ECLI:NL:GHARL:2022:5837

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
200.312.538
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot het leggen van eigenbeslag in civiele procedure tussen maatschap en Melktechniek Oost B.V.

In deze zaak heeft de maatschap [verzoekster] hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Overijssel, waarin haar verzoek om beslag te leggen op twee melkrobots (VMS-en) werd afgewezen. De maatschap heeft de melkrobots gekocht van Melktechniek Oost B.V. (MTO), maar er is een geschil ontstaan over de uitvoering van de koopovereenkomst. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de maatschap de VMS-en moest teruggeven aan MTO en dat MTO een bedrag van € 102.000,- aan de maatschap moest betalen. De maatschap vorderde nu eigenbeslag op de VMS-en, omdat zij deze onder zich wilde houden om aan haar bewijsplicht in hoger beroep te voldoen.

Het hof heeft het verzoek om eigenbeslag afgewezen, omdat de maatschap onvoldoende heeft aangetoond dat haar vordering gegrond is en dat zij een rechtmatig belang heeft bij het leggen van beslag. Het hof overweegt dat de maatschap niet voldoende heeft toegelicht waarom het eerdere vonnis van de rechtbank onjuist zou zijn en dat haar vrees dat MTO de VMS-en zou verkopen niet voldoende is om het verzoek te rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de maatschap af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.312.538
zaaknummer rechtbank 2823338
beschikking van 7 juli 2022
inzake
Maatschap [verzoekster], ook handelend onder de naam
[naam1],
die gevestigd is in [vestigingsplaats] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als verzoekster,
hierna te noemen [verzoekster] ,
vertegenwoordigd door mr. J.F. Vanhommerig,
tegen:
Melktechniek Oost B.V.,
die is gevestigd in Mariënberg (gemeente Hardenberg),
en bij de rechtbank optrad als gerekwestreerde,
hierna te noemen MTO,
niet opgeroepen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Op 1 juli 2022 heeft [verzoekster] een beroepschrift met bijlagen bij het hof ingediend, waarmee zij hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking die de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 23 juni 2022 tussen partijen heeft uitgesproken.
1.2.
Normaal gesproken nodigt het hof partijen uit voor een zitting maar het hof ziet in dit geval geen aanleiding om dit te doen.

2.2. De kern van de zaak

2.1.
[verzoekster] heeft een verzoek ingediend bij de rechtbank om beslag te leggen op twee melkrobots (hierna: VMS-en) die bij haar staan maar nog niet helemaal zijn afbetaald. [verzoekster] wil met het leggen van eigenbeslag de (buiten gebruik zijnde) VMS-en onder zich houden op grond van haar eigendomsrecht en voert aan dat zij enkel met behoud van de VMS-en aan haar bewijsplicht in hoger beroep kan blijven voldoen. Ook heeft [verzoekster] verzocht om aangesteld te worden als gerechtelijk bewaarder.
2.2.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, heeft in de beschikking van 23 juni 2022 het verzoek van [verzoekster] afgewezen. Daartegen richt zich dit hoger beroep. Het hof zal eerst kort ingaan op wat er tussen partijen speelt in de verschillende procedures en dan een beslissing geven over het verzoek tot beslaglegging. Net als de rechtbank zal het hof het verzoek afwijzen.
De procedures over de VMS-en
2.3.
MTO heeft twee melkrobots (volautomatisch melksysteem) van het merk DeLaval type VMS V300 (de VMS-en) aan [verzoekster] verkocht. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de VMS-en en [verzoekster] is een procedure gestart bij de rechtbank. [verzoekster] heeft de koopsom teruggevorderd op grond van vernietiging van de koopovereenkomst vanwege dwaling en anders op grond van ontbinding van de koopovereenkomst vanwege de non-conformiteit van de VMS-en. MTO heeft op haar beurt betaling van de openstaande facturen door [verzoekster] gevorderd. Om tot een oplossing van hun geschil te komen hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat [verzoekster] de VMS-en aan MTO zal terugleveren en MTO € 102.000,- aan [verzoekster] zal betalen.
2.4. Over de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst is vervolgens tussen partijen discussie ontstaan. De rechtbankprocedure hebben partijen toen voortgezet, waarin [verzoekster] heeft aangevoerd dat de vaststellingsovereenkomst is komen te vervallen en het herstel en het weer in bedrijf brengen van de VMS-en en schadevergoeding van MTO heeft gevorderd. MTO heeft op haar beurt nakoming van de vaststellingsovereenkomst gevorderd. De rechtbank heeft in het vonnis van 11 mei 2022 de vorderingen van [verzoekster] afgewezen en op de vordering van MTO [verzoekster] veroordeeld om volledig mee te werken aan de tenuitvoerlegging van de vaststellingsovereenkomst, waarbij MTO € 102.000,- aan [verzoekster] zal betalen en [verzoekster] dient te gedogen dat MTO de VMS-en met toebehoren zal demonteren en ophalen.
2.5.
[verzoekster] is het niet eens met het vonnis van 10 mei 2022 van de rechtbank Overijssel en heeft een appeldagvaarding aan MTO laten betekenen met als eerst dienende dag 19 juli 2022. Dit hoger beroep zal bij dit hof behandeld worden.

