ECLI:NL:GHARL:2022:5938

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
200.305.437
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking tot instelling van mentorschap en bewind voor betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de instelling van een mentorschap en bewind voor [verzoekster]. De verzoekers, [verweerster] en [verweerder], hebben in eerste aanleg verzocht om ondercuratelestelling van [verzoekster], wat later is gewijzigd naar een verzoek om bewind en mentorschap. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de goederen van [verzoekster] onder bewind gesteld en [verweerder] benoemd tot bewindvoerder, terwijl de moeder van [verzoekster] als mentor is aangesteld. [verzoekster] is in hoger beroep gekomen tegen deze beschikking, met de stelling dat zij in staat is haar belangen zelf te behartigen en dat er geen noodzaak is voor een mentorschap.

Tijdens de mondelinge behandeling op 31 mei 2022 is gebleken dat [verzoekster] sinds het verlaten van de ouderlijke woning hulp ontvangt van GGMD en dat zij in staat is om haar verzorging en begeleiding zelf te regelen. Het hof heeft vastgesteld dat de zorgen van de familie over [verzoekster] begrijpelijk zijn, maar dat deze niet voldoende zijn om een mentorschap in te stellen. Het hof heeft geoordeeld dat de verzoekers de noodzaak van het mentorschap onvoldoende hebben onderbouwd en heeft de bestreden beschikking vernietigd. Het hof heeft de goederen van [verzoekster] onder bewind gesteld en een bewindvoerder benoemd, maar het mentorschap is niet ingesteld. De kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.305.437
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9382192)
beschikking van 12 juli 2022
inzake
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. K.M. van Aken te Vught,
en
[verweerster] ,
verder te noemen: de moeder,
en
[verweerder],
verder te noemen: [verweerder] ,
beiden wonende te [woonplaats2] ,
verweerders in hoger beroep, verder tezamen te noemen: verweerders,
advocaat: mr. K. Broere te Arnhem.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 15 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 14 januari 2022;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht van mr. Van Aken van 20 mei 2022 met producties;
  • een bericht van mr. Broere van 30 mei 2022; en
  • een bericht van mr. Van Aken van 30 mei 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 31 mei 2022 plaatsgevonden. [verzoekster] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat en gebarentolk. Verweerders zijn verschenen en werden bijgestaan door hun advocaat. Tevens is de vader verschenen. Aan een medewerkster van GGMD maatschappelijk werk heeft het hof met instemming van partijen bijzondere toegang verleend om de mondelinge behandeling bij te wonen.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is geboren te [woonplaats2] [in] 1986. De verweerders zijn de moeder en de jongere broer van [verzoekster] . In eerste aanleg ware zij de verzoekers.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 6 augustus 2021, hebben verweerders verzocht om ondercuratelestelling van [verzoekster] . Verweerders hebben het verzoek daarna gewijzigd en verzocht om instelling van een bewind en mentorschap.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kantonrechter de goederen die (zullen) toebehoren aan [verzoekster] onder bewind gesteld, wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand en een mentorschap ten behoeve van haar ingesteld. [verweerder] is benoemd tot bewindvoerder en de moeder is benoemd tot mentor.
4.2
[verzoekster] is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en de verzoeken van verweerders af te wijzen, subsidiair een professionele bewindvoerder en mentor te benoemen, met zowel primair als subsidiair een hoofdelijke veroordeling van verweerders in de kosten van deze procedure.
4.3
De moeder en [verweerder] voeren verweer. Zij vragen het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verzoekster] niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, dan wel de verzoeken af te wijzen, kosten rechtens.

