ECLI:NL:GHARL:2022:5823

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
21-000559-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op stiefzoontje met niet-accidenteel letsel en opzet op de dood

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag op zijn stiefzoontje, geboren in 2015, door hem op 15 februari 2018 in de gemeente Stadskanaal geweld aan de hals toe te brengen. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de strafoplegging aangepast, waarbij het hof oordeelt dat er sprake is van niet-accidenteel letsel en opzet op de dood. De verdachte heeft tijdens de zitting ontkend letsel te hebben toegebracht, maar het hof oordeelt dat de verklaringen van getuigen en deskundigen de conclusie ondersteunen dat de verdachte verantwoordelijk is voor het letsel. Het hof legt een gevangenisstraf op van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en ambulante behandeling. De zaak benadrukt de ernst van geweld tegen kinderen en de verantwoordelijkheden van ouders.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000559-19
Uitspraak d.d.: 12 juli 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 24 januari 2019 met parketnummer 18-830067-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de eerste rechter met uitzondering van de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, verplichte begeleiding, een ambulante behandeling en een contactverbod met [benadeelde partij] en [getuige 1] . Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E.G.S. Roethof, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 24 januari 2019 is verdachte ter zake van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag op zijn stiefzoontje [benadeelde partij] veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, verplichte deelname aan een gedragsinterventie en een ambulante behandeling bij de AFPN of soortgelijke zorgverlener.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt voor zover het de proeftijd en bijzondere voorwaarden betreft en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 15 februari 2018, in de gemeente Stadskanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- de keel/hals van die [benadeelde partij] heeft dicht geknepen en/of dicht gedrukt en/of dicht geknepen en/of dicht gedrukt gehouden en/of dicht gesnoerd en/of dicht gesnoerd gehouden, althans samendrukkend en/of samenknijpend en/of omsnoerend geweld heeft uitgeoefend op de keel/hals van die [benadeelde partij] , en/of
- tegen de keel/hals van die [benadeelde partij] heeft geslagen en/of gestompt, althans botsend geweld heeft uitgeoefend op de keel/hals van die [benadeelde partij] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 15 februari 2018, in de gemeente Stadskanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [benadeelde partij] , zijnde een kind (geboren [geboortedatum benadeelde partij 1] ) over wie hij het gezag uitoefende of verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- de keel/hals van die [benadeelde partij] heeft dicht geknepen en/of dicht gedrukt en/of dicht geknepen en/of dicht gedrukt gehouden en/of dicht gesnoerd en/of dicht gesnoerd gehouden, althans samendrukkend en/of samenknijpend en/of omsnoerend geweld heeft uitgeoefend op de keel/hals van die [benadeelde partij] , en/of
- tegen de keel/hals van die [benadeelde partij] heeft geslagen en/of gestompt, althans botsend geweld heeft uitgeoefend op de keel/hals van die [benadeelde partij] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 15 februari 2018, in de gemeente Stadskanaal, [benadeelde partij] (geboren [geboortedatum benadeelde partij 1] ) zijnde een kind over wie hij het gezag uitoefende of verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, al dan niet met voorbedachten rade, heeft mishandeld door
- de keel/hals van die [benadeelde partij] dicht te knijpen en/of dicht te drukken en/of dicht geknepen en/of dicht gedrukt te houden en/of dicht te snoeren en/of dicht gesnoerd te houden, althans door samendrukkend en/of samenknijpend en/of omsnoerend geweld uit te oefenen op de keel/hals van die [benadeelde partij] , en/of
- tegen de keel/hals van die [benadeelde partij] te slaan en/of te stompen, althans door botsend geweld uit te oefenen op de keel/hals van die [benadeelde partij] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Door en namens verdachte is ter zitting in hoger beroep algehele vrijspraak bepleit. Daartoe is primair aangevoerd dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van geweld tegen [benadeelde partij] . Verdachte heeft consistent en eenduidig ontkend dat hij letsel heeft toegebracht. Een medische oorzaak kan niet worden uitgesloten. Er zijn aanwijzingen dat een verkeerde diagnose is gesteld. De symptomen kunnen passen bij een acute sikkelcelcrisis. Het sporenbeeld in de nek kan worden verklaard door contacteczeem in combinatie met jeuken door [benadeelde partij] . Dit is niet, althans niet voldoende, onderkend. Dat geen puntbloedinkjes in onder de meer de ogen wordt gezien is reden om zeer sceptisch te kijken naar het idee dat er van verwurging sprake is geweest. Nu deskundige [deskundige 1] de allergische reactie ten onrechte niet betrekt in zijn berekening kunnen zijn conclusies niet gevolgd worden. Kinderdermatoloog [deskundige 2] geeft ook aan dat een veel beter en breder onderzoek wenselijk was geweest. Bij twijfels over de doodsoorzaak moet vrijspraak volgen.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden uitgesloten dat getuigen [getuige 2] of [getuige 1] het letsel hebben toegebracht.
Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat geen sprake is geweest van opzet op de dood. Er zijn geen objectieve gegevens op grond waarvan kan worden vastgesteld hoe groot de krachtsinwerking is geweest. Niet kan worden vastgesteld dat de toegepaste kracht zo groot is geweest dat het in potentie om dodelijk geweld gaat.
