ECLI:NL:GHARL:2022:5859

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
11 juli 2022
Zaaknummer
21-001559-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting van een minderjarige, terugwijzing na cassatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 juli 2022 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad. De verdachte was eerder veroordeeld door de rechtbank Noord-Nederland voor verkrachting, maar in hoger beroep werd hij vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en veroordeeld voor poging tot verkrachting. De Hoge Raad vernietigde deze uitspraak vanwege een motiveringsgebrek en verwees de zaak terug naar het hof. Tijdens de herbehandeling heeft het hof de verklaringen van de aangeefster en getuigen zorgvuldig gewogen. De aangeefster, een minderjarig meisje, verklaarde dat zij op 18 maart 2017 door de verdachte was gedwongen tot seksuele handelingen. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig waren en dat er voldoende bewijs was voor de poging tot verkrachting. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 29 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de kwetsbaarheid van het slachtoffer, maar verdisconteerde ook de overschrijding van de redelijke termijn in de straftoemeting.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001559-20
Uitspraak d.d.: 8 juli 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 17 maart 2020- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 29 september 2017 met parketnummer 18-730110-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
wonende te [woonplaats] .

Procesgang

De rechtbank Noord-Nederland heeft bij vonnis van 29 september 2017 de verdachte ter zake van hetgeen hem primair is tenlastegelegd (verkrachting) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 1 november 2018 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte van het primair tenlastegelegde vrijgesproken en veroordeeld ter zake van hetgeen hem subsidiair is tenlastegelegd (poging tot verkrachting) tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 17 maart 2020 het bestreden arrest vernietigd wegens een motiveringsgebrek met betrekking tot het afwijzen van het verzoek aangeefster [aangeefster] (nogmaals) te horen en de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teruggewezen, teneinde de zaak opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is -na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad- gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 30 oktober 2020 en 24 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van het onder het primair tenlastegelegde, met bewezenverklaring van het onder het subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewezenverklaring komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na nadere omschrijving van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg van 15 september 2017- tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 18 maart 2017 te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, een persoon, genaamd, [aangeefster] (geboren op [geboortedatum 2] ) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , immers heeft hij verdachte haar vagina betast en/of zijn penis tegen haar vagina gebracht en/of (vervolgens) haar vaginaal gepenetreerd met zijn penis en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid hierin dat verdachte haar mee naar boven heeft getrokken en/of haar aan de haren heeft getrokken en/of haar op een bed heeft geduwd en/of haar boven- en/of onderkleding naar beneden heeft getrokken en/of (vervolgens) (gedeeltelijk) naakt op haar is gaan liggen en/of heeft hij als beduidend ouder persoon (deze) handelingen (onverhoeds) verricht zonder dat zij dit kon of durfde te verhinderen en/of verzet durfde te bieden;
subsidiair
hij op of omstreeks 18 maart 2017 te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, een persoon, genaamd, [aangeefster] (geboren op [geboortedatum 2] ) te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten: het haar vaginaal willen penetreren met zijn penis, met voormeld oogmerk, die [aangeefster] mee naar boven heeft getrokken en/of haar aan de haren heeft getrokken en/of haar op een bed heeft geduwd en/of haar boven- en/of onderkleding naar beneden heeft getrokken en/of (vervolgens) (gedeeltelijk) naakt op haar is gaan liggen en/of haar vagina heeft betast en/of zijn penis tegen haar vagina heeft gebracht en/of heeft hij als beduidend ouder persoon (deze) handelingen (onverhoeds) verricht zonder dat zij dit kon of durfde te verhinderen en/of verzet durfde te bieden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 18 maart 2017 te [plaats 1] ,(althans) in de gemeente [gemeente] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen te plegen, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , met voormeld oogmerk, (gedeeltelijk) naakt op haar is gaan liggen en/of haar vagina heeft betast en/of zijn penis tegen haar vagina heeft gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meest subsidiair
hij op of omstreeks 18 maart 2017 te [plaats 1] , (althans) in de gemeente [gemeente] , met [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers is hij (gedeeltelijk) naakt op haar gaan liggen en/of heeft hij haar vagina betast en/of heeft hij zijn penis tegen haar vagina gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak ten aanzien van het primair tenlastegelegde

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde verkrachting heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof is, evenals de advocaat-generaal en de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake is geweest van seksueel binnendringen. Dit kan niet zonder meer worden afgeleid uit de verklaring van aangeefster [aangeefster] . Het sporenonderzoek kan die conclusie evenmin dragen, nu uit dit onderzoek naar de bemonstering van de binnenste schaamlippen van [aangeefster] slechts een aanwijzing kan worden verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof. Nu niet kan worden bewezenverklaard dat sprake is geweest van seksueel binnendringen, zal verdachte worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.

Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde poging tot verkrachting.
De raadsman heeft zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Uit de verklaringen van [aangeefster] , waaronder de in aanwezigheid van de raadsheer-commissaris op 3 september 2021 afgelegde verklaring, blijkt niet dat sprake is geweest van ontuchtige handelingen en/of dwang.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de door en namens verdachte gevoerde verweren strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Hiertoe wordt in het bijzonder het volgende overwogen.
