ECLI:NL:GHARL:2022:5758
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie en verjaring in strafzaak tegen verdachte
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2010. De verdachte, geboren in 1943 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg bij verstek veroordeeld. Het hof heeft het hoger beroep behandeld en is tot de conclusie gekomen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte.
De zaak betreft twee tenlastegelegde feiten. Ten eerste was er een beschuldiging van bedreiging, waarvoor de verjaringstermijn van zes jaar was verstreken. Het hof oordeelde dat er geen daad van vervolging was geweest die de verjaring had gestuit, en verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van dit feit. Ten tweede was er een beschuldiging van betrokkenheid bij de uitvoer van MDMA in 2004. Ook hier was de tijd tussen het vonnis en de behandeling in hoger beroep aanzienlijk, en het hof oordeelde dat de belangen van de verdachte, die inmiddels 80 jaar oud was en een broze gezondheid had, zwaarder wogen dan de strafvorderlijke belangen.
Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van beide tenlastegelegde feiten. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de lange duur van de procedure en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.