreft de zorgregeling voor hun minderjarige kind, geboren in 2014, en de omgangsregeling die door de rechtbank was vastgesteld. De rechtbank had eerder bepaald dat de moeder een dwangsom verbeurt voor het niet naleven van de zorgregeling en dat er maandelijks informatie over het kind aan de vader moest worden verstrekt.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juli 2022 waren beide ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig. De moeder stelde dat de rechtbank niet had kunnen overwegen dat de poging tot contactherstel op 3 maart 2022 had geleid tot de noodzaak van EMDR-therapie voor de minderjarige. Het hof oordeelde echter dat de rechtbank voldoende rekening had gehouden met de situatie van de minderjarige en dat er geen nieuwe feiten waren die de schorsing van de beschikking rechtvaardigden. Het hof concludeerde dat de moeder niet had aangetoond dat de bestreden beschikking op een kennelijke misslag berustte.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de moeder tot schorsing afgewezen, waarmee de eerdere beslissingen van de rechtbank in stand blijven. De beschikking is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.310.843/02
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 510630)
beschikking van 19 juli 2022 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.J.P.C.G. Verheijen te Nijmegen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. A. Sangar te Rotterdam.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Utrecht,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 26 januari 2021 en 9 maart 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Bij de beschikking van 9 maart 2022 heeft de rechtbank als
voorlopigezorgregeling, die geldt totdat partijen in overleg met de GI een andere regeling overeenkomen of de rechter een andere regeling bepaalt, vastgesteld:
  • [de minderjarige] , geboren [in] 2014 te [plaats1] , en de vader hebben met ingang van vandaag één keer per 14 dagen omgang met elkaar onder begeleiding van de GI of een andere professionele instantie, waarbij de GI bepaalt hoe en in welk tempo wordt toegewerkt naar de bij beschikking van 26 januari 2021 vastgestelde voorlopige zorgregeling van één keer per 14 dagen 2 uur omgang;
  • de GI bepaalt in welk tempo en op welke wijze deze regeling vervolgens verder wordt uitgebreid en of de omgang nog langer begeleid moet worden.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de moeder een dwangsom verbeurt van € 150,- voor elke keer dat zij geen medewerking aan de zorgregeling onder 4.1. verleent, met een maximum van in totaal € 10.000,- en dat de moeder één keer per maand een e-mail of brief van tenminste 200 woorden zal sturen aan de vader over:
  • de gezondheid van [de minderjarige] ,
  • hoe het met hem gaat op school,
  • zijn hobby's, en
  • andere onderwerpen die de ontwikkeling van [de minderjarige] betreffen.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de moeder elke maand een recente foto van [de minderjarige] aan de vader zal sturen.
De rechtbank heeft de voormelde beslissingen over de zorg- en informatieregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en iedere verdere beslissing aangehouden.

2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op 10 mei 2022;
-het verweerschrift van de vader tegen het verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad
verklaring;
- een journaalbericht van mr. Verheijen van 27 juni 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 juli 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- twee vertegenwoordigers van de GI,
De raad voor de kinderbescherming was met bericht vooraf niet aanwezig.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Aan de orde is het verzoek van de moeder schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking, voor zover het de onder 1 genoemde beslissingen betreft. De vader voert hiertegen gemotiveerd verweer.
3.2
Aangezien tijdens de mondelinge behandeling enkel de werking van de bestreden beschikking ten aanzien van het contactherstel aan de orde is gesteld gaat het hof ervan uit dat het schorsingsverzoek zich daartoe beperkt zodat een oordeel over de (werking van de) andere onderdelen van de bestreden beschikking achterwege kan blijven.
3.3
Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.
3.4
Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Nu de rechtbank een gemotiveerde beslissing heeft gegeven ten aanzien van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad van de bestreden beschikking is alleen plaats voor een andere beslissing:
i) als verzoeker feiten en omstandigheden heeft genoemd die na de uitspraak van de rechtbank zijn gebeurd of aan het licht zijn gekomen, en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken, of
ii) als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust.
Voor een belangenafweging is geen plaats.
3.5
Het hof is van oordeel dat de door de moeder tijdens de mondelinge behandeling gestelde nieuwe feiten of omstandigheden de verzochte schorsing niet rechtvaardigen.
De moeder stelt dat de rechtbank niet in haar beslissing heeft kunnen betrekken dat de poging om op 3 maart 2022 tot contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] door druk vanuit de toenmalige gezinsvoogd zodanig is geëscaleerd, dat [de minderjarige] sindsdien en als gevolg daarvan EMDR-therapie [1] nodig heeft.
Het hof overweegt dat de rechtbank in haar beslissing heeft meegewogen dat [de minderjarige] de vader al langere tijd niet heeft gezien. De rechtbank vond begeleiding van de omgang door professionals dan ook noodzakelijk. De rechtbank heeft er dus rekening mee gehouden dat contactherstel niet eenvoudig zou zijn en dat bleek ook het geval. Hoewel [de minderjarige] en de vader aanwezig waren op de afgesproken locatie en de vader [de minderjarige] dolgraag wilde zien, is op 3 maart 2022 door de toenmalige gezinsvoogd besloten dat contact niet af te dwingen omdat [de minderjarige] dat toen niet aankon.
Niet aannemelijk is geworden dat [de minderjarige] EMDR-therapie nodig heeft als gevolg van deze poging tot contactherstel. De GI heeft geen aanwijzingen dat dit zo is en de moeder heeft het behandelplan waarin dit volgens haar staat, niet getoond. Nu het doel van de GI nog steeds is om in het belang van [de minderjarige] tot contactherstel met de vader te komen en ook niet is gesteld of gebleken dat de bestreden beschikking op een kennelijke misslag berust, is er geen reden voor schorsing van de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking op dat punt.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.M.G.T. Weijers-van der Marck, E. de Boer en
H. van Loo, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. R. Feunekes en is op 19 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Dat is een vorm van therapie die wordt ingezet bij traumaverwerking.