Betrouwbaarheid [aangeefster]
Het hof overweegt ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [aangeefster] als volgt.
Uit het dossier komt naar voren dat de politie op 18 maart 2017, rond 23:25 uur is gebeld door getuige [getuige] . Getuige [getuige] gaf aan dat een vriend van hem (
het hof begrijpt: verdachte), woonachtig aan de [adres 1] te [plaats 1] , een meisje thuis had zitten, hetgeen hij niet normaal vond, omdat zij er nog zo jong uitzag en zijn vriend had aangegeven dat zij zou blijven slapen. De politie is ter plaatse gegaan en verdachte deed de deur open. Op de bovenverdieping werd in een slaapkamer, naar later bleek, het slachtoffer [aangeefster] aangetroffen.
[aangeefster] is op 20 maart 2017 gehoord over de avond van 18 maart 2017. [aangeefster] heeft daarbij verklaard dat zij die avond na een ruzie van huis was weggelopen (zij verbleef op dat moment bij haar stiefvader). Daarna heeft zij enige tijd over straat gezworven. Op een gegeven moment trof zij een aantal jongens/mannen en is zij meegegaan naar de woning van één van de mannen, een volgens haar 36-jarige jongen (
het hof begrijpt telkens: verdachte). Voorts heeft [aangeefster] verklaard dat zij aanvankelijk met een 22-jarige jongen (
het hof begrijpt telkens: getuige [getuige]) en de 36-jarige jongen in de woning verbleef, maar dat de mannen op een gegeven moment ruzie kregen. Na die ruzie ging de 22-jarige jongen weg en bleef [aangeefster] met de ander, te weten verdachte, over.
[aangeefster] heeft verklaard dat er in die woning iets is gebeurd. Verdachte trok steeds haar broek naar beneden. Dat gebeurde in de, naar het hof begrijpt, kamer beneden. [aangeefster] heeft voorts verklaard dat de andere jongen, [getuige] , daar ook nog bij was, en dat die haar hielp door verdachte steeds weg te halen. Toen [getuige] wegging, ging verdachte steeds weer door. Hij ging heel ver volgens [aangeefster] en zij vond het niet leuk. [aangeefster] heeft verklaard dat verdachte haar onderste gedeelte, haar plasser heeft aangeraakt met zijn handen. En dat hij met zijn plasser haar plasser heeft aangeraakt. [aangeefster] zegt daarover dat zij haar broek een beetje uit had, omdat verdachte ‘m steeds uittrok. Hij trok haar onderbroek ook steeds uit, terwijl zij dat niet wou. Dit gebeurde op zijn slaapkamer, op bed. Verdachte had haar mee naar boven getrokken, met zijn hand of aan haar haren. Verdachte had haar ook op bed geduwd. Zij lag toen op haar rug. Verdachte ging toen steeds haar broek uittrekken en bovenop haar liggen. Toen verdachte zijn plasser tegen haar plasser deed, voelde dat niet fijn. Het deed zeer. [aangeefster] geeft aan dat ze er nog steeds last van heeft. Vooral als zij moet plassen. Bij de raadsheer-commissaris heeft [aangeefster] verklaard dat de man met wie zij was (het hof begrijpt: verdachte) zijn handjes niet thuis kon houden en dat zij de dingen die gebeurden niet zelf wilde.
Het hof ziet – evenals de advocaat-generaal – geen enkele reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaring van [aangeefster] te twijfelen. Haar verklaring is specifiek en voorzien van details, bijvoorbeeld over de kleur van verdachtes boxershort en het beddengoed op de slaapkamer van verdachte, en vindt op diverse punten ook steun in ander bewijs.
Het hof wijst in dat kader eerst op de verklaring van de getuige [getuige] . [getuige] heeft verklaard dat hij wilde dat het meisje weg zou gaan, omdat zij minderjarig was en hij geen problemen wilde. Toen [getuige] tegen verdachte zei dat hij het meisje naar huis wilde brengen, zou verdachte hem hebben weggestuurd. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige] daarover verklaard: “Ik zei tegen het meisje dat het verstandig was dat ze naar huis ging. [verdachte] (
het hof begrijpt: verdachte) zei toen tegen mij: daar heb je niks mee te maken. (…) Er ontstond onenigheid omdat ik zei dat ze naar huis moest. [verdachte] werd boos op me en zei het gaat je niks aan, het is hartstikke gezellig. Ik heb aangegeven dat het niet goed was en dat we het ook met z’n tweeën gezellig konden hebben. [verdachte] raakte geïrriteerd en boos. Hij zei: dit meisje gaat hoe dan ook niet weg. (…) [verdachte] sloeg om toen ik zei dat ze weg moest”. [getuige] heeft verklaard dat hij de woning vervolgens verlaten heeft en toen meteen de politie gebeld heeft.
Het hof stelt vast dat de verklaring van [getuige] strookt met de verklaring van aangeefster omtrent het verloop van de avond en de beschreven ruzie die [getuige] en verdachte kregen, waarna [getuige] de woning verliet. Aangeefster kon niet verstaan waar de ruzie tussen beide mannen over ging, maar uit de verklaring van [getuige] blijkt dat dit over het verblijf van aangeefster in de woning ging.