Tot slot heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan. Als het hof uitlatingen van [benadeelde partij] voor het bewijs gebruikt, dan verzoekt de verdediging om het horen van de personen tegen wie [benadeelde partij] het een en ander dat belastend uitgelegd wordt gezegd zou hebben.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Uit de verklaringen van zowel getuige [getuige 1] als verdachte volgt dat zij op 15 februari 2018 omstreeks 10.40 uur als (acute) verschijnselen bij hun (stief)zoontje [benadeelde partij] hebben waargenomen: schuim uit de mond, blauwe lippen, een rode (deels opgezette) hals en gedempt/piepend huilen (‘als een zeehond’). Verdachte heeft daarbij ook gezien dat de tong dubbelgevouwen in de mond zat en hij heeft een vreemde hoest gehoord. Volgens hem leek het alsof [benadeelde partij] geen stem meer had en maakte [benadeelde partij] piepende geluiden.
Bij aankomst van de ambulance om 10.46 uur was [benadeelde partij] normaal reagerend, zonder trekkingen en zonder schuim bij de mond, met een temperatuur van 37,7C. Er bleek geen incontinentie, spugen of tongbeet. [benadeelde partij] is overgebracht naar het Refaja ziekenhuis in Stadskanaal.
In het ziekenhuis omstreeks 13.15 uur is door de kinderarts een normaal functionerend niet-ziek kind gezien. Wel zag de kinderarts aan beide zijden op de hals enkele petechiën (puntvormige bloeduitstortingen) en een kleine bloeduitstorting op het rechter onderbeen. Hierop is [benadeelde partij] opgenomen voor observatie en nader onderzoek.
De volgende ochtend, op 16 februari 2018, zijn door kinderarts [deskundige 3] uitgebreide laesies (het hof begrijpt: huidbeschadigingen) in de hals gezien met petechiën, striemen, droogheid en korstvorming. Kinderarts [deskundige 3] zag blauwe plekken in de nek/hals. Deze blauwe plekken hadden zich in de loop van de nacht ontwikkeld. De kinderarts heeft gelet op de aard van het letsel en de bevindingen op de röntgenfoto’s contact opgenomen met Veilig Thuis en de gezinsvoogd. Vervolgens is [benadeelde partij] na contact met de officier van justitie diezelfde avond nog medisch-forensisch (top-teen) onderzocht door een forensisch arts, waarbij foto’s zijn gemaakt.
De MRI-scan van het hoofd en de hals van 17 februari 2018 toonde geen afwijkende bevindingen.
Op 19 februari 2018 is [benadeelde partij] voor verdere diagnostiek overgebracht naar het Beatrix Kinderziekenhuis (UMCG). In het bericht bij ontslag uit het ziekenhuis van 26 februari 2018, opgemaakt door [deskundige 4] , AIOS Kindergeneeskunde, en [deskundige 5] , kinderarts, in het Beatrix kinderziekenhuis, staat als conclusie vermeld dat het uitwendige letsel aan de hals
zeer waarschijnlijktoegebracht letsel betreft. De kinderarts concludeert dat er geen aanwijzing is voor een onderliggende ziekte. De huidafwijkingen in de hals op en na 15 februari 2018 kunnen passen bij ‘verwurging’. De episode thuis was niet epileptisch van aard.
Uit de beoordeling van de foto’s van 15 en 16 februari 2018 door het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK) volgt eveneens dat een niet-accidentele toedracht
veel waarschijnlijkerwordt geacht dan een accidentele toedracht of medische oorzaak. Dit gezien de jonge leeftijd van het kind, de verspreiding van de huidafwijkingen, het voorkomen van huidafwijkingen op ongebruikelijke plekken (de hals) en de hoeveelheid aan letsel.
Ook NFI-deskundige [deskundige 1] , forensisch arts KNMG concludeert dat het
zeer veel waarschijnlijkeris dat de letsels aan de hals het gevolg zijn van een niet-accidentele krachtsinwerking dan van een accidentele krachtsinwerking. Uit het rapport ‘Medisch-forensisch onderzoek (II) naar aanleiding van een vermoeden van mishandeling van een minderjarige’ opgemaakt op 3 september 2018 door NFI-deskundige [deskundige 1] , volgt onder meer:
Op 16 februari 2018 werd bij het kind medisch-forensisch (top-teen) onderzoek uitgevoerd door een forensisch arts. Hierna volgt een letselbeschrijving door ondergetekende, gebaseerd op deze foto’s: bij de hals rechts, aan de voorzijde, links en (beiderzijds) aan de achterzijde, zijn meerdere donkere, vlekkige, punt- en streepvormige huidverkleuringen zichtbaar. Voorts zijn enkele lijnvormige oppervlakkige huidbeschadigingen zichtbaar (deels met korstjes), met een lengte van circa 0,5 cm.
Het letselbeeld aan de huid van de hals bij overleefde strangulatie (met samendrukkende/ omsnoerende krachtsinwerking op de hals) sterk kan variëren van vrijwel geen zichtbare afwijkingen tot uitgebreid voorkomende roodheid en schaaf/krab/krabletsels (frictieletsels), soms met een patroon, onderhuidse bloeduitstortingen en kneuzingen. Kneuzing van inwendige structuren zoals bijvoorbeeld het strottenhoofd is mogelijk wat gepaard kan gaan met stemverandering zoals heesheid, anders huilen, moeite met spreken en slikken. Deze klachten kunnen direct opvallend aanwezig zijn, maar kunnen ook pas na verloop van meerdere uren tot 1-2 dagen ontstaan en dan pas al dan niet gaan opvallen. Diverse andere klinische verschijnselen en subjectieve klachten, in variërende gradatie en wisselende combinaties, kunnen optreden bij overleefde strangulatie. Enkele voorbeelden daarvan zijn: pijn, paniekgevoel en ademnood.
