ECLI:NL:GHARL:2022:5753

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
6 juli 2022
Zaaknummer
200.301.809/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over toewijsbaarheid van vordering tot betaling van gefactorde toevoegingsvorderingen en contractuele rente

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van CS Factoring B.V., mede h.o.d.n. Advance, tegen een voormalige advocaat, [geïntimeerde]. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de vordering van Advance afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Advance vorderde in hoger beroep de vernietiging van dit vonnis en toewijzing van haar oorspronkelijke vordering, die onder andere bestond uit een bedrag van € 345.775,86, vermeerderd met contractuele rente en kosten. Het hof heeft vastgesteld dat Advance een factoringbedrijf is dat vorderingen van ondernemers overneemt en dat [geïntimeerde] een overeenkomst met Advance had gesloten op 15 september 2017. Deze overeenkomst betrof de overdracht van vorderingen op de Raad voor Rechtsbijstand. Het hof heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen, omdat hij niet heeft geïnformeerd over zijn schrapping van het tableau en niet heeft voldaan aan de verzoeken van Advance om de vorderingen terug te kopen. Het hof heeft de vordering van Advance grotendeels toegewezen, met uitzondering van de gevorderde contractuele rente en vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, die niet toewijsbaar werden geacht. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, kosten en wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.301.809/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 173252)
arrest van 5 juli 2022
in de zaak van
CS Factoring B.V., mede h.o.d.n. Advance,
gevestigd te Bunschoten,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
Advance,
advocaat: mr. R.A. Reijnen,
tegen
[geïntimeerde], voorheen h.o.d.n. [geïntimeerde] Advocatenkantoor,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
niet verschenen.

1.De procedure bij de rechtbank

Voor de procedure bij de rechtbank verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 19 augustus 2020 dat de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft gewezen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 17 november 2020,
- het herstelexploot van 26 februari 2021,
- het op 2 november 2021 aan [geïntimeerde] verleende verstek;
- het exploot van 3 januari 2022;
- de memorie van grieven tevens houdende vermeerdering van gronden en van eis, met producties, van 11 januari 2022.
2.2
Vervolgens heeft Advance de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten:
3.1
Advance is een factoringbedrijf. Tegen een vergoeding neemt zij van een ondernemer zijn facturatie en debiteurenrisico over, waardoor de ondernemer direct het gefactureerde bedrag minus de aan Advance toekomende vergoeding ontvangt.
3.2
Op 15 september 2017 heeft [geïntimeerde] , die op dat moment in de vorm van een eenmanszaak een advocatenkantoor dreef, met Advance een factoringovereenkomst
gesloten. Op grond daarvan heeft [geïntimeerde] de in een koopafrekening gespecificeerde vorderingen gecedeerd (overgedragen) aan Advance. Dit betreffen vorderingen die [geïntimeerde] had op de Raad voor Rechtsbijstand uit hoofde van door die Raad aan hem verstrekte toevoegingen.
3.3
Advance heeft aan [geïntimeerde] uit hoofde van de overeenkomst in totaal € 301.262,39 betaald, zoals Advance in de procedure bij de rechtbank heeft aangevoerd.
3.4
Per 15 augustus 2019 is [geïntimeerde] geschrapt van het tableau. [geïntimeerde] heeft Advance
hierover niet geïnformeerd.
3.5
Op 9 december 2019 heeft Advance aan [geïntimeerde] bericht dat hij zijn verplichtingen
uit de overeenkomst niet was nagekomen en dat hij veertien dagen de tijd kreeg om dat
alsnog te doen, bij gebreke waarvan Advance de vordering uit handen zou geven en [geïntimeerde]
aansprakelijk zou zijn voor de schade die zij had geleden en zou lijden.
3.6
Op 30 december 2021 is [geïntimeerde] door middel van een deurwaardersexploit verzocht en gesommeerd de overgedragen toevoegingsvorderingen terug te kopen en is hem daartoe een termijn van 5 dagen gesteld,

4.Het geschil en de beslissing van de rechtbank

4.1
Advance heeft - samengevat - gevorderd de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 345.775,86, vermeerderd met de contractuele rente vanaf 5 oktober 2020, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure. Aan die vordering heeft Advance - onder meer en voor zover in hoger beroep nog van belang - ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] wegens schending van een in artikel 9 lid 1 van de overeenkomst neergelegde informatieverplichting op grond van artikel 13 lid 1 van de overeenkomst gehouden is de door hem gefactorde (overgedragen) toevoegingsvorderingen inclusief factorloon, omzetbelasting, rente en kosten terug te kopen.
4.2
De rechtbank heeft bij vonnis van 19 augustus 2020 de vordering van Advance afgewezen omdat - kort weergegeven - die onvoldoende onderbouwd is. Advance is verder veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde] , die begroot zijn op nihil.