5.5. De motivering van de beslissing

Bewind
5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van
zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
Op grond van 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat belanghebbenden het erover eens zijn dat bewind over alle goederen van [verzoekster] nodig is. Zij zijn het er ook over eens dat [naam1] van [naam2] te [plaats1] tot bewindvoerder moet worden benoemd. De beoogde bewindvoerder heeft zich daartoe ook bereid verklaard. Het hof is het met de belanghebbenden en de rechtbank eens dat het bewind nodig is vanwege de geestelijke toestand van [verzoekster] en zal de voorgestelde bewindvoerder benoemen.
Mentorschap
5.3
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd. Ingevolge artikel 1:462 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet langer meer bestaat, het mentorschap opheffen op verzoek van de mentor of van degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
5.4
[verzoekster] voert aan dat zij de ouderlijke woning op 17 juni 2021 heeft verlaten. Zij is vertrokken naar een voor de ouders en haar broer [verweerder] onbekend adres. [verzoekster] is van mening dat voor een mentorschap geen noodzaak bestaat. Met de begeleiding die zij heeft van een maatschappelijk werker/zorgcoördinator en een woonbegeleidster, beiden van GGMD (Geestelijke Gezondheidszorg en Maatschappelijke Dienstverlening), is [verzoekster] prima in staat om contacten die gaan over haar verzorging, behandeling en begeleiding, zelf te onderhouden. Zij doet dit al sinds zij uit het ouderlijk huis is vertrokken. Het verzoek is ingediend om haar vrijheid te beperken. Het gaat om een familieruzie, maar die is niet op te lossen door het instellen van een mentorschap. De rechtbank is bewust onjuist geïnformeerd door verzoekers, waardoor [verzoekster] hoger beroep moet instellen en kosten maken. [verzoekster] verzoekt dan ook de verweerders in hoger beroep in de kosten te veroordelen.
5.5
De verweerders voeren aan dat [verzoekster] een verstandelijke beperking heeft. Zij is kwetsbaar, beïnvloedbaar en heeft gebrek aan inzicht. [verzoekster] heeft geen reëel toekomstbeeld over relaties, wonen en werk. [verzoekster] zal nooit volledig zelfstandig kunnen gaan wonen. Na het verlaten van de school in 2006 tot haar vertrek uit de ouderlijke woning heeft [verzoekster] thuis gewoond. Al haar zaken werden door de familie geregeld. De verweerders zijn van mening dat de vrijwillige begeleiding van GGMD niet voldoende is. [verzoekster] verkeert in een omgeving waar mensen misbruik van haar maken. Het meest van belang is dat [verzoekster] in goede handen is. De verweerders hopen op contactherstel en herstel van vertrouwen, dan zijn zij degenen die het best de belangen van [verzoekster] kunnen behartigen. Ten aanzien van het verzoek van [verzoekster] om een professionele mentor te benoemen, refereren verweerders zich aan het oordeel van het hof.
5.6
Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat [verzoekster] niet in staat is haar (niet-vermogensrechtelijke) belangen behoorlijk waar te nemen. Sinds [verzoekster] de ouderlijke woning heeft verlaten, heeft zij daar hulp bij.
De hulpverlening vanuit de GGMD (productie 10 bij journaalbericht van 20 mei 2022) verklaart dat [verzoekster] zich begeleidbaar opstelt, zowel naar de woonbegeleidster als naar de maatschappelijk werkster. [verzoekster] komt afspraken na, maakt haar keuzes in overleg met de hulpverlening en zij is erg open en eerlijk naar de hulpverlening. Daarnaast werkt [verzoekster] mee aan een psychologisch onderzoek waarbij gekeken wordt naar haar mogelijkheden. Omdat er wekelijks woonbegeleiding komt en ook maatschappelijk werk betrokken is, blijft [verzoekster] in beeld bij de hulpverlening. Klachten op alle gebieden kunnen dan worden besproken en in overleg kunnen de juiste maatregelen worden getroffen, waarbij de GGMD [verzoekster] ondersteunt. Als [verzoekster] ondersteuning nodig heeft, vraagt zij daar zelf om. [verzoekster] verzorgt zichzelf goed. De woning van [verzoekster] ziet er schoon en verzorgd uit. [verzoekster] is leergierig en zij wil graag meer weten over de wereld en hoe dingen in elkaar zitten, aldus de GGMD. De verweerders hebben dit alles niet gemotiveerd weersproken.
5.7
Het hof is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt dat [verzoekster] zelf hulp vraagt en accepteert, dat zij goed meewerkt en dat er geen zorgen zijn over haar verzorging en woonsituatie. Gelet hierop hebben de verweerders de noodzaak van het instellen van een mentorschap voor [verzoekster] onvoldoende onderbouwd. Het hof acht de door de familie geuite zorgen over [verzoekster] begrijpelijk, mede gelet op de manier waarop [verzoekster] de voormalige woning van de ouders heeft verlaten, maar dat is, zonder bijkomende omstandigheden die niet zijn gesteld en evenmin zijn gebleken, geen reden om een mentorschap in te stellen.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.
6.2
Gelet op de omstandigheid dat de belanghebbenden in familierechtelijke rechtsbetrekking tot elkaar staan en het geschil hieruit voortvloeit, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 15 oktober 2021, en opnieuw beschikkende:
stelt de goederen die toebehoren en zullen toebehoren aan [verzoekster] , geboren te [woonplaats2] [in] 1986, onder bewind, als bedoeld in artikel 1:431, eerste lid, aanhef en onder a, BW;
benoemt tot bewindvoerder:
[naam1] van [naam2] , [plaats1] ;
stelt de jaarbeloning van de bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
stelt de eenmalige beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder vast op € 586,- exclusief BTW;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J.M. van de Voort, J.B. de Groot en E. de Boer, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 12 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.