Snel bewustzijnsverlies is mogelijk (ordegrootte: seconden bij reflexhartstilstand, enkele tientallen seconden bij belemmering hals(slag)aders). Het is ook mogelijk dat een slachtoffer reanimatiebehoeftig wordt, en ondanks correct medisch ingrijpen (al dan niet na langere tijd) overlijdt.
De uitgeoefende kracht, het betrokken huidoppervlak, de tijdsduur van de krachtsinwerking(en) en het aantal krachtsinwerkingen, hoeven niet in relatie te staan tot de ernst of potentiële ernst (gevaarzetting) van het incident in termen van uitwendig zichtbaar letselbeeld en, indien van toepassing, bewustzijnsverlies, hersenletsel als gevolg van doorgemaakt zuurstoftekort, of overlijden.
Het is voorstelbaar dat bij eenzelfde krachtsinwerking bij kinderen eerder ademhalingsbelemmering optreedt dan bij volwassenen, gezien de anatomische verhoudingen en de minder ‘stugge’ structuren (bijvoorbeeld de luchtpijp).
Als indicatie voor ernstig geweld op de hals kunnen petechiën (puntvormige bloeduitstortingen) zichtbaar worden in bijvoorbeeld het gezicht, rondom de ogen en achter de oren. Echter, afwezigheid van petechiën op deze plaatsen betekent niet dat een ernstige krachtsinwerking kan worden uitgesloten.
Met betrekking tot de aanwezigheid van korte krasletsels (soms boogvormig) kan gesteld worden dat deze veroorzaakt kunnen zijn door de belager in het kader van de primaire geweldsinwerking (bijvoorbeeld indrukken, krassen met vingernagels in het kader van omsnoeren/samendrukken met de hand/vingers). Het is ook mogelijk dat oppervlakkige huisbeschadigingen (zoals kras/krabletsels) door het slachtoffer zelf veroorzaakt zijn, als gevolg van diens pogingen om de geweldsinwerking op de hals ongedaan te maken.
De op de avond van 16 februari 2018 gefotografeerde letsels aan alle zijdes van de hals betroffen een combinatie van huidverkleuringen en oppervlakkige huidbeschadigingen die zeer wel kan passen bij doorgemaakt samendrukkende en/of omsnoerende krachtsinwerking(en) op de hals, bijvoorbeeld in het kader van strangulatie met één of meer dan één hand/vingers en/of voorwerp.
De gemelde verschijnselen bij het kind (“gerochel” en “vreemde hoest”, “huilen als een zeehond”, schuim bij de mond, blauwe lippen, rode opgezette hals), in relatie tot het daarna zichtbaar zijn geworden van uitwendige afwijkingen aan alle zijdes van de hals, kunnen passen bij doorgemaakte samendrukkende en/of omsnoerende krachtsinwerking(en) op de hals. Voornoemde gemelde verschijnselen bij het kind en de uitwendig zichtbare letsels passen niet bij een koortsstuip.
In Bayesiaanse termen geformuleerd: het aantreffen van de uitwendig zichtbare letsels aan de hals op 16 februari 2018 is
zeer veel waarschijnlijkerna een trauma met samendrukkende en/of botsende krachtsinwerkingen op de hals dan na een (al dan niet herkende) ziekte (waaronder bijvoorbeeld een koortsstuip). Een traumatische oorzaak is niet gemeld of afleidbaar uit de ontvangen gegevens.
Het dragerschap voor sikkelcelziekte heeft geen enkele relatie met de in dit rapport beschreven letsels.
Een, al dan niet bijdragende, medische (ziekelijke) oorzaak is uitgesloten als oorzaak voor de letsels. Dit, gelet op de aard van de afwijkingen, het medisch onderzoek en het ziektebeloop in zijn geheel beschouwd.
Ter zitting in eerste aanleg van 10 januari 2019 heeft deskundige [deskundige 1] daarnaast verklaard:
Het is
zeer veel waarschijnlijkerdat de letsels aan de hals het gevolg zijn van een niet-accidentele krachtsinwerking dan van een accidentele krachtsinwerking, gelet op de aard van de letsels, het aantal letsels, de verspreiding daarvan en de plaats van de letsels. Het enige voorbeeld van accidenteel letsel rond de nek dat ik kan bedenken is dat een kind per ongeluk door beweging verstrikt zou kunnen raken in een voorwerp zoals een koordje. Dit letselbeeld heb ik maar één keer eerder gezien. Verstrikking in een dekentje is mogelijk. Bij een dergelijke toedracht ontstaat echter vaak een letselbeeld met een patroon in het letsel en een smalle verkleuring. Het onderhavige uitgebreide, diverse en bonte huidletsel past daar totaal niet bij.
Een medische oorzaak van de letsels is uitgesloten. Ik baseer mijn stelling dat een medische oorzaak is uitgesloten op de onderzoeken die zijn uitgevoerd in het ziekenhuis. Ik denk dat het een zeer uitgebreid en adequaat onderzoek is geweest. Al het mogelijk relevante onderzoek is uitgevoerd.
De verschijnselen die door de ouders zijn waargenomen bij [benadeelde partij] , te weten het wegdraaien met de ogen, een vreemde ademhaling, rochelen, schuim op de mond, blauwe lippen en het huilen als een zeehond, zijn kenmerken van ernstig doorgemaakt zuurstoftekort. Dat past ook bij het gegeven dat het ambulancepersoneel kort daarna weinig afwijkingen heeft gezien.
Het zichtbare letsel bestaat uit roodheid en korte lijnvormige beschadigingen. De klinische verschijnselen die duiden op ernstig doorgemaakt zuurstoftekort, duiden op een ernstige situatie. In het algemeen kan worden gezegd dat door samendrukkend/omsnoerend geweld op de hals, nog los van de mate van kracht, de kans op overlijden aanwezig is. Dat geldt zeker in het geval van een jong kind. De kans op overlijden is meer gelegen in de aard van de handelingen dan in de kracht waarmee de handelingen worden uitgevoerd.
