Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[de moeder] (de moeder),
[de oom](de oom) en
[de tante](de tante),
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een tijdelijke voogd voor een minderjarige, geboren in 2006 te Curaçao. De moeder van de minderjarige woont nog steeds op Curaçao en heeft het ouderlijk gezag. De minderjarige verblijft sinds 17 januari 2021 bij haar oom en tante in Nederland. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder verzocht om de tante als tijdelijke voogd te benoemen, maar dit verzoek was door de rechtbank Overijssel afgewezen. De Raad is in hoger beroep gegaan en heeft twee grieven ingediend.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder, door haar financiële situatie en het verlies van haar steun van haar moeder, niet in staat is om het gezag over haar dochter uit te oefenen. De moeder heeft aangegeven dat het in het belang van de minderjarige is om in Nederland te blijven, waar zij bij haar oom en tante kan wonen. Het hof heeft de procedure en de relevante wetgeving, waaronder artikel 1:253q en 1:253r van het Burgerlijk Wetboek, in overweging genomen.
Na het horen van de minderjarige en de aanwezigen tijdens de mondelinge behandeling, heeft het hof geconcludeerd dat de benoeming van de tante als tijdelijke voogd in overeenstemming is met de feitelijke situatie. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de tante benoemd tot tijdelijke voogdes over de minderjarige, waarmee de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie waarin de tante en oom de zorg voor de minderjarige op zich hebben genomen.