In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie na een echtscheiding. De partijen, een man en een vrouw, waren gehuwd op huwelijkse voorwaarden en zijn in 2021 gescheiden. De rechtbank Gelderland had in een eerdere beschikking bepaald dat de man aan de vrouw een alimentatie van € 1.694,- per maand moest betalen, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. De man is in hoger beroep gegaan, waarbij hij vier grieven heeft ingediend die betrekking hebben op de behoefte van de vrouw, haar verdiencapaciteit, en de draagkracht van de man. De vrouw heeft in incidenteel hoger beroep ook vier grieven ingediend, waarbij zij een hogere alimentatie van € 3.000,- per maand verzoekt.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij onder andere de mondelinge behandeling op 16 juni 2022 heeft plaatsgevonden. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de huwelijkse voorwaarden en de financiële situatie van beide partijen. Het hof concludeert dat de man voldoende draagkracht heeft om de vastgestelde alimentatie te betalen en dat de vrouw, ondanks haar gezondheidsklachten, in staat is om een inkomen te genereren dat in lijn ligt met haar verdiencapaciteit. Het hof heeft de grieven van de man en de vrouw verworpen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de alimentatieverplichting van de man in stand blijft. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, aangezien de partijen gewezen echtgenoten zijn.