Een huidaandoening als oorzaak van de letsels is uitgesloten, gelet op de combinatie van de verschillende letsels, waaronder huidverkleuringen en huidbeschadigingen.
Op basis van de foto’s kan ik zeggen dat het geen eczeem is. Ik sluit contactallergie ook uit als oorzaak. De oppervlakkige roodheid, de korte lijnvorming en de verkleuringen zijn uitermate specifiek voor toegebracht letsel.
De huidafwijkingen bij [benadeelde partij] zijn niet te verklaren door een sikkelcelcrisis. Ik heb gelezen dat is geconstateerd dat [benadeelde partij] drager is van de sikkelcelziekte.
Op verzoek van de verdediging is in hoger beroep gerapporteerd door [deskundige 2] , (kinder)dermatoloog/immunoloog. Uit het door haar opgemaakte rapport van 30 december 2020 volgt onder meer:
Op basis van de huidafwijkingen zoals zichtbaar op de foto’s in de hals/nek kan een differentiaaldiagnose worden opgesteld. Voor de medische oorzaken in de differentiaaldiagnosen (huidziekten/systeemziekten met huidafwijkingen) van met name hoofd/hals maar ook van de benen is geen onderbouwing gevonden in het materiaal wat aanwezig is. De huidafwijkingen zoals ze worden gezien op de foto’s zijn niet typisch voor een medische aandoening.
Op basis van de differentiaaldiagnose die opgesteld is aan de hand van de huidafwijkingen zoals zichtbaar op de foto’s van [benadeelde partij] lijken deze huidafwijkingen meer te passen bij een exogene oorzaak. Voor de andere diagnosen is geen aanleiding gevonden in het materiaal dat is ontvangen. Als het inderdaad exogeen is, dan is gezien de lineaire afwijkingen een trauma het meest waarschijnlijk. In het gebied waar de huidafwijkingen aanwezig zijn, liggen geen onderliggende harde structuren zoals bot. Hiermee is het minder waarschijnlijk dat de huidafwijkingen door een val zijn ontstaan (accidenteel). Gezien de circulaire lineaire horizontaal en verticaal aspect van de huidafwijkingen en zeker ook in de hals-nek is een niet-accidentele oorzaak
het meest waarschijnlijk.
Hierop heeft deskundige [deskundige 1] op 30 april 2021 aanvullend gerapporteerd, inhoudende onder meer:
Ondergetekende kan zich vinden in voorgaande conclusies van [deskundige 2] op basis van algemeen medisch differentiaal-diagnostisch denken. Wel valt het ondergetekende op dat [deskundige 2] de processen-verbaal met verklaringen van betrokkenen over het functioneren van het kind evenals de beschikbare medische gegevens met anamnestische gegevens over het kind bij klinische presentatie, waar zij de beschikking over had, niet heeft betrokken in haar afwegingen (uitgaande van haar rapport). Mogelijk had het betrekken daarvan tot nadere (forensische) duiding kunnen leiden. Ook zouden medische gegevens over het klinisch beloop sinds februari 2018 mogelijk tot nadere duiding kunnen leiden.
Ondergetekende merkt op dat tijdens de terechtzitting van 10 januari 2019 eventuele nieuwe episodes met soortgelijke huidafwijkingen in het hoofd-halsgebied van het kind niet zijn gemeld. De bevindingen van [deskundige 2] maken mijn bevindingen en/of conclusies niet anders. [deskundige 2] concludeert vanuit haar deskundigheid in haar bewoordingen overeenkomstig. Bij herlezing van mijn rapporten, in samenhang met het rapport van [deskundige 2] , blijven mijn bevindingen en conclusies van destijds ongewijzigd (voor specifiek het hoofd-halsgebied).
Verder is in hoger beroep bij de huisarts van [benadeelde partij] navraag gedaan naar contact(en) met de huisarts vanaf 16 februari 2018, de aard van die contacten en – meer specifiek – of na 16 februari 2018 sprake is geweest van symptomen van huidaandoeningen of systeemziekten met huidafwijkingen bij [benadeelde partij] . Uit de reactie op het verzoek om aanvullende medische informatie van 17 juni 2022 opgemaakt door [deskundige 6] , forensisch arts GGD Groningen, volgt dat [benadeelde partij] sinds genoemde datum twee keer bij de huisarts is geweest. In juni 2021 eenmaal vanwege een gevoelsstoornis in beide onderarmen waarvoor geen duidelijke verklaring werd gevonden en in november 2021 eenmaal vanwege eczeem aan de tenen. In de contacten na 16 februari 2018 was geen sprake van symptomen van huidaandoeningen of systeemziekten met huidafwijkingen bij [benadeelde partij] .
Uit de aanvullende (schriftelijke) berichten van deskundigen [deskundige 1] op 21 juni 2022 en Pasmans op 23 juni 2022 volgt dat zij geen aanvullingen of opmerkingen hebben naar aanleiding van de reactie van [deskundige 6] met betrekking tot de gegevens over huisartsconsulten na 16 februari 2018.