De verklaring van aangeefster vindt voorts steun in de resultaten van het sporenonderzoek. Uit dit onderzoek komt naar voren dat op de broek en de onderbroek die [aangeefster] op die bewuste avond droeg, sperma is aangetroffen waarvan het DNA matcht met dat van verdachte. De kans dat het DNA profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel van het sperma is kleiner dan één op één miljard. De stelling van de verdediging dat deze sporen daar via secundaire overdracht terecht zijn gekomen – de verdachte zou kort voor 18 maart 2017 nog seks hebben gehad met zijn vriendin op het tweepersoonsbed in zijn slaapkamer waarbij sperma op het bed/dekbed terecht is gekomen, waarmee [aangeefster] dan in aanraking zou zijn gekomen – acht het hof onaannemelijk. Verdachte heeft de wijze waarop [aangeefster] dan met die sporen in aanraking zou zijn gekomen niet onderbouwd. De sporen passen, onder meer gelet op de specifieke plaats van aantreffen en aard van de sporen (spermasporen afkomstig van verdachte op de broek en onderbroek van [aangeefster] ), bij de door aangeefster beschreven toedracht en niet bij de steeds wisselende verklaringen van de verdachte over wat er op 18 maart 2018 en de dagen ervoor zou zijn gebeurd.
Voorts acht het hof van belang dat uit het dossier volgt dat aangeefster door de politie in de kleine slaapkamer, met het eenpersoonsbed is aangetroffen. Dit strookt met haar verklaring dat het gebeuren met verdachte stopte op het moment dat de politie aanbelde en zij toen door verdachte naar de andere slaapkamer werd getrokken. Aangeefster is toen op het bed gaan zitten en heeft haar kleren weer goed gedaan. Verdachte had zijn kleren snel aangetrokken toen de politie voor de deur stond, zo heeft zij verklaard.
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat de verklaring van aangeefster geloofwaardig en betrouwbaar is en kan worden vastgesteld dat er op 18 maart 2017 seksuele handelingen tussen haar en verdachte hebben plaatsgevonden.
Poging seksueel binnendringen
Naar het oordeel van het hof kan uit de verklaring van [aangeefster] worden afgeleid dat verdachte gepoogd heeft met zijn penis bij haar binnen te dringen. [aangeefster] heeft immers verklaard dat verdachte op haar kwam liggen, dat hij haar broek en onderbroek uittrok en dat hij zijn plasser tegen haar plasser aandeed. Dit deed haar zeer en moet dus met enige kracht zijn gebeurd. Uit de verklaring van aangeefster dat verdachte zich aankleedde toen de politie kwam en uit het feit dat er op de broek en onderbroek van aangeefster sperma is aangetroffen, blijkt dat (in ieder geval) verdachtes onderlichaam ten tijde van voornoemde handelingen ontkleed/naakt was.
Dwang
Naar het oordeel van het hof kan het bestanddeel dwang wettig en overtuigend worden bewezen. Het hof stelt vast dat verdachte ten tijde van het feit 37 jaren oud was en dat hij een toen 13-jarig meisje mee heeft laten nemen naar zijn huis. Zij kenden elkaar niet en het was hem bekend dat [aangeefster] zich in een penibele situatie bevond. Ondanks pogingen van [getuige] om dit tegen te gaan, heeft verdachte zich aan [aangeefster] opgedrongen. Nadat [getuige] weg was gegaan heeft verdachte [aangeefster] mee getrokken naar boven, op bed geduwd, telkens haar broek en onderbroek naar beneden getrokken en is op haar gaan liggen. Hieruit blijkt dat hij aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd is niet vereist dat dit onderdeel van de tenlastelegging door meerdere bewijsmiddelen moet worden gedekt.
Ten slotte blijkt dat verdachte zich ook bewust is geweest van het wederrechtelijke van zijn handelen. Niet alleen had [getuige] hem er al op gewezen dat het verblijf van een minderjarig meisje in hun woning voor problemen zou kunnen zorgen, ook verdachtes handelen toen er werd aangebeld, wijst daarop. Toen er werd aangebeld heeft hij aangeefster immers vanuit zijn eigen slaapkamer naar een andere slaapkamer getrokken en de deur van zijn slaapkamer afgesloten. Klaarblijkelijk wilde hij niet dat het meisje in zijn eigen slaapkamer zou worden aangetroffen.
De verklaring van aangeefster bij de raadsheer-commissaris
Op verzoek van de verdediging is aangeefster op 3 september 2021 gehoord door de rechter-commissaris. Ter terechtzitting van het hof heeft de raadsman kennelijk gesteld dat uit die verklaring van aangeefster niet blijkt dat sprake is geweest van enige ontuchtige handelingen en van dwang.
Anders dan de raadsman stelt, is het hof van oordeel dat deze afgelegde verklaring bij de raadsheer-commissaris duidt op ontuchtige handelingen en uitgeoefende dwang door verdachte. [aangeefster] heeft verklaard dat verdachte zijn handjes niet kon thuishouden. Ook heeft zij verklaard dat zij niet vrij was in haar doen en laten. Zij heeft gezegd dat zij niet weg mocht en dat zij de dingen die gebeurden zelf niet wilde. Het voorgaande sluit aan bij de verklaring die [aangeefster] op 19 april 2017 heeft afgelegd en duidt, naar het oordeel van het hof, ook ondubbelzinnig op uitgeoefende dwang.
