ECLI:NL:GHARL:2022:6083

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
18 juli 2022
Zaaknummer
200.308.409/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming tijdelijke voogdij over minderjarige met verblijf in Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een tijdelijke voogd voor een minderjarige, geboren in 2006 te Curaçao. De moeder van de minderjarige woont nog steeds op Curaçao en heeft het ouderlijk gezag. De minderjarige verblijft sinds 17 januari 2021 bij haar oom en tante in Nederland. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder verzocht om de tante als tijdelijke voogd te benoemen, maar dit verzoek was door de rechtbank Overijssel afgewezen. De Raad is in hoger beroep gegaan en heeft twee grieven ingediend.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder, door haar financiële situatie en het verlies van haar steun van haar moeder, niet in staat is om het gezag over haar dochter uit te oefenen. De moeder heeft aangegeven dat het in het belang van de minderjarige is om in Nederland te blijven, waar zij bij haar oom en tante kan wonen. Het hof heeft de procedure en de relevante wetgeving, waaronder artikel 1:253q en 1:253r van het Burgerlijk Wetboek, in overweging genomen.

Na het horen van de minderjarige en de aanwezigen tijdens de mondelinge behandeling, heeft het hof geconcludeerd dat de benoeming van de tante als tijdelijke voogd in overeenstemming is met de feitelijke situatie. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de tante benoemd tot tijdelijke voogdes over de minderjarige, waarmee de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie waarin de tante en oom de zorg voor de minderjarige op zich hebben genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.308.409/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 274824)
beschikking van 5 juli 2022
inzake
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
gevestigd te Zwolle,
verzoeker in hoger beroep.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de moeder] (de moeder),

wonende te Curaçao,
2. de verzorgers en opvoeders van [de minderjarige] :
[de oom](de oom) en
[de tante](de tante),
beide wonende te [woonplaats] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 28 januari 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 15 maart 2022;
- een brief van de raad van 10 mei 2022 met bijlage(n).
2.2
Op 9 juni 2022 is [de minderjarige] verschenen, die buiten aanwezigheid van de belanghebbenden door het hof is gehoord.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 9 juni 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren de oom en tante van [de minderjarige] . Namens de raad waren [naam1] en [naam2] aanwezig.

3.De feiten

3.1
De moeder heeft het ouderlijk gezag over haar dochter [de minderjarige] , geboren [in] 2006 te Curaçao. De moeder en [de minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit. De vader van [de minderjarige] is onbekend.
3.2
[de minderjarige] verblijft sinds 17 januari 2021 bij haar oom en tante in [woonplaats] . Haar moeder woont in Curaçao.
3.3
Bij beschikking van 21 juni 2021 is de tante van [de minderjarige] tot 21 december 2021 belast met de voorlopige voogdij over [de minderjarige] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de raad tot benoeming van de tante als (tijdelijke) voogd over [de minderjarige] afgewezen.
4.2
De raad is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
28 januari 2022. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De raad verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog de tante te benoemen tot (tijdelijke) voogd over [de minderjarige] .

