Verdachte was in de nacht van 30 september 2018 werkzaam als beveiliger op een terrein dat in het kader van het evenement Britse Superbikes op het TT-circuit in Assen als camping in gebruik was. Hij was daar werkzaam met collega beveiligers, dat wil zeggen medeverdachte [medeverdachte] en collega [collega] . Verdachte was als beveiliger gevraagd er op toe te zien dat er zich geen mensen op het campingterrein bevonden die daar niet thuishoorden. Alle campinggasten dienden ter controle een polsbandje te dragen. Aangever stond als gast op het campingterrein. Aangever had bij zijn inschrijving op de camping ook een polsbandje gekregen. In de aan de nacht voorafgaande avond is aangever – die tezamen met anderen het terrein verliet – er rond 23:30 uur door de beveiligingsdienst meermalen op gewezen dat hem bij terugkomst, wanneer hij geen polsbandje zou dragen, de toegang tot het campingterrein zou worden geweigerd. Aangever heeft desondanks zonder polsbandje het campingterrein verlaten. Aldus medeverdachte [medeverdachte] en collega [collega] : onder mededeling aan de beveiligingsmedewerkers dat hij wel een manier wist om bij terugkomst toch het campingterrein op te komen. Aangever heeft daarover verklaard dat hij tegen de beveiligers zei goed naar zijn gezicht te kijken zodat, als hij terugkwam, de beveiliger hem zou herkennen en zou toelaten.
In de nacht kwam aangever rond 03:30 uur terug bij de ingang van de camping. Omdat aangever geen polsbandje droeg werd hem de toegang geweigerd. Na de discussie die hierdoor ontstond tussen aangever en de beveiligingsmedewerkers is aangever weggelopen. Korte tijd later zien de beveiligingsmedewerkers aangever via een droogstaande sloot het campingterrein betreden. Verdachte en zijn collega-beveiligers die op zoek gaan naar aangever, troffen hem achter een camper op de knieën liggend, voorover gebogen met zijn gezicht op de grond, aan. Aangever werd daar door de beveiligers aangesproken en aangever is overeind gekomen. Verdachte en zijn collega-beveiligers wilden aangever van het terrein verwijderen. Op een gegeven moment heeft aangever tijdens het gezamenlijk lopen naar de uitgang van het terrein met zijn rechterarm achterwaarts een beweging gemaakt waarbij het gezicht van verdachte werd geraakt ten gevolge waarvan diens bril op de grond terecht kwam. Verdachte heeft tezamen met zijn collega-beveiligers aangever op de grond gebracht. Medeverdachte [medeverdachte] verklaart dat zij aangever op dat moment aanhielden en de politie belden. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben ieder een arm van aangever achter de rug van aangever gebracht en collega-beveiliger [collega] heeft op dat moment aangever – die zich op dat moment verzette – bij de benen vastgehouden. Vervolgens hebben zij aangever lopend over het terrein over een afstand van ongeveer 75 meter naar de uitgang gebracht om daar op de politie te wachten. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben tijdens het lopen de armen van aangever achter de rug vastgehouden. Mede-verdachte [medeverdachte] heeft daarover verklaard bij de politie op de vraag hoe de armklem eruit zag:
“een hand gaat achter de rug. In een hoek van 90 graden stond de arm. Ik hield met een hand zijn bovenarm vast en met de andere hand zijn pols.”Aangever heeft tijdens het lopen gezegd pijn te ondervinden en heeft verklaard gemerkt te hebben dat verdachte zijn greep aan de rechterarm versoepelde.
De politie die ter plaatse kwam trof de situatie, aldus de relatering van een van de verbalisanten, als volgt aan: “
Ter plaatse gekomen zag ik dat een manspersoon voorover gebogen stond en met zijn handen op zijn rug vast werd gehouden door twee andere mannen, tevens stond er nog een derde man bij.
Op het moment dat ik uitstapte keek de man welke vastgehouden werd mij aan en zei direct: "neem mij alsjeblieft mee". Ik ging er vanuit dat deze man de door de beveiligers aangehouden verdachte was. Ik ben naar de man gelopen, ik zag dat hij geen handboeien om had. ik vroeg aan de beveiligers die bij hem stonden of hij rustig was. Ik hoorde dat twee beveiligers zeiden dat dit inderdaad het geval was.”
Er wordt door een verbalisant ook nog beschreven dat de adem van de verdachte (het hof begrijpt: [benadeelde partij] ) riekte naar inwendig gebruik van alcohol houdende drank maar dat er redelijk met hem te communiceren was. Diezelfde dag, op 30 september 2018, wordt aangever gehoord als verdacht van mishandeling van verdachte. Aangever [benadeelde partij] heeft korte tijd na de bewuste nacht op 3 oktober zijn huisarts bezocht vanwege schouderklachten. Na medisch onderzoek is geleken dat sprake is van letsel aldaar. Op 9 oktober 2018 doet aangever aangifte van mishandeling gepleegd door de beveiligingsmedewerkers, waardoor hij een gescheurde pees in zijn schouder zou hebben opgelopen. Op 12 december 2018 wordt aangever voor de tweede maal gehoord.