Niet-accidenteel toegebracht letsel
Uit het bovenstaande volgt dat na opname in het ziekenhuis het vermoeden ontstond dat sprake was van toegebracht letsel in de hals/nek van [benadeelde partij] , waarna vervolgens (en achtereenvolgens) onderzoek is gedaan naar het letsel door de kinderarts in het Refaja ziekenhuis, een forensisch arts, kinderarts(en) in het Beatrix Ziekenhuis, het LECK, forensisch arts dr. Nijs en (kinder)dermatoloog/immunoloog dr. Pasmans . Voor zover deze artsen hebben gerapporteerd over de mogelijke toedracht komen zij allemaal tot dezelfde conclusie: een niet-accidentele toedracht is zeer (veel) waarschijnlijker.
In het bijzonder volgt uit het rapport van NFI-deskundige [deskundige 1] , en ook zijn verklaring ter zitting in eerste aanleg, dat het
zeer veel waarschijnlijkeris dat de zichtbare letsels aan de hals veroorzaakt zijn door een trauma met samendrukkende en/of botsende krachtsinwerkingen op de hals dan na een (al dan niet) herkende ziekte, waaronder een koortsstuip. De verschijnselen die door de ouders van [benadeelde partij] zijn waargenomen duiden op ernstig doorgemaakt zuurstoftekort. Deskundige [deskundige 1] sluit een, al dan niet bijdragende, medische oorzaak van de letsels uit, gelet op de aard van de afwijkingen, het medisch onderzoek en het ziektebeloop in zijn geheel beschouwd. Ook een huidaandoening als oorzaak van de letsels wordt uitgesloten gelet op de combinatie van de verschillende letsels, waaronder huidverkleuringen en huidbeschadigingen. De in hoger beroep geraadpleegde (kinder)dermatoloog/immunoloog [deskundige 2] komt vanuit haar deskundigheid tot gelijkluidende conclusies. Zij ziet voor medische oorzaken (huidziekten/systeemziekten met huidafwijkingen) geen onderbouwing in het aanwezige materiaal. Ook volgens deskundige [deskundige 2] is een niet-accidentele oorzaak het meest waarschijnlijk.
(on)voldoende onderzoek
Door de verdediging is aangevoerd dat het onderzoek niet volledig is geweest, waardoor niet kan worden uitgesloten dat sprake is geweest van een medische oorzaak.
Het hof overweegt dat uit de rapporten van [deskundige 2] en [deskundige 1] blijkt dat weliswaar meer onderzoek gedaan had kunnen worden, maar dat, zo blijkt uit de verklaring van deskundige [deskundige 1] in het ziekenhuis sprake is geweest van een zeer uitgebreid en adequaat onderzoek. Bovendien is in hoger beroep nader onderzoek gedaan naar eventuele huidaandoeningen en/of systeemziekten met huidafwijkingen bij [benadeelde partij] na 16 februari 2018, waarbij niet is gebleken van een mogelijke (huid)aandoening die het onderhavige letsel (mede) zou kunnen verklaren.
Anders dan de verdediging heeft betoogd stelt het hof vast dat de rapporteurs hebben onderkend dat meer onderzoek gedaan had kunnen worden, dat dit onderzoek deels alsnog in hoger beroep is verricht, maar dat zij desondanks in staat zijn geweest om te rapporteren en op basis van hun bevindingen conclusies te trekken. Het verweer wordt daarom verworpen.
Ook overigens ziet het hof in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de deskundigheid van [deskundige 1] .
Sikkelcelcrisis en/of eczeem
Volgens de verdediging is mogelijk sprake geweest van een combinatie van een sikkelcelcrisis en eczeem.
Het hof stelt voorop dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een sikkelcelcrisis bij [benadeelde partij] . Ook overigens geeft hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen verklaring voor het letsel bij [benadeelde partij] en de verschijnselen zoals waargenomen door verdachte en getuige [getuige 1] .
Uit het rapport van [deskundige 1] , alsook zijn verklaring ter zitting in eerste aanleg, volgt dat het dragerschap voor sikkelcelziekte geen enkele relatie heeft met de in het rapport beschreven letsels en dat de huidafwijkingen bij Djavailen niet kunnen worden verklaard door een sikkelcelcrisis. Volgens deskundige [deskundige 1] kan een huidaandoening als oorzaak van de letsels worden uitgesloten en was geen sprake van eczeem of contactallergie in de hals. Deskundige [deskundige 2] heeft eveneens gerapporteerd dat de huidafwijkingen in de hals niet typisch zijn voor een medische aandoening, zoals (onder meer) psoriasis, contactallergie, seborroisch eczeem of constitutioneel eczeem. Gelet hierop verwerpt het hof de suggestie van de verdediging.
Toegebracht letsel
Het hof acht het op grond van het voorgaande, en in het bijzonder gelet op de rapporten van de deskundigen, niet aannemelijk geworden dat een medische oorzaak aan het letsel ten grondslag ligt.
Gelet op de conclusies van de deskundigen stelt het hof vast dat sprake is geweest van niet-accidenteel toegebracht letsel, waarvoor geen andere medische verklaring kan worden gegeven. De mogelijke oorzaak die is aangevoerd door de verdediging kan het letsel niet verklaren. Het hof is van oordeel dat sprake is van door menselijk handelen toegebracht letsel, waarbij geweld is uitgeoefend op de hals/nek van [benadeelde partij] .
Het verweer wordt verworpen.
Daderschap
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de ochtend van 15 februari 2018 is [benadeelde partij] op enig moment naar beneden gegaan. Zijn moeder, getuige [getuige 1] , heeft hem met een dekentje op de bank voor de televisie gelegd en is zelf weer naar boven gegaan om zich te douchen.
Verdachte is op enig moment beneden gekomen.
Omstreeks 10.15 uur is een kennis van verdachte, [getuige 2] , een aantal minuten bij verdachte beneden in de woning geweest. Djavailen lag op dat moment nog op de bank en was vrolijk. [getuige 2] heeft niets bijzonders aan [benadeelde partij] gezien.
