ECLI:NL:GHARL:2022:5911

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
200.300.686/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling van een dienstverband met betrekking tot achterstallig loon en verblijfskostenvergoeding

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om de financiële afwikkeling van een dienstverband tussen [appellant] en European Transport Services Drachten B.V. (ETS). [appellant] was in dienst bij ETS van 12 juni 2017 tot en met 31 december 2019 en vorderde achterstallig loon en verblijfskostenvergoeding over de periode van februari 2019 tot en met november 2019. De kantonrechter had eerder de vorderingen van [appellant] afgewezen, maar in hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat ETS de vorderingen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Het hof heeft vastgesteld dat ETS de cao niet correct heeft nageleefd en heeft de vorderingen van [appellant] toegewezen, inclusief de wettelijke verhoging en rente. Het hof heeft ETS ook opgedragen om de urenverantwoordingsstaten over te leggen en de eindafrekening te herzien. De uitspraak is gedaan op 12 juli 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.300.686/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8819368)
arrest van 12 juli 2022
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats] ,
appellant,
bij de kantonrechter: eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J. van Overdam, die kantoor houdt te Utrecht,
tegen
European Transport Services Drachten B.V. (in liquidatie),
die gevestigd is in Drachten,
geïntimeerde,
bij de kantonrechter: gedaagde,
hierna:
ETS,
advocaat: mr. C. Karharman, die kantoor houdt te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Na het tussenarrest van 5 april 2022 heeft op 1 juni 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag opgemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd uitspraak te doen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
Deze zaak gaat over de financiële afwikkeling van een dienstverband. [appellant] was vanaf 12 juni 2017 tot en met 31 december 2019 in dienst bij ETS als [functie] . Volgens [appellant] zijn hem gedurende het dienstverband te weinig loon en verblijfkostenvergoeding uitbetaald. Het geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.
2.2
[appellant] is van 12 juni 2017 tot en met 31 december 2019 als [functie] in dienst geweest bij ETS. Vanaf zijn indiensttreding tot 19 mei 2019 is hij ingeschaald in functieschaal D5 en vanaf 19 mei 2019 tot en met 31 december 2019 in functieschaal D6.
2.3
Op de arbeidsovereenkomst is de cao voor het beroepsgoederenvervoer over de weg en verhuur van mobiele kranen (hierna: de cao) van toepassing verklaard.
In artikel 26a van deze cao is bepaald dat de werknemer zijn diensturen moet registreren op een door de werkgever verstrekte urenverantwoordingsstaat, dat deze werknemer deze na controle door de werkgever getekend retour ontvangt, dat de werknemer binnen drie maanden bezwaar kan maken en dat bij gebreke daarvan de urenverantwoordingsstaat als bewijs geldt. Ook staat daarin dat de werkgever de urenverantwoordingsstaten tenminste een jaar (na de datum waarop de invulling betrekking heeft) dient te bewaren.
In het bedrijf van ETS worden de in de cao genoemde urenverantwoordingsstaten ook aangeduid met de term “dagrapporten”. Die aanduiding wordt daarom hierna ook wel gebruikt. Artikel 40 van de cao regelt dat onderweg gemaakte kosten bestaande uit maaltijden, overige consumpties en sanitaire voorzieningen worden vergoed volgens het in lid 3 van dit artikel opgenomen schema. In dit schema zijn concrete tarieven opgenomen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen eendaagse ritten, meerdaagse ritten en tussentijdse dagen. Bij de berekening van meerdaagse ritten wisselt het tarief naar gelang sprake is van een eerste dag, tussentijdse dag of een laatste dag en dient bij de eerste en de laatste dag tevens rekening te worden gehouden met het tijdstip van vertrek respectievelijk de aankomsttijd.
2.4
[appellant] heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd bij schrijven van 28 november 2019 per 1 januari 2020, wat door ETS is bevestigd per brief van 29 november 2019. Na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst heeft [appellant] bij de kantonrechter betaling gevorderd van achterstallig loon en achterstallige verblijfkostenvergoeding over de periode van februari 2019 tot en met november 2019, met een aantal nevenvorderingen.
2.5
De kantonrechter in Leeuwarden heeft de vorderingen van [appellant] in het vonnis 6 juli 2021 afgewezen op de grond dat deze onvoldoende inzichtelijk zijn gemaakt en onvoldoende zijn onderbouwd. De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat zijn vorderingen alsnog worden toegewezen.
