ECLI:NL:GHARL:2022:5831

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
21-004071-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs bij woninginbraak op basis van camerabeelden

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden voor woninginbraak, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 29 juni 2022, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte herkenbaar was op camerabeelden, maar de verdediging betwistte de betrouwbaarheid van deze herkenningen.

Het hof heeft de camerabeelden en de getuigenverklaringen van de verbalisanten beoordeeld. De verbalisanten hadden de verdachte herkend, maar het hof kwam tot de conclusie dat de herkenning niet voldoende betrouwbaar was. De huidskleur van de verdachte kwam niet overeen met die van de persoon op de camerabeelden, wat leidde tot de conclusie dat niet buiten redelijke twijfel kon worden vastgesteld dat de verdachte de dader was. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het tenlastegelegde feit. De kosten werden door beide partijen gedragen. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard, aangezien deze reeds gedeeltelijk was uitgevoerd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004071-19
Uitspraak d.d.: 13 juli 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 18 juli 2019 met het parketnummer 16-014572-19 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
wonende te [woonplaats].

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis. Daarnaast vordert de advocaat-generaal de gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, deze te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, alsmede niet-ontvankelijkverklaring van de vordering tenuitvoerlegging. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.C. Hesen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Voorts heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en deze vermeerderd met wettelijke rente en de vordering tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 juli 2018 te Tollebeek, gemeente Noordoostpolder, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een computer (merk HP) en/of
- twee, althans een of meerdere, tablets en/of
- vijf, althans een of meerdere, Albert Heijn spaarboekjes (met een waarde van in totaal
€ 260),
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Vrijspraak

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hiertoe heeft zij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte door twee agenten is herkend op de zich in het dossier bevindende camerabeelden. Deze agenten kennen verdachte van vorige gelegenheden. Daarom is er geen twijfel aan hun herkenningen. Voorts is verdachte vlak voor het incident ook in een Peugeot gezien waarmee later naar Tollebeek is gereden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Ter onderbouwing heeft hij – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de bewijsvoering in deze zaak uitsluitend is gebaseerd op herkenningen door twee verbalisanten. Deze herkenningen zijn niet betrouwbaar omdat ze niet passen bij het signalement van verdachte. Derhalve dient verdachte vrijgesproken te worden.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen. In het dossier bevinden zich camerabeelden en een beschrijving van deze camerabeelden. Hieruit volgt dat twee personen – die vlak daarvoor uit een auto zijn gestapt – achter elkaar in de richting van de woning aan de Hertshoren 6 in Tollebeek lopen.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de beelden bekeken en de achterste persoon vindt hij ‘zeer sterk gelijkend’ op verdachte. Voorts relateert hij dat hij verdachte meent te herkennen aan de vorm van zijn hoofd en zijn lichaamshouding, maar dat hij op de beelden het gezicht van verdachte niet volledig kan zien en dat hij daarom de woorden ‘zeer sterk gelijkend’ gebruikt.
Ook verbalisant [verbalisant 2] herkent verdachte op de camerabeelden, aan zijn slungelachtige postuur en opvallende neus. Beide verbalisanten kennen verdachte van vorige gelegenheden.
Het hof is van oordeel dat gelet op de herkenningen van de verbalisanten er aanwijzingen zijn dat verdachte de achterste persoon zou kunnen zijn die op de camerabeelden is te zien.
Het hof heeft kennis genomen van de camerabeelden alsmede van een gezichtsfoto van verdachte op pagina 540 van het procesdossier. Gelet op deze foto alsmede op de waarneming die het hof ter zitting van verdachte heeft gedaan, is het hof van oordeel dat verdachte gekenmerkt dient te worden als een jongen met een licht getinte huidskleur, terwijl de achterste persoon op de camerabeelden, die tevens te zien is op pagina 210, een witte huidskleur lijkt te hebben. Aldus komt de huidskleur van verdachte niet overeen met de huidskleur van de achterste persoon op de camerabeelden.
Dat verdachte de persoon op de beelden is en het tenlastegelegde feit heeft gepleegd, kan naar het oordeel van het hof op basis van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld. Verdachte zal daarom van het tenlastegelegde feit worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van de materiële schade ten bedrage van € 100,00 en van immateriële schade ten bedrage van € 2.500,00. Daarnaast is de wettelijke rente gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep deels toegewezen, tot een bedrag van
€ 400,00 bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, en voor het overige is de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen. Zij kan desgewenst haar vordering aan de civiele rechter voorleggen.

Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Het hof verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging aangezien deze reeds (gedeeltelijk) ten uitvoer is gelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 16-653135-17.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo en mr. B.W. Streefland, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,
en op 13 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.