3.Het oordeel van het hof

Toetsingskader3.1. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 700 jo 724 Rv kan, indien is voldaan aan de eisen die in artikel 724 Rv worden gesteld, een schuldeiser onder zichzelf conservatoir beslag leggen op vorderingen die de schuldenaar op hem heeft. Op een verzoek om verlof tot het leggen van conservatoir beslag wordt ingevolge artikel 700 lid 2 Rv beslist na summier onderzoek. In dat kader dient het hof een belangenafweging te maken aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waarbij het gaat om een (summiere) afweging van de wederzijdse belangen van de betrokken partijen. Net als bij een conservatoir derdenbeslag geldt het uitgangpunt dat indien het vorderingsrecht van de verzoeker summierlijk is aangetoond deze in beginsel recht heeft om beslag te leggen op alle vermogensbestanddelen van de beslagdebiteur, waaronder ook roerende zaken die de verzoeker onder zich heeft. Dit wordt ook eigenbeslag genoemd.
3.2.
Bij eigenbeslag wordt wel strenger gekeken of de beslaglegger een in redelijkheid te eerbiedigen belang heeft bij het beslag omdat een verzoek om zo’n beslag ook gedaan kan worden om de uitvoering van een vonnis te frustreren. Dat het eigenbeslag de uitvoering van het vonnis tegenhoudt, leidt op zichzelf niet zonder meer tot de conclusie dat sprake is van misbruik van recht. [1]
Het hof wijst het verzoek om eigenbeslag te mogen leggen en de goederen in gerechtelijke bewaring te geven af.3.3. Het hof zal het verzoek afwijzen omdat [verzoekster] de gegrondheid van haar vordering en haar belang om eigenbeslag te leggen onvoldoende heeft toegelicht. [verzoekster] heeft aangevoerd dat de rechtbank in het vonnis van 11 mei 2022 ten onrechte heeft overwogen dat de ontbindende voorwaarde niet is ingetreden. In hoger beroep zal volgens [verzoekster] vast komen te staan dat de ontbindende voorwaarde wel is ingetreden waarna de vaststellingsovereenkomst zal komen te vervallen en de eigendom van de VMS-en bij [verzoekster] blijft rusten. Ook heeft zij aangevoerd dat zij de VMS-en onder zich wil houden zodat zij in hoger beroep aan haar bewijsplicht kan voldoen en dat de VMS-en indien nodig door een deskundige onderzocht kunnen worden. [verzoekster] laat echter na om deze stellingen nader toe te lichten. Zo heeft zij niet uiteengezet waarom het vonnis van 11 mei 2022 volgens haar onjuist is, wat in dit stadium van de procedure wel had mogen worden verwacht. Ook heeft [verzoekster] niet uitgelegd waarom en op welke punten de VMS-en onderzocht zouden moeten worden. Tegenover het belang van MTO bij de tenuitvoerlegging van het vonnis had [verzoekster] haar belangen beter en concreter moeten toelichten. De enkele stelling dat [verzoekster] vreest dat MTO de VMS-en zal verkopen, is tegenover het belang van MTO onvoldoende om tot een andere afweging te komen. Daarnaast heeft [verzoekster] de stelling dat haar geen verhaalsmogelijkheden van MTO bekend zijn ook niet voldoende toegelicht. Aangezien het hof het verzoek om conservatoir eigenbeslag te mogen leggen afwijst, komt het hof niet toe aan het verzoek om [verzoekster] als gerechtelijk bewaarder in de zin van artikel 709 Rv aan te stellen.
De conclusie
3.4.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek van [verzoekster] afgewezen. Het hoger beroep faalt. De bestreden beschikking zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 23 juni 2022;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, Th.C.M. Willemse en H.L. Wattel, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. H.L. Wattel en is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 27 november 2009, ECLI:NL:2009:BJ8836.