2.6
Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat ETS haar activiteiten per 1 januari 2022 heeft beëindigd en sindsdien in liquidatie verkeert.

3.De beoordeling in hoger beroep

3.1
Het hof zal oordelen dat ETS de door [appellant] gestelde vorderingen aan loon en verblijfkostenvergoeding onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Het hof zal deze vorderingen dus toewijzen, net als de nevenvorderingen. Hierna wordt dat thematisch onderbouwd.
De vordering in hoger beroep
3.2
Onder aanvoering van één grief strekt het hoger beroep van [appellant] ertoe dat het vonnis van de kantonrechter wordt vernietigd en dat het hof, samengevat:
(I) voor recht verklaart dat ETS de cao niet correct en getrouwelijk heeft nageleefd;
(II) ETS opdraagt om alle urenverantwoordingsstaten c.q. dagrapporten over 2019 over te leggen aan [appellant] , meer in het bijzonder die betrekking hebben op week 23, 24, 25 en 26 van 2019, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
(III) ETS veroordeelt tot betaling van € 5.228,- bruto aan achterstallig loon over de periode van februari 2019 tot en met november 2019, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
(IV) ETS veroordeelt tot betaling van € 3.423,10 aan achterstallige verblijfkostenvergoeding over de periode van februari 2019 tot en met november 2019, vermeerderd met wettelijke rente;
(V) ETS opdraagt om de eindafrekening te herzien;
(VI) ETS veroordeelt tot betaling van het uit de herziene eindafrekening blijkende te weinig betaalde loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
(VII) ETS veroordeelt tot het verstrekken van inzichtelijke en deugdelijke bruto/netto-specificaties, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
(VIII) ETS veroordeelt tot restitutie aan [appellant] van de proceskosten die ter uitvoering van het bestreden vonnis aan ETS zijn voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente;
(VIX) ETS veroordeelt in de (na)kosten van beide instanties, vermeerderd met de wettelijke rente.
De eiswijziging
3.3
Het hof stelt vast dat [appellant] zijn vordering in hoger beroep ten opzichte van zijn vordering bij de kantonrechter heeft gewijzigd. ETS heeft tegen deze eiswijziging in hoger beroep geen bezwaar gemaakt. Ook ambtshalve ziet het hof geen aanleiding deze eiswijziging buiten beschouwing te laten. Daarnaast heeft [appellant] zijn vordering ter zitting in hoger beroep verminderd, in die zin dat hij nu nog een bedrag van € 3.938,60 bruto aan achterstallig loon en een bedrag van € 1.957,65 netto aan achterstallige verblijfkostenvergoeding over de periode van februari 2019 tot en met november 2019 vordert. Een vermindering van eis is te allen tijde toegestaan, zodat het hof ook deze eiswijziging toestaat.
Ontvankelijkheid
3.4
ETS vindt dat [appellant] niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn vorderingen tot betaling van achterstallig loon en achterstallige verblijfkostenvergoeding gelet op het bepaalde in artikel 26a van de cao. Omdat [appellant] pas in zijn e-mailbericht van 17 december 2019 bezwaren heeft geuit tegen de urenverantwoordingsstaten en hij op die staten een tweede handtekening heeft geplaatst, gelden de door ETS gecorrigeerde urenverantwoordingsstaten over de periode februari 2019 tot en met november 2019 als bewijs en is over deze uren geen discussie meer mogelijk.
3.5
Het hof verwerpt dit niet-ontvankelijkheidsverweer. ETS ziet eraan voorbij dat [appellant] niet de uren op de door ETS gecorrigeerde urenverantwoordingsstaten ter discussie stelt. [appellant] meent dat de op die urenverantwoordingsstaten gebaseerde loonbetaling en onkostenvergoeding niet correct is. Daar heeft de reclamatieregeling van artikel 26a van de cao geen betrekking op.