Na het vertrek van [getuige 2] heeft verdachte een flesje melk voor [kind] klaargemaakt. Hij is even in het zicht van [benadeelde partij] gaan staan en heeft met hem gepraat. Verdachte zag dat [benadeelde partij] nog goed en normaal reageerde en antwoord gaf op zijn vragen.
Getuige [getuige 1] was al die tijd nog steeds op de bovenverdieping. Zij is daar vanaf 10.21 uur aan het bellen met de kraamverzorgster. Uit de telefoongegevens volgt dat het gesprek van 10.21 uur tot 10.40 uur heeft geduurd. [getuige 1] heeft dit gesprek abrupt beëindigd nadat verdachte haar had geroepen naar beneden te komen omdat er iets aan de hand zou zijn met [benadeelde partij] . Beneden ziet zij [benadeelde partij] op de bank liggen. Hij heeft blauwe lippen, een rode hals, er komt schuim uit zijn mond en hij huilt ‘als een zeehond’. [getuige 1] belt om 10.40 uur, 13 seconden na het beëindigen van het telefoongesprek met de kraamverzorgster, het alarmnummer 112.
Op grond van het voorgaande, in samenhang bezien met de bewijsmiddelen, stelt het hof vast dat er tot het moment dat verdachte alleen met [benadeelde partij] in de woonkamer achterbleef niets bijzonders met [benadeelde partij] aan de hand was. In het korte tijdsbestek na het vertrek [getuige 2] ontstond de medische noodsituatie. [getuige 1] was op dat moment boven aan het bellen.
Het hof hecht geen geloof aan verdachtes niet nader onderbouwde verklaring in hoger beroep voor zover inhoudende dat hij toch géén contact met [benadeelde partij] heeft gehad na het vertrek van [getuige 2] . Het hof heeft geen reden te twijfelen aan zijn verklaring hierover bij de politie. Zijn verklaring bij de politie op dit punt is specifiek en gedetailleerd en bovendien kort na het incident afgelegd.

[getuige 2]
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat [getuige 2] tussen 10.15 uur en 10.40 uur korte tijd in de woning is geweest. Volgens [getuige 2] was er niets bijzonders te zien aan de vrolijke [benadeelde partij] . Dit wordt bevestigd door verdachte die bij de politie heeft verklaard dat hij na vertrek van [getuige 2] [benadeelde partij] nog heeft gesproken en dat [benadeelde partij] toen nog goed en normaal reageerde.
Het hof acht daarom niet aannemelijk geworden dat [getuige 2] op enige manier betrokken is geweest bij het toebrengen van het letsel. Ook overigens zijn er geen aanwijzingen voor enige strafbare betrokkenheid van [getuige 2] .

[getuige 1]
Uit het voorgaande volgt dat getuige [getuige 1] van 10.21 uur tot 10.40 uur een telefoongesprek voerde op de bovenverdieping van de woning. Dit telefoongesprek is abrupt beëindigd door [getuige 1] toen zij werd geroepen door verdachte. Vervolgens heeft [getuige 1] 13 seconden later 112 gebeld.
Het hof heeft vastgesteld dat tot het moment dat verdachte, na het vertrek van getuige [getuige 2] , alleen met [benadeelde partij] in de woonkamer achterbleef er niets bijzonders met [benadeelde partij] aan de hand was.
Op grond van deze vaststellingen oordeelt het hof dat getuige [getuige 1] het letsel bij [benadeelde partij] niet heeft toegebracht.
Het hof overweegt ten overvloede dat de stelling van verdachte, eerst aangevoerd in hoger beroep, dat hij 112 heeft gebeld niet aannemelijk is geworden. Door zowel [getuige 1] als verdachte bij de politie is verklaard dat [getuige 1] 112 heeft gebeld, zoals ook staat vermeld in de bijna letterlijke weergave van het 112-gesprek in het proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2018. Niet alleen staat in de aanhef van dit proces-verbaal dat door [getuige 1] is gebeld, namelijk: ‘In dit proces-verbaal wordt de 112-melding, die [getuige 1] , doet op donderdag 15 februari 2018, omstreeks 10.40 uur, uitgewerkt’, ook blijkt uit de inhoud van dat gesprek dat is gesproken met [getuige 1] . Voorbeelden hiervan zijn: ‘probeert u rustig te blijven mevrouw’ en als antwoord op een vraag ‘en mijn man’.

Verdachte
Van overige personen (behoudens baby [kind] ) is niet gebleken. Dit betekent dat verdachte degene is die het letsel bij [benadeelde partij] heeft toegebracht. Het hof acht de verklaring van verdachte voor zover deze inhoudt dat hij geen letsel heeft toegebracht bij [benadeelde partij] niet geloofwaardig.
Het verweer wordt verworpen.
Opzet op de dood
Voorbedachten rade
Evenals de rechtbank, en met de advocaat-generaal en de raadsman, acht het hof het primair tenlastegelegde bestanddeel ‘met voorbedachten rade’ niet wettig en overtuigend bewezen.