Conclusie
Gelet op het hiervoor overwogene kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich aan een poging tot verkrachting van [aangeefster] heeft schuldig gemaakt, zodat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld.
Het hof bezigt met betrekking tot de bewezenverklaring de navolgende bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
1.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster, d.d. 21 maart 2017, opgenomen op pagina 85 en verder van een dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer 2017070381, inhoudende de verklaring van [moeder] – zakelijk weergegeven -:
V: Namens wie doe je aangifte?
A: Mijn dochter [aangeefster] .
V: Waar en wanneer is [aangeefster] geboren?
A: In [plaats 2] op [geboortedatum 2] .
V: In hoeverre heeft zij seks gehad?
A: Niet.
V: Hoe weet je dat?
A: Dat is wat ze mij vertelt. Ze heeft tegen mij gezegd: “Mama, daar doe ik niet aan, dat vind ik vies”.
2.
Een in de wettelijk vorm opgemaakt proces-verbaal uitwerking studioverhoor d.d. 19 april 2017, opgenomen op pagina 101 en verder van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangeefster] :
Zaterdag (
het hof begrijpt: 18 maart 2017) was ik bij mijn stiefvader. Hij heet [naam 1] . Hij woont ook in [plaats 1] . Ik heb toen ruzie gehad met mijn stiefvader en mijn stiefmoeder. Zij heet [naam 2] . Ik werd kwaad. Toen ben ik weggelopen van huis. Dat was ’s avonds, rond een uur of acht of negen. Ik had geen jas aan en geen schoenen. Ik heb een heel stuk gelopen. Later zat ik bij de Aldi. Toen vroeg een jongen aan mij, die was half Engels, half Nederlands, of ik een jas wou. Ik zei ‘ja’ omdat ik het zo koud had. Ik ben meegelopen. Toen kwam er nog een vriend van hem bij. De woning was van die vriend van hem die er later bij kwam. Ze komen niet uit Nederland. Die eerste jongen was 22 jaar. Dat heeft hij gezegd. Die vriend van hem was 36 jaar. Dat heeft ook die vriend van hem gezegd. Ik heb met hun een film gekeken.
Verbalisant: en waar hebben jullie het over gehad?
[aangeefster] : Niet veel, alleen die andere twee die hebben bonje gehad. Ze hadden ruzie. In hun eigen taal. Ik kan die taal niet verstaan.
Verbalisant: En daarna?
[aangeefster] : Is diegene weggelopen. Die van 22.
Verbalisant: Toen bleef jij over met die 36-jarige jongen.
[aangeefster] : Ja, ik had nog steeds tv gekeken. Ik wou gewoon niet terug naar huis.
Verbalisant: Heb je dat ook gezegd tegen die jongen?
[aangeefster] : Nee, want ik kon hem haast niet verstaan, een beetje.
Verbalisant: Oké, dus hij verstond jou niet en jij verstond hem niet.
[aangeefster] : Nee, ik moest Engels praten, maar ik ben nogal heel slecht in Engels. Dus dat ging nogal best moeilijk.
Verbalisant: Waar zat je televisie te kijken?
[aangeefster] : Beneden op de bank. In de woonkamer.
(…)
[aangeefster] : Ik had een shirtje aan en een legging. Onder het shirtje had ik een topje aan en onder mijn legging een onderbroek.
(…)
Verbalisant: Heb je wel eens seks gehad?
[aangeefster] : Daar ben ik nog wat te jong voor.
(…)
Verbalisant: Door de 36-jarige in die woning dus. En uh waren daar nog anderen bij?
[aangeefster] : (schudt nee)
Verbalisant: Nee, en waar was het in de woning?
[aangeefster] : Boven. In de slaapkamer.
Verbalisant: En kun je mij nou vertellen [aangeefster] wat daar was in de slaapkamer?
[aangeefster] : Heel veel.
Verbalisant: [aangeefster] vertel mij eens alles, hoe, wat er was in die slaapkamer?
[aangeefster] : Sowieso een bed.
Verbalisant: En wat gebeurde er nou in die slaapkamer?
[aangeefster] : echt van alles, ik heb daar gewoon moeite mee om te vertellen.
(…)
Verbalisant: Is de kleding ook uit geweest?
[aangeefster] : Een beetje.
Verbalisant: En wat ging een beetje uit? Welke kleding?
[aangeefster] : Het onderste gedeelte.
Verbalisant: En het onderste gedeelte hè, hoe kwam dat? Dat dat een beetje uit ging?
[aangeefster] : Gedwongen.
Verbalisant: Waardoor was je gedwongen om dat uit te doen? Een beetje uit te doen.
[aangeefster] : Door die jongen.
[aangeefster] : Hij deed van alles.
Verbalisant: Maar dat heeft te maken met seks hè, zei je al.
[aangeefster] : Ja.
Verbalisant: En van wie kwam het idee? Om dat te doen?