De loonvordering van € 3.938,60 bruto
3.6
Voorop staat dat de gecorrigeerde urenverantwoordingsstaten tot uitgangspunt dienen te worden genomen. Volgens [appellant] heeft op basis van deze urenverantwoordingsstaten geen correcte loonbetaling plaatsgevonden. [appellant] onderbouwt deze stelling met een berekening die hij heeft uitgevoerd met het loonprogramma dat FNV en de stichting VNB hebben ontwikkeld ter controle op de naleving van de cao. Uitgaande van de loonspecificaties, de door ETS gecorrigeerde urenverantwoordingsstaten, de geldende cao-bepalingen en de salarisschaal en het uurloon die voor [appellant] van toepassing zijn, komt de berekening uit op een bedrag van € 3.938,60 bruto aan onbetaald gebleven loon. In zijn toelichting op de berekening wijt [appellant] de incorrecte betaling van ETS onder meer aan de onjuiste vermelding van het uurloon per januari 2019 en per mei 2019 op de salarisspecificaties en de omstandigheid dat ETS de tredeverhoging per mei 2019 niet heeft doorgevoerd in betaling van de overuren, de zaterdaguren en de TVT-uren.
3.7
ETS heeft erkend dat op de salarisspecificaties van [appellant] per januari 2019 een uurloon staat vermeld van € 14,76 in plaats van € 14,77 en per mei 2019 van € 15,35 in plaats van
€ 15,36. Volgens haar is echter wel volgens het juiste maandsalaris uitbetaald, zij het dat de overuren, zaterdaguren en TVT-uren per mei 2019 inderdaad niet met toepassing van de juiste trede zijn voldaan.
3.8
Daarnaast wijst ETS er op dat uit de berekening van [appellant] blijkt dat TVT-uren zijn meegenomen in het aantal overuren en dat deze uren daarmee tweemaal worden meegenomen in het tegoed van [appellant] . In de ter zitting herziene berekening van [appellant] is dit echter gecorrigeerd.
3.9
ETS voert tenslotte aan dat de berekening van [appellant] niet klopt omdat daarbij is uitgegaan van urenverantwoordingsstaten die niet door ETS zijn gecorrigeerd. ETS heeft ter onderbouwing van de juistheid van haar uitbetaling op basis van de door haar gecorrigeerde urenverantwoordingsstaten echter zelf geen berekening in het geding gebracht. Zij heeft ter zitting desgevraagd ook niet kunnen aangeven waaruit blijkt dat de berekening van [appellant] , ondanks diens stelling dat hij de door ETS gecorrigeerde uren (in het rood met pen op de staten aangegeven) in het loonprogramma heeft ingevoerd, is gebaseerd op door ETS ongecorrigeerde urenverantwoordingsstaten.
3.1
Bij deze stand van zaken oordeelt het hof dat ETS de berekening van [appellant] en de resterende loonvordering die daaruit voortvloeit onvoldoende heeft betwist. Dit betekent dat de vordering van € 3.938,60 bruto aan achterstallig loon over de periode van februari 2019 tot en met november 2019 toewijsbaar is.
De vordering tot vergoeding van verblijfkosten van € 1.957,65 netto
3.11
[appellant] baseert deze vordering op artikel 40 van de cao. Uit de berekening die [appellant] met behulp van voormeld loonprogramma heeft gemaakt volgt op welk bedrag aan verblijfkosten [appellant] per dag en per loonperiode aanspraak maakt. Rekening houdend met reeds gedane betalingen resteert een bedrag van € 1.957,65 netto aan te weinig betaalde verblijfkosten over de periode vanaf februari 2019 tot en met november 2019. [appellant] heeft bij deze berekening tot uitgangspunt genomen dat het bij de verblijfkostenvergoeding voor meerdaagse ritten op de eerste en laatste dag gaat om een doorlopende vergoeding die ieder uur van de dag gedurende de totale duur van de meerdaagse rit verschuldigd is.
3.12
Volgens ETS is de berekening van de verblijfkostenvergoeding van [appellant] onjuist. In de toelichting op haar rekenvoorbeeld in de memorie van antwoord gaat ETS er vanuit dat een vergoeding voor verblijfkosten bij meerdaagse ritten alleen verschuldigd is op het moment dat daadwerkelijk wordt gewerkt (gereden, geladen of gelost door een chauffeur). Anderzijds heeft ETS er ter zitting op gewezen dat zij voor de berekening van de verblijfkostenvergoeding gebruik heeft gemaakt van een door de brancheorganisatie verstrekte matrix, waarin (ook) alle tussenliggende uren worden meegenomen.