Voorwaardelijk opzet
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit het strafdossier volgt dat in de hals/keel van [benadeelde partij] meerdere huidverkleuringen zijn geconstateerd. Hieruit leidt het hof af dat er enige druk is uitgeoefend op de hals. Daarnaast zijn als klinische verschijnselen waargenomen die aanleiding hebben gegeven om 112 te bellen, te weten: een rode hals, schuim op de mond, blauwe lippen, wegdraaien van de ogen, een vreemde ademhaling en het huilen als een zeehond. Dergelijke verschijnselen zijn volgens deskundige [deskundige 1] kenmerken van ernstig doorgemaakt zuurstoftekort. Kneuzing van het strottenhoofd kan gepaard gaan met heesheid en anders huilen, zoals is geconstateerd door verdachte en getuige [getuige 1] . Gelet op de klinische verschijnselen en het zichtbare letsel aan de hals is naar het oordeel van het hof sprake geweest van enige druk op de hals, waarbij (in elk geval) adembelemmering heeft plaatsgevonden. Mede gelet op de deskundigenrapportage is het hof van oordeel dat sprake is geweest van samendrukkend en/of samenknijpend en/of omsnoerend geweld op de hals van [benadeelde partij] .
Het is een feit van algemene bekendheid dat krachtsinwerking op de hals/keel kan leiden tot zuurstoftekort dat in een zeer korte periode fataal kan worden. Uit het rapport van deskundige [deskundige 1] volgt dat het voorstelbaar is dat bij eenzelfde krachtsinwerking bij kinderen eerder adembelemmering optreedt dan bij volwassenen, gezien de anatomische verhoudingen en de minder ‘stugge’ structuren van bijvoorbeeld de luchtpijp. Verder stelt de deskundige dat binnen seconden (bij een reflexhartstilstand) tot enkele tientallen seconden (bij belemmering van (hals)slagaders) bewustzijnsverlies mogelijk is en dat het mogelijk is dat een slachtoffer reanimatiebehoeftig wordt, en ondanks correct medisch ingrijpen, uiteindelijk overlijdt.
Gelet hierop en gelet op de druk die in elk geval door verdachte is uitgeoefend op de hals/keel waardoor de klinische verschijnselen en het letsel op de hals/keel zijn ontstaan, acht het hof de kans op het intreden van de dood aanmerkelijk. Dat daarbij niet precies kan worden vastgesteld met welke kracht en hoe lang druk is uitgeoefend, doet aan dit oordeel niet af.
Het hof is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is het hof niet gebleken. De primair tenlastegelegde poging tot doodslag is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer wordt verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
Het hof gebruikt de uitlatingen van Djavailen niet voor het bewijs. Het hof komt derhalve niet toe aan de beoordeling van het voorwaardelijk verzoek van de verdediging.
Conclusie
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 15 februari 2018 heeft geprobeerd om [benadeelde partij] van het leven te beroven, zoals hieronder bewezen is verklaard.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 15 februari 2018, in de gemeente Stadskanaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij] van het leven te beroven, met dat opzet, samendrukkend en/of samenknijpend en/of omsnoerend geweld heeft uitgeoefend op de keel/hals van die [benadeelde partij] terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Beroep op vrijwillige terugtred
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een zuiver geval van vrijwillige terugtred. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte is gestopt naar aanleiding van een externe omstandigheid. Het is puur vanuit hemzelf gekomen. Dit maakt dat verdachte geen strafbare dader is, aldus de raadsman.
Het hof stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
Hiervoor heeft het hof geoordeeld dat gelet op de klinische verschijnselen en het zichtbare letsel aan de hals sprake is geweest van enige druk op de hals, waarbij (in elk geval) adembelemmering heeft plaatsgevonden. Er is sprake geweest van samendrukkend en/of samenknijpend en/of omsnoerend geweld op de hals van [benadeelde partij] . Gelet op de bevindingen van deskundige [deskundige 1] brachten de door verdachte verrichtte (uitvoerings)handelingen de aanmerkelijke kans met zich mee dat [benadeelde partij] door die handelingen zou komen te overlijden. Dat dit gevolg is uitgebleven komt naar het oordeel van het hof niet door een gedraging van verdachte om het intreden van dit gevolg te beletten maar door een omstandigheid buiten de invloedssfeer van verdachte gelegen. Met andere woorden: ondanks het stoppen (en hulp halen) had [benadeelde partij] kunnen komen te overlijden als gevolg van het handelen van verdachte. Het hof acht daarbij van belang dat verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven omtrent hetgeen die bewuste ochtend is voorgevallen. Door de raadsman is enkel gesteld dat verdachte de poging op enig moment heeft gestaakt. Nog afgezien van het feit dat deze suggestie niet is onderbouwd volgt uit vorenstaande bevindingen dat het enkele stoppen met de uitvoeringshandelingen naar aard en tijdstip niet geschikt was om het intreden van dat gevolg – de dood - te beletten.
Op grond van de hiervoor vermelde omstandigheden, verwerpt het hof het beroep op vrijwillige terugtred.
Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, betekent dit dat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 15 februari 2018 geprobeerd zijn stiefzoon van destijds tweeëneenhalf jaar van het leven te beroven door geweld op zijn hals uit te oefenen. Als stiefvader van [benadeelde partij] had verdachte de taak had hem geborgenheid en bescherming te bieden, maar in plaats daarvan heeft hij zijn lichamelijke integriteit op een grove wijze geschonden. Verdachte heeft het in hem gestelde vertrouwen als stiefouder in het gezin zeer ernstig beschaamd.
Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij op een zeer ernstige wijze over de schreef is gegaan tegen zijn stiefzoontje, die tegenover hem volstrekt weerloos was. Het is een bekend gegeven dat slachtoffers van kindermishandeling nog jarenlang hiervan de schadelijke gevolgen kunnen ondervinden.
Aan dit zeer ernstige en schokkende feit kan alleen met het opleggen van een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren recht worden gedaan.
