ECLI:NL:GHARL:2022:5851

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
8 juli 2022
Zaaknummer
21/00774
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens ontbrekende motivering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juli 2022 uitspraak gedaan op het verzet van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer. De zaak betreft een hoger beroep dat door belanghebbende was ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 mei 2021. Het Hof had het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet was voorzien van een motivering. Belanghebbende had op 29 juni 2021 het hogerberoepschrift ingediend, maar verzuimde de gronden van het beroep te vermelden. Het Hof had belanghebbende de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen, maar ondanks meerdere verlengingen van de termijn ontving het Hof geen reactie van belanghebbende.

In het verzetschrift heeft belanghebbende uiteengezet dat hij door gezondheidsredenen van zijn echtgenote niet in staat was om de motivering tijdig in te dienen. Tijdens de zitting op 14 juni 2022 heeft belanghebbende zijn situatie verder toegelicht. Het Hof heeft echter geoordeeld dat, hoewel de omstandigheden van belanghebbende begrijpelijk zijn, dit niet rechtvaardigt dat het niet indienen van de gronden niet aan hem kan worden toegerekend. Het Hof concludeert dat belanghebbende met een korte omschrijving van de gronden had kunnen voldoen aan de vereiste motivering.

Daarom heeft het Hof het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummer BK-ARN 21/00774
uitspraakdatum: 5 juli 2022
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het verzet van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht gedane uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 1 februari 2022, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 mei 2021, nummer LEE 20/69, in het geding tussen belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van het Noordelijk Belastingkantoor.

1.De uitspraak waarvan verzet

1.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 mei 2021 hoger beroep ingesteld. Het (pro forma) hogerberoepschrift is op 29 juni 2021 ontvangen ter griffie van het Hof.
1.2.
Bij brief van 22 september 2021 heeft het Hof belanghebbende in de gelegenheid gesteld het verzuim, bestaande uit het niet vermelden van de gronden in het hogerberoepschrift, uiterlijk op 20 oktober 2021 te herstellen.
1.3.
Op 15 oktober 2021 is ter griffie van het Hof ontvangen het verzoek van belanghebbende om nader uitstel voor herstel van het aangeduide verzuim. Ter motivering van dit verzoek vermeldt belanghebbende dat sprake is van gezondheidsredenen waardoor hij niet in staat is “het hoger beroepschrift inhoudelijk af te ronden” en hij verzoekt de gegeven termijn met vier weken te verlengen tot 17 november 2021. Bij brief van 20 oktober 2021 heeft het Hof de termijn verlengd tot 17 november 2021. Op 12 november 2021 is ter griffie van het Hof binnengekomen het verzoek van belanghebbende om nader uitstel tot 2 december 2021. Belanghebbende voert hiertoe aan dat hij om gezondheidsredenen nog steeds niet in staat is om voor de gestelde termijn de gronden in te dienen van het hoger beroep. Het Hof heeft bij aangetekende brief van 12 november 2021 de termijn verlengd tot 2 december 2021. In deze brief is belanghebbende erop gewezen dat langer uitstel niet zal worden verleend en dat als op de genoemde datum de stukken en/of gegevens niet ter griffie zijn ontvangen het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Uit onderzoek is gebleken dat deze brief op 13 november 2021 is afgeleverd door PostNL op het adres van belanghebbende.
1.4.
Van belanghebbende is binnen de gegeven termijn, en ook daarna, geen reactie ontvangen.
1.5.
Bij de in verzet bestreden uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet van een motivering is voorzien.
1.6.
Het verzetschrift is ter griffie van het Hof ontvangen op 15 maart 2022.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft op plaatsgevonden op 14 juni 2022. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De gronden van het verzet

2.1.
In het verzetschrift omschrijft belanghebbende waarom hij niet in staat was de motivering vóór het verstrijken van de laatst gestelde termijn in te dienen. Hij wijst daarbij op medische klachten van zijn echtgenote. Zij kampte met artrose in haar heup en heeft op 6 januari 2021 een nieuwe heupprothese gekregen. Belanghebbende stelt dat het hem veel moeite heeft gekost, gelet op de afgeschaalde zorg door het coronavirus, om voor haar een operatieplek te vinden.
2.2.
Ter zitting heeft belanghebbende de reden voor het niet indienen van de motivering nader toegelicht.

3.Beoordeling van het verzet

3.1.
In deze verzetzaak dient uitsluitend te worden beoordeeld of het Hof in de uitspraak het hoger beroep terecht niet-ontvankelijk heeft geoordeeld wegens het ontbreken van een motivering.
3.2.
Ter zitting heeft belanghebbende betoogd dat hij de motivering niet heeft ingediend omdat in de betreffende periode de WOZ-procedure voor hem geen prioriteit meer had. Op grond van de door belanghebbende aangevoerde omstandigheden, bestaande uit de onverwachte diagnose van een acuut heupprobleem bij zijn echtgenote, acht het Hof deze prioritering heel voorstelbaar, maar dit betekent niet dat sprake is van een situatie waarin het niet indienen van de gronden belanghebbende niet kan worden toegerekend. Te meer niet omdat belanghebbende met het indienen van een korte omschrijving van de gronden aan de vereiste motivering zou hebben kunnen voldoen.
3.3.
Het voorgaande brengt mee dat het verzet ongegrond moet worden geoordeeld.

4.Proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

Het Hof verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. van der Wal, voorzitter, mr. G.B.A. Brummer en mr. T. Tanghe, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.
De griffier is verhinderd te ondertekenen.De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. In verband daarmee wordt de uitspraak ondertekend door mr. Brummer.
(G.B.A. Brummer)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.