3.13
Voor de vaststelling van de hoogte van de verblijfkostenvergoeding van artikel 40 cao is van belang hoe deze bepaling dient te worden uitgelegd. Volgens vaste rechtspraak geldt voor de uitleg van een bepaling van een cao de zogeheten cao-norm. Die houdt in dat aan een bepaling van een cao een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven. Daarbij zijn in beginsel de bewoordingen van die bepaling, gelezen in het licht van de hele tekst van de cao, van doorslaggevende betekenis. Bij deze uitleg kan onder meer worden gelet op de elders in de cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe verschillende, op zichzelf mogelijke, tekstinterpretaties zouden leiden. Dat bij deze cao een schriftelijke toelichting behoort, die bij de uitleg van de cao kan worden betrokken, is niet gesteld of gebleken.
3.14
Het hof stelt vast dat de cao voor de verblijfkostenvergoeding verschil maakt tussen eendaagse ritten (langer dan 4 uur, maar korter dan 24 uur) en meerdaagse ritten (langer dan 24 uur). In de voetnoot bij eendaagse ritten langer dan 4 uur wordt gesproken over een criterium dat geldt voor de afwezigheidsduur van de standplaats. Het hof leidt hieruit af dat de verblijfkostenvergoeding voor zowel eendaagse als meerdaagse ritten doorloopt zolang je afwezig bent van de standplaats. Dit strookt met de uitleg die [appellant] aan deze bepaling geeft. Het hof acht die uitleg ook aannemelijk. Het gaat om de vergoeding van verblijfkosten tijdens een verblijf elders gedurende een meerdaagse rit en voor een tussenliggende dag wordt ook een vast forfaitair bedrag betaald ongeacht of daadwerkelijk wordt gewerkt.
3.15
Waar ETS in haar memorie van antwoord en toelichting ter zitting een andere uitleg hanteert, heeft zij ter onderbouwing van de juistheid daarvan onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd. Voor zover in de stellingen van ETS ter zitting besloten ligt dat zij dezelfde uitleg als [appellant] hanteert, heeft zij nagelaten haar eigen berekening in het geding te brengen en een verklaring te geven voor het verschil in uitkomst tussen haar berekening en die van [appellant] .
3.16
Daarmee heeft ETS de vordering van [appellant] tot vergoeding van verblijfkosten eveneens onvoldoende gemotiveerd betwist. Deze vordering komt voor toewijzing in aanmerking.
Wettelijke verhoging en de wettelijke rente
3.17
[appellant] heeft ook recht op wettelijke verhoging over het gevorderde loon. Het hof ziet aanleiding om die wettelijke verhoging op 35% vast te stellen. Daarbij weegt het hof mee dat [appellant] voorafgaand aan de procedure bij de kantonrechter bij zijn verzoek om een nabetaling al aanspraak heeft gemaakt op wettelijke verhoging en hij een berekening van zijn vordering onderbouwd met een uitdraai uit het loonprogramma van de FNV/VNB aan ETS heeft toegestuurd. Daarnaast is van belang dat de cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing is verklaard en het ETS valt aan te rekenen dat zij loon onbetaald heeft gelaten vanwege een onjuiste dan wel onvolledige toepassing van de cao. ETS is ook niet tot nabetaling overgegaan nadat zij hangende deze procedure zelf heeft geconstateerd dat haar verloning niet volledig conform cao was.
3.18
Ook is wettelijke rente over het gevorderde loon en over de verblijfkostenvergoeding toewijsbaar en wel zoals gevorderd.
Eindafrekening (herziening en betaling) en bruto/netto specificatie
3.19
Aangezien ETS geen zelfstandig verweer heeft gevoerd tegen de gevorderde herziening van de eindafrekening en de afgifte van bruto/netto specificaties, zal het hof deze vorderingen toewijzen op na te melden wijze. Bij de door [appellant] ook gevorderde veroordeling tot betaling van het uit de herziene eindafrekening blijkende te weinig betaalde loon heeft hij geen belang. Dat belang is - naast betaling van achterstallig loon en achterstallige verblijfkosten - in ieder geval niet gesteld of gebleken, reden waarom het hof dit onderdeel van de vordering van [appellant] zal afwijzen.
Afgifte urenverantwoordingsstaten
3.2
[appellant] vordert verder nog de afgifte van urenverantwoordingsstaten c.q. dagrapporten van week 23, 24, 25 en 26 van 2019. ETS voert aan dat zij alle (originele) urenverantwoordingsstaten reeds aan [appellant] heeft verstrekt, maar dat zij nog wel over kopieën daarvan beschikt. Het hof is van oordeel dat ETS de gevorderde staten aan [appellant] dient te verstrekken. Ook deze vordering zal worden toegewezen op na te melden wijze.