In het nadeel van verdachte heeft het hof gelet op het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 23 mei 2022, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Het hof houdt echter bij de strafoplegging in strafmatigende zin rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, in het bijzonder uit het reclasseringsrapport van 31 mei 2022 en het PBC-rapport van 28 december 2018, opgesteld door [deskundige 7] , psychiater, en [deskundige 8] , GZ-psycholoog.
De deskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben geconcludeerd dat verdachte op zwakbegaafd niveau functioneert. Wanneer verdachte onder stress komt te staan schieten zijn capaciteiten op cognitief, sociaal en emotioneel vlak tekort. Verdachte is nauwelijks in staat kritisch naar zichzelf te kijken. Steeds heeft hij voor uiteenlopende zaken verklaringen (rationalisaties) waardoor hij zich in zijn recht voelt staan, en waarmee hij een onwrikbaar zelfbeeld presenteert. Het is aannemelijk dat een belangrijke rol is weggelegd voor de beperkte capaciteiten van betrokkene en het onvoldoende afstemmen op zijn omgeving wanneer er hogere eisen aan hem worden gesteld dan hij aan kan. Verdachte ziet niet in dat hij overvraagd wordt en heeft onvoldoende zicht op het feit dat dit hem stress oplevert door zijn beperkte capaciteiten, waardoor hij een hulpvraag niet goed kan formuleren. Geadviseerd wordt dan ook verdachte het tenlastegelegde vanuit zijn beperkingen in verminderde mate toe te rekenen.
Het matig kunnen omgaan met stress is een risicofactor van belang: zijn coping is beperkt. Verdachtes leerbaarheid in mentaliseren, aanvoelen van anderen, zal beperkt blijven. Hij is rigide in zijn denken en zijn gewenste zelfbeeld als goede vader zal hij als ideaal blijven behouden, waardoor hij waarschijnlijk in relatie tot zijn gezin beperkte intrinsieke mogelijkheden heeft zich anders te gaan gedragen, zodat herhaling van het tenlastegelegde niet onaannemelijk is. Verdacht zal in de context van het gezin moeten leren, middels individuele en systemische begeleiding/behandeling. Daarbij zal een ambulante behandeling ook egosparend zijn en kan hij met meer regels en vaardigheden zijn rol en identiteit weer op zich nemen. Een voorwaardelijk strafdeel bij een onvoorwaardelijke straf prefereert. Daarbij is stringent toezicht en controle noodzakelijk, aldus de onderzoekers.
Uit het reclasseringsrapport van 31 mei 2022 volgt eveneens dat geen sprake was en is van psychiatrische problematiek of een antisociale attitude. Wel zijn er problemen vastgesteld op sociaal emotioneel gebied; verdachtes ontwikkeling is ongerijpt, hij is geneigd alle negatieve gevoelens weg te duwen en wil zijn positieve zelfbeeld koste wat kost behouden. Zijn zelfinzicht is beperkt en hij heeft moeite met zelfreflectie. In het kader van detentiefasering kwam ambulante behandeling niet van de grond, vanwege praktische redenen en omdat verdachte hiervoor niet gemotiveerd is. Gezien zijn problematiek en de ernst van huidige verdenkingen acht de reclassering behandeling wel geïndiceerd.
De reclassering ziet een risico in het cannabisgebruik van verdachte. Van de wijkagent heeft de reclassering vernomen dat verdachte in 2021 tweemaal werd aangehouden wegens het rijden onder invloed van cannabis, terwijl zijn kinderen bij hem in de auto zaten.
Positief vindt de reclassering dat verdachte zichzelf heeft aangemeld bij de verslavingszorg omdat hij van zijn cannabisgebruik af wil. De behandeling is nog niet gestart. Verder heeft hij zijn leven relatief zelfstandig opgebouwd na zijn detentie en is hij gemotiveerd om te blijven werken en zijn schulden af te betalen. Een goede vader zijn voor zijn drie oudste kinderen is voor verdachte belangrijk.
In de huidige situatie ziet de reclassering ook risico’s ten aanzien van het slachtoffer, omdat de andere kinderen van verdachte bij hem en zijn gezin in de buurt wonen en het aannemelijk is dat zij elkaar tegen kunnen komen. Indien bewezen vindt de reclassering dat het slachtoffer en zijn gezin hiertegen beschermd dienen te worden. De reclassering ziet mogelijkheden om de risicofactoren te beperken door het inzetten van reclasseringsinterventies. Geadviseerd wordt aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling door Verslavingszorg Noord Nederland, contact- en locatieverbod en ambulante begeleiding door Humanitas DMH.
Met de deskundigen is het hof van oordeel dat het tenlastegelegde verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Alles afwegend, ook gezien het tijdsverloop, acht het hof – evenals de advocaat-generaal - oplegging van een gevangenisstraf van vier jaren, waarvan een jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Hierbij worden als bijzondere voorwaarden opgelegd: meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling door Verslavingszorg Noord Nederland en AFPN, contactverbod met [benadeelde partij] en ambulante begeleiding door Humanitas DMH. Het hof ziet af van het opleggen van een contactverbod met [getuige 1] . Niet is gebleken dat sprake is van enige noodzaak een contactverbod met haar op te leggen.

Tenuitvoerlegging

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich uiterlijk binnen twee weken na het onherroepelijk worden van dit arrest meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen, en zich hier daarna gedurende de volledige proeftijd meldt, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van de Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen, dan wel – indien gestart - zijn behandeling voort te zetten, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van de AFPN of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd laat begeleiden door Humanitas DMH of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start na aanmelding en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
- het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum benadeelde partij 1] .
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. M.B. de Wit en mr. M. van der Horst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J. Brink, griffier,
en op 12 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.