In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de instelling van een mentorschap en bewind voor [verzoekster]. De verzoekers, [verweerster] en [verweerder], hebben in eerste aanleg verzocht om ondercuratelestelling van [verzoekster], wat later is gewijzigd naar een verzoek om bewind en mentorschap. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de goederen van [verzoekster] onder bewind gesteld en [verweerder] benoemd tot bewindvoerder, terwijl de moeder van [verzoekster] als mentor is aangesteld. [verzoekster] is in hoger beroep gekomen tegen deze beschikking, met de stelling dat zij in staat is haar belangen zelf te behartigen en dat er geen noodzaak is voor een mentorschap.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 mei 2022 is gebleken dat [verzoekster] sinds het verlaten van de ouderlijke woning hulp ontvangt van GGMD en dat zij in staat is om haar verzorging en begeleiding zelf te regelen. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen van de familie over [verzoekster] begrijpelijk zijn, maar dat deze niet voldoende zijn om een mentorschap in te stellen. Het hof heeft geoordeeld dat de verzoekers de noodzaak van het mentorschap onvoldoende hebben onderbouwd en heeft de bestreden beschikking vernietigd. Het hof heeft de goederen van [verzoekster] onder bewind gesteld en een bewindvoerder benoemd, maar het mentorschap is niet ingesteld. De kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.