Dwangsommen
3.21
[appellant] heeft gevorderd de veroordelingen tot afgifte van urenverantwoordingsstaten en bruto/netto specificaties te versterken met een dwangsom. ETS heeft daar geen afzonderlijk verweer tegen gevoerd en het hof zal dit toewijzen. In de recente ontwikkelingen die zich rondom ETS hebben voorgedaan, erin bestaande dat haar medewerkers en vrachtwagens zijn overgedragen aan een ander transportbedrijf en ETS inmiddels in liquidatie verkeert, ziet het hof wel aanleiding om een iets langere termijn voor nakoming te hanteren. Daarnaast zal het hof de dwangsom iets matigen en maximeren als in het dictum aangegeven.
Verklaring voor recht
3.22
In het voorgaande ligt besloten dat [appellant] voldoende onderbouwd heeft aangetoond en ETS dit onvoldoende heeft bestreden, dat ETS de cao niet volledig correct en getrouwelijk heeft nageleefd. De in dit verband gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden toegewezen.

4.De slotsom

4.1
De grief van [appellant] slaagt. Het bestreden vonnis moet worden vernietigd en de vorderingen van [appellant] komen voor toewijzing in aanmerking.
4.2
[appellant] heeft terugbetaling gevorderd van hetgeen hij ter uitvoering van het vonnis aan ETS heeft voldaan. De kantonrechter heeft [appellant] in het dictum veroordeeld om € 746,- aan proceskosten aan ETS te betalen. Aangezien het vonnis van de kantonrechter zal worden vernietigd, zal de vordering van [appellant] tot terugbetaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, worden toegewezen.
4.3
Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof ETS in de kosten van beide instanties veroordelen. De kosten voor de procedure bij de kantonrechter aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op € 100,89 aan explootkosten, € 240,- aan griffierecht en € 746,- aan salaris advocaat (2 punten x tarief € 373). De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op € 125,09 aan explootkosten, € 338,- aan griffierecht en € 1.574,- aan salaris advocaat (2 punten x tarief I à € 787,-).
4.4
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van kantonrechter te Leeuwarden van 6 juli 2021 en doet opnieuw recht;
verklaart voor recht dat ETS de cao niet correct en getrouwelijk heeft nageleefd;
draagt ETS op om de dagrapporten die betrekking hebben op week 23, 24, 25 en 26 van 2019 over te leggen aan [appellant] , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per week dat ETS dit vanaf dertig dagen na betekening van dit arrest alsnog nalaat, met een maximum van
€ 500,-;
veroordeelt ETS tot betaling van het achterstallige loon over de periode van februari 2019 tot en met november 2019 ten bedrage van € 3.938,60 bruto, te vermeerderen met 35% wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het opeisbaar worden van de deelbedragen van het achterstallige loon tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt ETS tot betaling van achterstallige verblijfkostenvergoeding als bedoeld in artikel 40 van de cao over de periode van februari 2019 tot en met november 2019 ten bedrage van € 1.957,56 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het opeisbaar worden van de deelbedragen van de achterstallige verblijfkostenvergoeding tot aan de dag der algehele voldoening;
draagt ETS op om de eindafrekening van [appellant] te herzien, aangezien bij de eindafrekening de nog verschuldigde looncomponenten en niet genoten arbeidsvoorwaarden niet conform het van toepassing zijnde uurloon zijn afgerekend met [appellant] ;
veroordeelt ETS tot het verstrekken van inzichtelijke berekeningen en deugdelijke bruto/netto specificaties zodat kan worden gecontroleerd of ETS het achterstallige loon en de achterstallige verblijfkostenvergoeding ex artikel 40 van de cao correct en conform de cao heeft nabetaald en afgerekend, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- per week dat ETS dit na dertig dagen na betekening van dit arrest alsnog nalaat, met een maximum van € 500,-;
veroordeelt ETS tot restitutie aan [appellant] van de ter uitvoering van het bestreden vonnis gedane betaling van € 746,- aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling door [appellant] tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt ETS in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellant] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 340,89 voor verschotten en op € 746,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 463,09 voor verschotten en op € 1.574,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt ETS in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Willemse, M.E.L. Fikkers en C.W. Inden en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
12 juli 2022.