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Aangezien [de minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft, acht het hof zich in dit interregionale geval bevoegd om met toepassing van Nederlands recht kennis te nemen van het voogdijverzoek van de raad.
Benoeming voogd
5.2
Het hof stelt voorop dat niet (meer) in geschil is dat de (tijdelijke) voogdij over [de minderjarige] door haar tante zou moeten worden uitgeoefend. Het verzoek van de raad om de tante van [de minderjarige] te belasten met de voogdij over haar is gebaseerd op artikel 1:253q juncto artikel 1:253r van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van deze bepalingen kan, voor zover van belang, in geval de ouder die het gezag over de minderjarige uitoefent al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen, de rechter op verzoek van de raad een voogd benoemen. In dit verband is verder van belang het op grond van artikel 38 lid 1 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden tot stand gekomen Protocol inzake de samenwerking op het gebied van voogdijvoorzieningen tussen Nederland en de Nederlandse Antillen van 11 januari 2006 (Voogdijregeling) en de Beschikking houdende richtlijnen (Stcrt. 12 april 2006, nr. 73) alsmede de Onderlinge regeling voortzetting onderlinge regelingen Nederlandse Antillen (Stcrt. 17 november 2010, nr. 18394). De Voogdijregeling beoogt te voorzien in de voogdij van minderjarigen die zich uit, onder andere, Curaçao zelfstandig -zonder ouders- willen vestigen in Nederland. Het doel van de Voogdijregeling is te voorkomen dat deze minderjarigen, eenmaal in Nederland, niet meer onder het wettelijk vereiste gezag staan, omdat hun ouders op Curaçao achterblijven en daardoor geen, althans onvoldoende zicht hebben op de minderjarigen in Nederland.
5.3
Uitgangspunt onder de Voogdijregeling is dat de ouders/verzorgers van een minderjarige die zich vanuit Curaçao wil vestigen in Nederland, voorafgaand aan zijn vertrek naar Nederland bij de Voogdijraad op Curaçao voorzien in de voogdij over de minderjarige. Kort gezegd geldt daarvoor de volgende procedure: (i) de Voogdijraad doet onderzoek naar de achtergrond en de migratiemotieven van de minderjarige, (ii) de raad voor de kinderbescherming in Nederland doet onderzoek naar de bereidheid en geschiktheid van
de beoogd voogd in Nederland, (iii) wanneer het onderzoek met een positief advies wordt afgesloten, verzoekt de Voogdijraad de rechter in het Caribische deel van het Koninkrijk de beoogd voogd in Nederland te benoemen, (iv) nadat de voogdij is geregeld, verstrekt de Voogdijraad een verklaring van geen bezwaar aan de minderjarige, waarmee de minderjarige naar Nederland kan afreizen (vgl. Kamerstukken II 2007-2008, 26 283, nr. 44, blz. 2).
De voogdijbeslissing van de Caribische rechter heeft rechtskracht in Nederland op grond van artikel 40 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.
5.4
Aangezien minderjarigen die op Curaçao wonen en de Nederlandse nationaliteit bezitten, zich vrij kunnen vestigen in Nederland, komt het -net als in de onderhavige zaak- voor dat een minderjarige zich zelfstandig in Nederland vestigt zonder dat de procedure op grond van de Voogdijregeling in acht is genomen. De kennelijke bedoeling van de opstellers van de Voogdijregeling is dat in dat geval, op verzoek van de raad, alsnog in de voogdij wordt voorzien door een beslissing van de Nederlandse rechter (vgl. Kamerstukken II 2007-2008, 26 283, nr. 44, blz. 2-3).
5.5
Uit het voorgaande leidt het hof af dat de Nederlandse overheid het niet in het belang van minderjarigen heeft geacht dat zij zich vanuit, onder andere, Curaçao in Nederland vestigen terwijl hun ouders die belast zijn met het wettelijke gezag op Curaçao blijven wonen. Om te voorkomen dat het ouderlijk gezag over minderjarigen, eenmaal in Nederland, feitelijk niet langer uitgeoefend kan worden, is de Voogdijregeling in het leven geroepen met als doel voor deze minderjarigen te voorzien in een voogd in Nederland.
5.6
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, komt naar voren dat de moeder van [de minderjarige] op Curaçao haar baan was kwijtgeraakt en daardoor onvoldoende financiële middelen had om voor al haar vijf kinderen te zorgen. Daarnaast was het voor de moeder zwaar om alle kinderen alleen op te voeden. De moeder kreeg in het verleden altijd (praktische en financiële) steun van haar moeder (de oma van [de minderjarige] ), maar die steun is gestopt omdat oma in oktober 2020 is overleden. De familie heeft toen besloten dat het voor [de minderjarige] het beste zou zijn dat zij in Nederland bij haar oom en tante zou gaan wonen. [de minderjarige] is vervolgens naar Nederland gegaan en woont sinds 17 januari 2021 bij haar oom, tante en nichtje in [woonplaats] . Het is de verwachting dat [de minderjarige] langere tijd in Nederland zal verblijven. Haar oom en tante willen graag voor haar zorgen en haar tante is bereid de (tijdelijke) voogdij uit te oefenen. [de minderjarige] heeft tijdens het kindgesprek bij het
hof (opnieuw) de wens uitgesproken om in Nederland te blijven wonen. Verder heeft ze aangegeven dat ze erg blij is dat ze bij haar oom, tante en nichtje kan wonen en dat ze haar vervolgopleiding ook in Nederland wil gaan doen. [de minderjarige] gaat momenteel naar een internationale school in [woonplaats] , waar zij onder meer Nederlandse les krijgt. [de minderjarige] pikt
de Nederlandse taal erg goed op, zo is het hof tijdens het kindgesprek gebleken.
5.7
In de brief van de Voogdijraad van 2 maart 2022 komt naar voren dat het tevens de wens van de moeder is dat [de minderjarige] in Nederland blijft voor een betere toekomst. In deze brief komt verder naar voren dat de moeder zichzelf -mede gelet op het tijdsverschil- niet in staat acht om haar ouderlijk gezag op afstand uit te oefenen, de verantwoordelijkheid met betrekking tot de zorg en opvoering van [de minderjarige] bij de oom en tante laat en wenst dat de tante belast wordt met de (tijdelijke) voogdij over [de minderjarige] . De moeder heeft onvoldoende (financiële) middelen, zoals een goed werkende internetverbinding, om direct betrokken te zijn bij het leven van [de minderjarige] en om voor haar (tijdig) beschikbaar te zijn. Wel beschikt zij over een telefoon, zodat zij op die manier af en toe contact heeft met (de oom en tante van) [de minderjarige] .
De moeder is verder niet betrokken bij de beslissingen die over [de minderjarige] genomen moeten worden. De moeder is daarvoor onvoldoende op de hoogte van de situatie in Nederland en de Nederlandse taal onvoldoende machtig. De moeder heeft veel uitleg en begeleiding nodig bij zaken die betrekking hebben op het verblijf van [de minderjarige] in Nederland, terwijl de benodigde hulp in haar nabije omgeving niet voorhanden is. De moeder woont in een landelijk buitengebied en de hulpverlenende instanties in de stad (zoals het ‘Centrum voor Jeugd’) zijn vanuit haar woonplaats moeilijk bereikbaar. Ook bieden deze instanties geen ondersteuning bij de uitoefening van ouderlijk gezag op afstand.
5.8
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden voldaan is aan het in artikel 1:253q juncto artikel 1:253r BW gestelde vereiste dat de ouder die het gezag over de minderjarige uitoefent al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen. Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen dat er geen bezwaren zijn gebleken tegen de benoeming van de tante van [de minderjarige] tot haar voogdes, zal het hof het verzoek van de raad toewijzen. Hiermee wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie waarin de tante (samen met de oom) van [de minderjarige] haar verzorging en opvoeding op zich heeft genomen en sinds haar verblijf in Nederland alle voor haar belangrijke beslissingen heeft genomen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 28 januari 2022, en opnieuw beschikkende:
benoemt tot (tijdelijke) voogdes over de minderjarige [de minderjarige] , geboren [in]
2006 te Curaçao, Nederlandse Antillen: [de tante] , geboren [in] 1973 te Curaçao, Nederlandse Antillen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, ter attentie van het openbaar register;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, M.A.F. Veenstra en
B.J. Voerman, bijgestaan door mr. S.C. Lok als griffier, en is op 5 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.