[aangeefster] : Die jongen.
Verbalisant: En hoe weet je dat? Dat het van hem kwam?
[aangeefster] : Omdat die steeds mijn broek naar beneden trok.
Verbalisant: En waar deed hij dat? In de kamer of boven?
[aangeefster] : in de kamer steeds.
Verbalisant: En wat vond je van die jongen op dat moment?
[aangeefster] : Irritant.
Verbalisant: En is die andere jongen daar nog bij? Of is die al weg?
[aangeefster] : Die was erbij. Die hielp mij.
Verbalisant: En wat deed hij dan om jou te helpen?
[aangeefster] : Steeds die andere jongen weg halen.
Verbalisant: En toen die jongen wegging, wat gebeurde er toen?
[aangeefster] : Toen ging die steeds weer door.
Verbalisant: En tot hoe ver ging hij door?
[aangeefster] : Heel ver, ik vond het niet leuk.
(…)
Verbalisant: Welke plekjes [aangeefster] heeft hij jou aangeraakt?
[aangeefster] : Onderste gedeelte.
Verbalisant: Of met je plasser?
[aangeefster] : Ja.
Verbalisant: En waarmee raakt hij jouw plasser aan?
[aangeefster] : Heel veel, handen…
Verbalisant: Kun je opschrijven waarmee hij jou heeft aangeraakt?
[aangeefster] : Ook met zijn onderste gedeelte.
Verbalisant: Wat kan een jongen met dat gedeelte waarmee hij jou heeft aangeraakt?
[aangeefster] : Zwanger maken.
Verbalisant: Oké, de plasser van een jongen, oké, daarmee heeft hij jou aangeraakt? En wat heeft hij aangeraakt van jou?
[aangeefster] : Op mijn, je weet wel.
Verbalisant: Maar met je je-weet-wel, wat kon je daar nou mee?
[aangeefster] : Plassen.
Verbalisant: Hij heeft met zijn plasser, jouw plasser aangeraakt?
[aangeefster] : Ja.
(…)
Verbalisant: Hij trok hem steeds uit, en hoe zat het dan met je onderbroek?
[aangeefster] : Die trok hij ook steeds uit, terwijl ik het niet wou.
Verbalisant: En hij trok je mee naar zijn kamer?
[aangeefster] : Ja. Steeds met zijn hand, ik wilde steeds weg, maar lukte niet. Of hij trok aan mijn haren.
Verbalisant: Aan je haren?
[aangeefster] : Ja.
Verbalisant: En toen hij met zijn plasser tegen jouw plasser aan kwam hè, dat die je aanraakte, waar was dat in die slaapkamer?
[aangeefster] : Op de zijne. Op zijn slaapkamer. Hij trok mij mee.
Verbalisant: En hij trok je mee naar zijn kamer?
[aangeefster] : Ja. Steeds met zijn hand, ik wilde steeds weg, maar lukte niet. Of hij trok aan mijn haren.
Verbalisant: Aan je haren?
[aangeefster] : Ja.
Verbalisant: En toen hij je meetrok hè, hij trok je naar zijn slaapkamer hè, en toen hij met zijn plasser tegen jouw, jouw plasser aanraakte. Waar was dat? Was dat op bed? Of was dat in de slaapkamer bij het raam? Of op een stoel of weet ik veel wat?
[aangeefster] : Op bed. Op mijn rug. Hij duwde mij op bed.
Verbalisant: En hoe ging dat? Dat hij je mee nam naar boven? Hoe?
[aangeefster] : Omdat die mij mee trok. Aan mijn hand. Hij duwde mij op bed.
Verbalisant: En je kwam op je rug te liggen en toen ging jouw, toen was jouw legging een beetje uit, zei je, en je onderbroek.
[aangeefster] : Ieuw ja.
Verbalisant: En wie deed dat?
[aangeefster] : Hij.
Verbalisant: En wat hij gedaan heeft bij jou hè, met de plasser tegen jouw plasser, hoe voelde dat?
[aangeefster] : Niet fijn. Deed zeer.
Verbalisant: Deed zeer, zeg jij. En wat deed dan zeer?
[aangeefster] : Wat die deed
Verbalisant: En hoe lang deed het pijn?
[aangeefster] : Ik heb er nu nog steeds last van. Vooral als ik moet plassen.
(…)
[aangeefster] : Toen ging hij steeds mijn broek uittrekken... Toen... En steeds boven mij liggen, en dat vond ik niet bepaald leuk.
Verbalisant: Wanneer was de plasser dan tegen jouw plasser aan? Toen hij naast jou lag of toen hij op jou lag?
[aangeefster] : Op.
Verbalisant: En hoe hield dat op?
[aangeefster] : Toen de politie aan de deur stond.
Verbalisant: Wat was er toen dan?
[aangeefster] : Ging de deurbel.
Verbalisant: Waar was jij toen de deurbel ging?
[aangeefster] : Op die andere kamer. Toen trok hij mij mee naar die andere kamer, niet die van hem maar die andere.
Verbalisant: Wanneer trok hij jou daar naartoe? Toen de bel ging? Of daarvoor?
[aangeefster] : Toen de bel ging. En toen is hij naar beneden gegaan.
