Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezamenlijk gezag van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, vertegenwoordigd door mr. K.R. Koopman, en de vader, vertegenwoordigd door mr. N. van Amsterdam, hebben beiden een verzoek ingediend om het gezag over hun kinderen te regelen. De gecertificeerde instelling Stichting Samen Veilig Midden-Nederland was als informant betrokken bij de procedure. Het hof heeft in zijn beschikking van 20 juli 2021 de raad voor de kinderbescherming verzocht om onderzoek te doen naar de gezagsvoorziening die het meest in het belang van de kinderen zou zijn. In het raadsrapport van 16 maart 2022 werd geconcludeerd dat gezamenlijk gezag het beste zou zijn voor de kinderen, omdat dit hen in staat stelt om op beide ouders te vertrouwen en hen te betrekken bij belangrijke beslissingen over hun ontwikkeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juni 2022 werd duidelijk dat de GI sinds 15 april 2022 niet meer betrokken was, omdat de kinderrechter het verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling had afgewezen. Desondanks handhaafde de raad zijn advies voor gezamenlijk gezag. Het hof oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico was dat de kinderen klem zouden raken tussen de ouders en dat het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen was. Het hof benadrukte dat het uitgangspunt van de wetgever gezamenlijk ouderlijk gezag is en dat ouders een zware inspanningsplicht hebben om dit goed te laten verlopen. De ouders communiceerden weliswaar niet goed, maar dit was geen reden om het gezag aan één ouder toe te kennen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 18 november 2020, voor zover het de gezagsbeslissing betreft.