Op 12 juli 2022 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een verzoek tot kostenveroordeling na de intrekking van een hoger beroep door de belanghebbende. De belanghebbende had op 26 april 2021 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2016. Na een telefonische afspraak met de Inspecteur van de Belastingdienst op 6 mei 2022, heeft de belanghebbende besloten om het hoger beroep in te trekken. De Inspecteur had namelijk aan de belanghebbende toegezegd het verzamelinkomen te verlagen, wat leidde tot de intrekking van het hoger beroep op 7 mei 2022.
In zijn verzoek aan het Hof vroeg de belanghebbende om de Inspecteur te veroordelen in de kosten, specifiek het griffierecht, na de intrekking van het hoger beroep. De Inspecteur reageerde op 16 juni 2022 en gaf aan dat de intrekking van het hoger beroep was gebeurd omdat hij aan de belanghebbende tegemoet was gekomen. Het Hof oordeelde dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, de verplichting om het betaalde griffierecht te vergoeden al voortvloeit uit de wet, en dat het Hof de Inspecteur niet expliciet hoefde te veroordelen. Desondanks gelastte het Hof dat de Inspecteur aan deze verplichting uitvoering zou geven.
Het Hof besloot het verzoek van de belanghebbende gegrond te verklaren en gelastte de Inspecteur om de betaalde griffierechten te vergoeden, te weten € 48 voor de Rechtbank en € 134 voor het hoger beroep bij het Hof. Deze uitspraak werd gedaan door de derde meervoudige belastingkamer en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2022.