Verbalisant: Wat deed hij toen? Wist hij wie het was?
[aangeefster] : Je kon het horen want ze zeiden “open doen, politie”.
Verbalisant: Hoe reageerde hij daar op?
[aangeefster] : Nou, hij was niet echt bepaald vrolijk. Want hij stormde de trap af, hij was chagrijnig.
Verbalisant: En jij?
[aangeefster] : Nou op dat moment was ik wel blij dat de politie voor de deur stond. Dan was ik daar weg.
Verbalisant: Hoe liet hij je achter in die kamer? Stond jij in die kamer? Of lag jij in die kamer? Zat jij in die kamer?
[aangeefster] : Ik zat op het bed.
Verbalisant: Wanneer heb jij je kleren weer aangetrokken of weer goed gedaan?
[aangeefster] : Toen hij weer naar beneden ging.
Verbalisant: En hij?
[aangeefster] : Hij had het snel aangetrokken toen de politie voor de deur stond.
(...)
Verbalisant: Weet je iets over zijn onderbroek?
[aangeefster] : Ja, grijs. Een boxershort. Met blauwe strepen.
Verbalisant: Hoe zag het beddengoed eruit?
[aangeefster] : Waar ik op sliep (het hof begrijpt: het bed waar aangeefster op zat toen zij door de politie werd aangetroffen) was met bloemetjes. Zijn bed was gewoon helemaal wit.
3.
De verklaring van getuige [getuige] , op 4 september 2017 afgelegd bij de rechter-commissaris en opgenomen in het proces-verbaal van dat verhoor, voor zover inhoudelijk – zakelijk weergegeven -:
Op 18 maart 2017 was ik in [plaats 1] met [verdachte] . We kwamen een meisje tegen. We zagen het meisje in de buurt van de Aldi. Ik zag haar op blote voeten lopen en het was een beetje koud. Ik ben iets beter in de Nederlandse taal dan [verdachte] . Ik vroeg haar wat er aan de hand was. Zij reageerde door te zeggen dat ze ruzie had met haar familie. [verdachte] zei: ik ga even boodschappen doen, hier heb je mijn huissleutels, neem haar maar mee naar mijn huis. Hij gaf mij de sleutels en zei mij het meisje mee te nemen naar zijn huis. Ik heb haar meegenomen naar de woning van [verdachte] . (...) Ik zei tegen het meisje dat het verstandig was dat ze naar huis ging. [verdachte] zei toen tegen mij: daar heb je niks mee te maken. Toen ontstond onenigheid. Er ontstond onenigheid omdat ik zei dat ze naar huis moest. [verdachte] werd boos op me en zei het gaat je niks aan, het is hartstikke gezellig. Ik heb aangegeven dat het niet goed was en dat we het ook met z’n tweeën gezellig konden hebben. [verdachte] raakte geïrriteerd en boos. Hij zei: dit meisje gaat hoe dan ook niet weg. Ik heb aangegeven dat zij een minderjarig kind is en dat zij weg moest.
U vraagt wanneer de omslag kwam bij [verdachte] , aangezien het plan eerst was om haar te helpen. [verdachte] sloeg om toen ik zei dat ze weg moest. U vraagt waarom ik uiteindelijk wegging. Omdat dat [verdachte] zijn eis was. Ik moest de woning verlaten als ik niet met die opmerkingen dat het meisje weg moest zou stoppen. U vraagt wanneer ik de politie heb gebeld. Ik ben de woning uitgegaan en ben gelijk begonnen met bellen. Toen ik wegging bleven [verdachte] en het meisje achter in de woonkamer. U vraagt of er is gesproken over de leeftijd van het meisje. Ja, ik heb haar gevraagd naar haar leeftijd. Zij zei: ik ben 15 jaar. En toen werd ik bang. Sowieso was duidelijk te zien dat het een heel jong meisje was. U vraagt of ik richting [verdachte] heb vertaald wat haar leeftijd was. Ik heb zelfs voordat ik het gevraagd heb, op allerlei manieren aan [verdachte] proberen duidelijk te maken dat het een zeer jong meisje was. Ik heb gezegd dat het niet kon. Hij zei mij toen de woning te verlaten.
4.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 19 maart 2017, opgenomen op pagina 243 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten – zakelijk weergegeven –:
Op zaterdag 18 maart 2017, omstreeks 23:30 uur, kregen wij het verzoek van de operationeel commandant, van de Meldkamer Noord-Nederland, om te gaan naar het adres [adres 2] te [plaats 1] . Aldaar zou een persoon wonen welke gebeld had met de Meldkamer, maar erg slecht te verstaan was.
Ter plaatse werd er open gedaan door de getuige:
[getuige]
[geboortedatum 3] te [geboorteplaats 2]
[adres 2] [plaats 1] .
Wij hoorden de getuige zeggen in gebrekkig Nederlandse taal, dat een vriend van hem, woonachtig aan de [adres 1] te [plaats 1] , een meisje van ongeveer 16 jaren oud thuis had zitten. Wij hoorden de getuige zeggen dat hij dit niet normaal vond omdat zij nog zo jong er uit zag en zijn vriend had aangegeven dat zij zou blijven slapen. Met dit verhaal van de getuige, zijn wij naar het hier boven genoemde adres gereden. Bij aanbellen werd er opengedaan door betrokkene:
[verdachte]
[geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1]
[adres 1] te [plaats 1] .
