ECLI:NL:GHARL:2022:6097

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
200.312.248/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep gesloten jeugdhulp voor 10-jarig kind na afwijzing verzoek kinderrechter

In deze zaak gaat het om een verzoek tot gesloten jeugdhulp voor een 10-jarig kind, hierna te noemen [verweerder]. De kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland had op 23 juni 2022 een verzoek tot gesloten plaatsing afgewezen, ondanks een eerder voorlopige machtiging. De gecertificeerde instelling, Regiecentrum Bescherming en Veiligheid (GI), heeft in hoger beroep vier grieven ingediend tegen deze afwijzing. Het hof heeft op 30 juni 2022 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij de GI en de moeder van [verweerder] aanwezig waren. De advocaat van [verweerder] heeft verweer gevoerd en verzocht om niet-ontvankelijkheid van de GI in het hoger beroep.

Het hof heeft vastgesteld dat er aanvullende informatie beschikbaar was die de noodzaak voor gesloten jeugdhulp onderbouwde. Het hof oordeelde dat voldaan was aan de wettelijke criteria van de Jeugdwet, gezien de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [verweerder]. Het hof heeft geconcludeerd dat de GI ontvankelijk is in het hoger beroep en heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd voor zover het gaat om de afwijzing van de machtiging tot gesloten jeugdhulp. Het hof heeft de gevraagde machtiging verleend met ingang van 21 juni 2022 voor de duur van vier weken, tot 19 juli 2022. De beschikking is mondeling gegeven en uitgesproken in het openbaar, met schriftelijke vastlegging op 14 juli 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.312.248/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 214356)
beschikking van 30 juni 2022
inzake
de gecertificeerde instelling
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
gevestigd te Leeuwarden,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI,
en
[verweerder] ,
verblijvende in behandelcentrum [naam1] te [plaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. K.B. Spoelstra te Groningen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: de moeder,
[de vader] ,
ingeschreven te [woonplaats2] , verblijvende te Londen (Verenigd Koninkrijk),
verder te noemen: de vader,
de raad voor de kinderbescherming,
regio Noord-Nederland, locatie Leeuwarden,
verder te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 23 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 27 juni 2022;
- een brief van de GI van 27 juni 2022;
- een e-mailbericht van de GI van 27 juni;
- het verweerschrift van [verweerder] .
2.2
Op 30 juni 2022, voorafgaand aan de mondelinge behandeling, is [verweerder] verschenen, die in aanwezigheid van zijn advocaat door het hof is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 30 juni 2022 plaatsgevonden. Namens de GI zijn [naam2] en [naam3] verschenen. Namens [verweerder] is zijn advocaat verschenen. De moeder is in persoon verschenen. Namens de raad is [naam4] verschenen.

