Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster,
1.Het geding in eerste aanleg
voorlopigezorgregeling, die geldt totdat partijen in overleg met de GI een andere regeling overeenkomen of de rechter een andere regeling bepaalt, vastgesteld:
- [de minderjarige] , geboren [in] 2014 te [plaats1] , en de vader hebben met ingang van vandaag één keer per 14 dagen omgang met elkaar onder begeleiding van de GI of een andere professionele instantie, waarbij de GI bepaalt hoe en in welk tempo wordt toegewerkt naar de bij beschikking van 26 januari 2021 vastgestelde voorlopige zorgregeling van één keer per 14 dagen 2 uur omgang;
- de GI bepaalt in welk tempo en op welke wijze deze regeling vervolgens verder wordt uitgebreid en of de omgang nog langer begeleid moet worden.
- de gezondheid van [de minderjarige] ,
- hoe het met hem gaat op school,
- zijn hobby's, en
- andere onderwerpen die de ontwikkeling van [de minderjarige] betreffen.
2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing
3.De motivering van de beslissing
Niet aannemelijk is geworden dat [de minderjarige] EMDR-therapie nodig heeft als gevolg van deze poging tot contactherstel. De GI heeft geen aanwijzingen dat dit zo is en de moeder heeft het behandelplan waarin dit volgens haar staat, niet getoond. Nu het doel van de GI nog steeds is om in het belang van [de minderjarige] tot contactherstel met de vader te komen en ook niet is gesteld of gebleken dat de bestreden beschikking op een kennelijke misslag berust, is er geen reden voor schorsing van de uitvoerbaarheid van de bestreden beschikking op dat punt.