Wij vroegen de betrokkene of wij binnen mochten komen. Wij hoorden de betrokkene zeggen in een Engelse taal, dat dit geen probleem was.
Ten tijde van dit bezoek, hoorden wij dat deze melding mogelijk iets te maken zou kunnen hebben met een vermissing in [plaats 1] . Collega’s van de eenheid 15.04 gaven te kennen dat er een meisje van 13 jaar oud, genaamd [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] te [plaats 2] , woonachtig aan de [adres 3] te [plaats 1] .
Met deze hierboven genoemde kennis, hebben wij de betrokkene gevraagd of hij alleen thuis was. Wij zagen dat de betrokkene twijfelachtig antwoordde met ja. Wij vroegen vervolgens aan de betrokkene of er ook een meisje bij hem in de woning was. Wij hoorden de betrokkene vervolgens zeggen: “Yes upstairs”.
Hierop zijn wij samen met de betrokkene naar de boven verdieping gelopen. Wij zagen dat de betrokkene een kamer aan wees waarvan de deur was gesloten en de lichten van waren gedoofd.
Wij zagen dat er een meisje te voorschijn kwam welke overeenkwam met het signalement van het vermiste meisje uit [plaats 1] . Wij vroegen wie ze was waarop wij het meisje hoorde zeggen dat ze [aangeefster] heette.
Omdat wij onze vraagtekens hadden bij wat er gebeurd was in de tussentijd dat [aangeefster] bij de betrokkene thuis had gezeten, hebben wij haar een aantal vragen gesteld.
Wij vroegen aan [aangeefster] wat er gebeurd was voordat ze bij de betrokkene thuis werd
aangetroffen door ons. Wij hoorden [aangeefster] zeggen dat ze thuis ruzie had gehad met haar stiefvader en vervolgens op sokken en zonder jas was weggelopen.
Wij hoorden [aangeefster] zeggen dat ze twee jongens was tegengekomen en ook zo maar ineens in het huis van de betrokkene terecht was gekomen.
(...)
Omdat wij niet meer informatie kregen vanuit de getuige, betrokkene en [aangeefster] , werd er besloten om haar naar huis te brengen. Thuis, aan de [adres 3] te [plaats 1] , gesproken met de moeder van [aangeefster] , [moeder] . Zij gaf onmiddellijk aan dat ze [aangeefster] haar verhaal niet vertrouwde en aan haar gezicht kon zien dat ze iets niet vertelde. Hierom heeft [moeder] besloten dat ze verder onderzoek wil naar eventuele seksuele handelingen tegen haar dochter [aangeefster] . Hierop [aangeefster] haar kleding in beslag genomen en de zaak overgedragen aan de zedenrecherche.
5.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 4 april 2017, opgenomen op pagina 285 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant – zakelijk weergegeven –:
Op maandag 20 maart 2017 omstreeks 17:00 uur, werd door mij, verbalisant, als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie, Eenheid Noord-Nederland een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een aanranding en/of verkrachting, gepleegd tussen zaterdag 18 maart 2017, omstreeks 17.00 uur en zondag 19 maart 2017, omstreeks 02.00 uur.
Betrokkene: [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] .
Verdachte: [verdachte] , [adres 1] , [postcode] [plaats 1] .
Van de collega’s van de plaatselijke politie ontving ik een groene onderbroek en een donkerkleurige legging. De kledingstukken waren, door het slachtoffer, gedragen op het moment dat zij terug werd gevonden.
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
Goednummer: PL0100-2017070381-852338
SIN: AAKC8520NL
Object: Kleding (Broek)
Kleur: Zwart
Goednummer: PL0100-2017070381-852339
SIN: AAKC8521NL
Object: Kleding (Ondergoed)
Bijzonderheden: Groene onderbroek
Vervolgonderzoek
Op 22 maart 2017 zijn voormelde kledingstukken, de zedenset en de referentiemonsters wangslijmvlies, voor een spoed DNA-onderzoek, overgebracht naar het NFI.
Op 29 maart 2017 ontving ik, per e-mail, de rapportage van het NFI, inzake het verrichte onderzoek.
6.
Een schriftelijk stuk, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 29 maart 2017, opgemaakt door dr. A.G.M. van Gorp, opgenomen op pagina 294 en verder van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Op grond van de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en vergelijkend DNA onderzoek wordt geconcludeerd dat de bemonstering AAKC8520NL#01, broek, sperma bevat dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] . De kans dat het DNA profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel van het sperma in de bemonsteringen AAKC852ONL#01 is kleiner dan één op één miljard.
Op grond van de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en vergelijkend DNA onderzoek wordt geconcludeerd dat de bemonstering AAKC8521NL #01, onderbroek. sperma bevat dat afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] . De kans dat het DNA profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel van het sperma in de bemonsteringen AAKC8521NL #01 is kleiner dan één op één miljard.