3.De feiten

3.1
[verweerder] is [in] 2012 geboren. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [verweerder] .
3.2
Op 21 juni 2022 heeft de raad een mondeling verzoek gedaan aan de kinderrechter met betrekking tot [verweerder] . De kinderrechter heeft toen geoordeeld dat een verhoor van de belanghebbenden niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [verweerder] of anderen. De kinderrechter heeft daarom [verweerder] voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging verleend om hem gesloten te plaatsen, onder de voorwaarden, samengevat weergegeven, dat uiterlijk op 22 juni 2022 een schriftelijk verzoek wordt gedaan, dat wordt vergezeld met alle onderbouwende stukken die de wet voorschrijft en die stukken deze beslissing kunnen dragen. Het uiteindelijke verzoek van de raad strekte tot een voorlopige ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van vier weken.
3.3
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter [verweerder] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 21 juni 2022 tot 21 september 2022. Voorts is aan de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [verweerder] verleend voor dag en nacht in de accommodatie [naam1] met ingang van 21 juni 2022 voor de duur van twee weken. In de rechtsoverwegingen staat dat het verzoek van de raad tot het verlenen van een machtiging om [verweerder] te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voorlopig wordt afgewezen.
3.4
[verweerder] is op 21 juni 2022 geplaatst bij [naam1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
De GI is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 23 juni 2022. Alle grieven zien op de beslissing van de kinderrechter om het verzoek van de raad om een machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp af te wijzen. De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de gesloten machtiging uithuisplaatsing uit te spreken voor de verzochte duur, te weten een maand, en de voorlopige ondertoezichtstelling te bekrachtigen. Ter zitting heeft de GI verklaard dat het hoger beroep moet worden opgevat als uitsluitend te zijn gericht tegen de afwijzing van de machtiging gesloten jeugdhulp. Daarvan zal het hof dan ook uitgaan.
4.2
[verweerder] voert verweer en hij verzoekt primair de GI niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, en subsidiair de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid
5.1
Het hof begrijpt de beslissing van de kinderrechter en het gebruik van het woord ‘voorlopig’ in de rechtsoverwegingen aldus dat het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp, na een aanvankelijke mondelinge toewijzing onder voorwaarden op basis waarvan de minderjarige in een gesloten setting is geplaatst, op 23 juni 2022 alsnog is afgewezen en dat een machtiging uithuisplaatsing (als het mindere van een machtiging gesloten jeugdhulp) is toegewezen met ingang van 21 juni 2022 voor een periode van twee weken. Ter zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger van de raad verklaard dat zij uit telefonisch contact met de rechtbank op 21 en 22 juni 2022 heeft begrepen dat indien er alsnog een machtiging voor een gesloten plaatsing noodzakelijk zou worden geacht, daar een nieuw verzoek voor ingediend moest worden. De GI heeft verklaard dat zij de rechtbank verzocht heeft om de zitting bij de rechtbank van 1 juli 2022 te vervroegen, zodat een spoedzitting bij het hof niet nodig was. Dat verzoek is door de rechtbank afgewezen, waarbij is opgemerkt dat de GI een nieuw verzoek voor een gesloten plaatsing kan indienen als daar aanleiding voor is. Daaruit heeft de GI opgemaakt dat het verzoek van de raad, voor zover dat zag op een plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, geheel is afgewezen.
5.2
Hieruit volgt dat het hof met de GI van oordeel is dat in de bestreden beschikking sprake is van een eindoordeel over het verzoek om een machtiging gesloten jeugdhulp voor de gehele verzochte periode, ook nu dit eindoordeel niet expliciet in het dictum van de bestreden beschikking staat vermeld. De GI is daarom ontvankelijk in het hoger beroep tegen die afwijzing.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
Het hof is van oordeel dat voldaan is aan het wettelijk criterium van artikel 6.1.2 van de Jeugdwet (Jw). Het hof acht de jeugdhulp noodzakelijk in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, en acht tevens de opneming en het verblijf noodzakelijk om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Anders dan ten tijde van de beslissing van de kinderrechter bekend was, zijn bij de behandeling ter zitting van het hof aanvullende omstandigheden gemeld waardoor het hof van oordeel is dat aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Zo heeft [verweerder] sinds hij op de hoogte is gesteld van de open plaatsing meerdere malen gedreigd weg te lopen en heeft hij zelfs een keer zijn koffer al gepakt. Daar komt bij dat de moeder ter zitting heeft verklaard dat [verweerder] vaak wegloopt als hij boos is, bijvoorbeeld op school. Een dergelijke onttrekking aan de hulpverlening moet worden voorkomen, gelet op de jonge leeftijd van [verweerder] en op het gevaar dat zich in de periode voorafgaand aan de plaatsing bij [naam1] in verschillende situaties heeft gemanifesteerd (in de thuissituatie, op school en in de buurt). Gedurende de plaatsing bij [naam1] heeft [verweerder] bovendien richting zijn begeleiders benoemd hoe hij 'wapens' kan maken en dat hij naar eigen zeggen erg creatief is met elektriciteit, batterijen en folie en vuur of iets scherps. Het hof acht het van belang dat de vrijheidsbeperkende maatregelen die sinds het verblijf van [verweerder] bij [naam1] van toepassing zijn - en die onbestreden noodzakelijk zijn voor de veiligheid van [verweerder] zelf en de mensen om hem heen - voldoende worden gewaarborgd en gelegitimeerd. Naar het oordeel van het hof is er van een dergelijke waarborg en legitimering slechts sprake bij het verlenen van een machtiging voor plaatsing van [verweerder] in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp. Daarom zal het hof, ondanks de jonge leeftijd van [verweerder] , deze machtiging verlenen. Deze machtiging brengt met zich dat [verweerder] ook de bijbehorende rechtsbescherming heeft, inclusief de rechtsbijstand van zijn advocaat, hetgeen het hof eveneens in het belang van [verweerder] acht. Bij de beslissing weegt het hof voorts mee dat de GI ter zitting heeft benadrukt dat het uitdrukkelijk de bedoeling is om het huidige behandelplan waarin de vrijheidsbeperkende maatregelen voor [verweerder] tot een minimum zijn beperkt uit te blijven voeren en dat de machtiging dus niet wordt gevraagd om deze maatregelen uit te kunnen breiden.
5.4
Het hof zal daarom de beslissing van de kinderrechter van 23 juni 2022 vernietigen voor zover het gaat om de verleende machtiging tot uithuisplaatsing en alsnog de gevraagde machtiging gesloten jeugdhulp verlenen met ingang van 21 juni 2022 voor de duur van vier weken, dus tot 19 juli 2022.
5.5
De GI heeft gevraagd de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De beschikking is ingevolge artikel 6.1.12 lid 1 Jw reeds bij voorraad uitvoerbaar.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 23 juni 2022 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
verleent met ingang van 21 juni 2022 tot 19 juli 2022 een machtiging tot het doen opnemen en doen verblijven van [verweerder] in een gesloten accommodatie;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 30 juni 2022 mondeling gegeven en uitgesproken in het openbaar door mrs. L. van Dijk, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en J.G. Knot, bijgestaan door mr. M. Oevering als griffier. De schriftelijke vastlegging van de beschikking heeft plaatsgevonden op 14 juli 2022.