7.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 maart 2017, opgenomen op pagina 253 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten – zakelijk weergegeven –:
Wij zijn op 20 maart 2017 gegaan naar het adres [adres 1] te [plaats 1] , alwaar verdachte staat ingeschreven. Wij zijn samen met de verdachte naar boven gelopen. Wij zagen dat de verdachte de slaapkamer inliep. Dit was de grootste slaapkamer van twee slaapkamers. In deze slaapkamer stond een tweepersoonsbed. Naast deze slaapkamer was nog een slaapkamer met een eenpersoonsbed.
8.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige D. [aangeefster] , d.d. 3 september 2021, afgelegd bij de raadsheer-commissaris – zakelijk weergegeven –:
Hoeveel mensen waren er in die woning?
Twee, volgens mij. Mannen.
[…]
Later vertrok er één man.
Ja.
[…]
Hoe vond je het om alleen te blijven met die man?
Niet prettig.
[…]
Hij kon zijn handjes niet thuis houden.
[…]
Ik wou eerst weg maar hij ging steeds voor de deur staan. Ik mocht niet weg.
[…]
De dingen die gebeurden, wilde je dat zelf?
Nee.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
hij op 18 maart 2017 te [plaats 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om door geweld of een andere feitelijkheid, een persoon, genaamd [aangeefster] (geboren op [geboortedatum 2] ) te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , te weten: het haar vaginaal willen penetreren met zijn penis, met voormeld oogmerk, die [aangeefster] mee naar boven heeft getrokken en/of haar aan de haren heeft getrokken en haar op een bed heeft geduwd en haar boven- en onderkleding naar beneden heeft getrokken en vervolgens (gedeeltelijk) naakt op haar is gaan liggen en haar vagina heeft betast en zijn penis tegen haar vagina heeft gebracht en heeft hij als beduidend ouder persoon deze handelingen (onverhoeds) verricht zonder dat zij dit kon of durfde te verhinderen en/of verzet durfde te bieden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte

Bij de stukken bevindt zich een Pro Justitia rapportage van 29 juni 2017, opgemaakt door psycholoog H. Mertens. Dit rapport houdt in dat verdachte een man is met een gemiddeld tot beneden gemiddelde begaafdheid. Het beeld dringt zich op dat verdachte een mens is die door zijn afkomst uit een dictatuur erg naïef is en niet voorbereid op een leven in de Nederlandse cultuur dat een zekere mate van eigen initiatief en assertiviteit vereist. Er lijkt sprake te zijn van een aanpassingsprobleem. Er zijn geen aanwijzingen voor een ernstige pathologie. Somberheid en gevoelens van eenzaamheid leiden regelmatig tot overmatig drankgebruik.
De psycholoog adviseert daarom het gedrag van verdachte in verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog overweegt daartoe dat het alcoholmisbruik niet volledig aan verdachte is toe te rekenen, omdat dit misbruik deels een relatie heeft met verdachtes verlangen naar zijn gezin en de verwerking van zijn ervaringen van de vier jaar durende zwerftocht door Afrika en Europa. Verdachte was de bewuste avond ook onder invloed van alcohol.
De rechtbank heeft de conclusie van de psycholoog niet overgenomen en heeft daartoe het volgende overwogen:
“In het rapport wordt de verminderde toerekeningsvatbaarheid gekoppeld aan het alcoholgebruik van verdachte. Daarentegen is in het rapport ook opgenomen dat verdachte zeker wel in staat moet worden geacht te kunnen beslissen om niet te drinken. Ook zou verdachte tijdens eenzame en depressieve momenten alcohol drinken. Op de bewuste avond lijkt hier geen sprake van te zijn; verdachte was immers in gezelschap van onder meer zijn vriend [getuige] . De rechtbank is van oordeel dat de onderbouwing onvoldoende de conclusie tot verminderde toerekeningsvatbaarheid draagt. De rechtbank acht verdachte daarom volledig toerekeningsvatbaar.”
Het hof verenigt zich met deze overweging en maakt die tot de zijne.
Nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn, is verdachte strafbaar.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 18 maart 2017 te [plaats 1] schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting van een 13-jarig kwetsbaar meisje dat van huis was weggelopen. Verdachte heeft haar naar zijn huis laten brengen en haar daar gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. Hiermee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het feit dat het juridisch gezien bij een poging tot verkrachting is gebleven, doet aan de ernst van het feit niet af. Slachtoffers van dergelijke misdrijven ondervinden vaak ernstige en langdurige (psychische) gevolgen. In deze zaak gaat het bovendien om een jong, kwetsbaar meisje dat zich in een emotionele toestand bevond. Dat verdachte op voornoemde wijze misbruik heeft gemaakt van de situatie, rekent het hof hem ernstig aan.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS-oriëntatiepunten) ter zake van verkrachting meegewogen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het uittreksel Justitiële Documentatie van 20 mei 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, passend en geboden is.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop het navolgende. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). In onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn met een paar maanden is overschreden. Het hof zal deze overschrijding in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting en volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 29 maanden, met aftrek van voorarrest.
Het hof merkt op dat de verdachte deze straf reeds in voorarrest heeft uitgezeten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 45 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
29 (negenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.G. Veenstra, griffier,
en op 8 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.