5.De vordering in hoger beroep

5.1
Advance vordert in hoger beroep - samengevat - de vernietiging van het vonnis van 19 augustus 2020 en de toewijzing alsnog van haar vordering zoals ingesteld bij de rechtbank, met veroordeling [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
5.2
Advance heeft in het petitum van haar memorie van grieven haar eis gewijzigd aldus dat zij thans vordert:
i. de vernietiging van het vonnis van 19 augustus 2020;
en voorts de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van:
€ 234.122,30 aan hoofdsom, vermeerderd met € 131.836,99 (inclusief btw) aan factorloon, vermeerderd met een tot en met 30 december 2021 berekende contractuele rente van € 62.131,73, subsidiair vermeerderd met een contractuele boete van € 36.595,92, althans meer subsidiair vermeerderd met een tot en met 30 december 2021 berekende wettelijke handelsrente van € 26.203,98 althans vermeerderd met een in goede justitie te bepalen rentebedrag;
een factorloon (inclusief btw) van 0,05% per dag vanaf 31 december 2021;
de contractuele rente van 1,5% per maand over € 234.122,30 en het tot dat moment verschenen factorloon vanaf 31 december 2021, althans subsidiair de wettelijke handelsrente vanaf 31 december 2021;
€ 3.101,22 aan beslagkosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betekening van het te wijzen arrest;
€ 54.893,89 althans € 4.361,80 aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf veertien dagen na betekening van het te wijzen arrest;
met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, inclusief nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
5.3
In haar memorie van grieven heeft Advance voorts aan haar grondslagen van haar vordering toegevoegd dat [geïntimeerde] op grond van artikel 13 lid 2 dan wel artikel 13 lid 3 en artikel 6 lid 2 sub a en b van de overeenkomst gehouden is de openstaande toevoegings-vorderingen terug te kopen tegen betaling van een bedrag van 100% van het aankoopbedrag van deze toevoegingsvorderingen inclusief omzetbelasting, het verschuldigde factorloon en de verschuldigde rente en kosten.
5.4
De wijziging van eis alsook de vermeerdering van grondslag is bij exploot van 3 januari 2022 aan [geïntimeerde] (in persoon) betekend. Deze betekening is tijdig geweest, zodat het hof zowel de wijziging van eis als de vermeerdering van grondslag in de beoordeling zal betrekken (vgl. artikel 130 lid 3 Rv).

6.De beoordeling van de grieven en de vordering

6.1
De twee door Advance voorgestelde grieven, in samenhang gelezen met de nadere grondslagen, beogen de toewijzing van de gewijzigde vordering op een van de aangedragen grondslagen.
6.2
Advance heeft onder meer aan haar vordering ten grondslag gelegd dat het gaat om gefactorde toevoegingsvorderingen op de Raad voor Rechtsbijstand die alle langer dan 400 dagen openstaan. Advance heeft daarbij gewezen op een overzicht van aangekochte toevoegingsvorderingen per 30 december 2021 waarin naast de datum van de afgifte van de betreffende toevoeging ook de datum van aankoop daarvan door Advance staat weergegeven. De oudste gefactorde toevoeging dateert van 17 juli 2018 en de jongste van 4 november 2019. [geïntimeerde] is niet in de procedure verschenen en heeft niet weersproken dat alle in het overzicht voorkomende toevoegingen door Advance zijn aangekocht én nog openstaan. Daarom neemt het hof tot uitgangspunt dat al die gefactorde toevoegings-vorderingen, die samen € 234.112,30 bedragen, langer dan 400 dagen openstaan.
6.3
In artikel 13 lid 2 van de factoringovereenkomst van 15 september 2017 is bepaald:
“Indien de Raad voor Rechtsbijstand de Vordering niet binnen 400 dagen nadat de vordering is aangekocht door Koper (…) heeft voldaan, is Verkoper verplicht de desbetreffende Vordering op eerste verzoek binnen vijf (5) dagen terug te kopen tegen betaling van een bedrag van 100% van het aankoopbedrag zoals genoemd op de aankoopafrekening inclusief de omzetbelasting, factorloon, rente en kosten.”Omdat, zoals overwogen, sprake is van een openstaande termijn van langer dan 400 dagen en uit de stukken in hoger beroep blijkt dat [geïntimeerde] op 30 december 2021 is verzocht de overgedragen toevoegingsvorderingen terug te kopen, is [geïntimeerde] , zoals Advance stelt, gehouden de gefactorde toevoegingsvorderingen van in totaal € 234.112,30 terug te kopen en daarnaast verplicht tot vergoeding van factorloon, omzetbelasting, rente en kosten.
6.4
Gezien het voorgaande hoeven de andere door Advance aangevoerde grondslagen voor haar vordering geen (nadere) bespreking meer. Dit geldt ook voor het bezwaar van Advance dat de rechtbank de vordering niet heeft toegewezen op basis van een schending door [geïntimeerde] van zijn mededelingsplichten als bedoeld in artikel 9 lid 1 van de factoringovereenkomst.
6.5
De door Advance gevorderde vergoeding van factorloon is, onder verwijzing naar de in artikel 3 lid 1 van de factoringovereenkomst bepaalde 0,05% per dag, tot en met 30 december 2021 berekend op € 131.836,99. Op basis van dezelfde bepaling vordert Advance ook factorloon vanaf 31 december 2021. Het hof ziet geen reden om een en ander voor ondeugdelijk onderbouwd of berekend te houden.
6.6
Onder verwijzing naar de in artikel 13 lid 6 van de overeenkomst bepaalde rente-vergoeding van 1,5% per maand heeft Advance verder de aan haar tot en met 30 december 2021 toekomende rente becijferd op € 62.131,73, kennelijk over de toevoegingsvorderingen, vermeerderd met factorloon. In deze bepaling is echter beschreven dat “de Verkoper” (oftewel [geïntimeerde] ) die rente pas is verschuldigd indien hij niet binnen vijf dagen aan de verplichtingen als omschreven in de leden 1, 2 en 3 van artikel 13 voldoet, welke leden zien op een terugkoopverplichting. Uit de stukken kan niet blijken dat [geïntimeerde] eerder dan op 30 december 2021 is verzocht de eerder overgedragen toevoegingsvorderingen terug te kopen. Dit betekent dat er geen grond is gesteld die toewijzing van contractuele rente eerder dan per 5 januari 2022 kan dragen. Daarnaast is in bedoeld artikellid geen aanknopingspunt te vinden voor de stelling van Advance dat “de Verkoper” in het daar geregelde geval ook de rente van 1,5% is verschuldigd over het aan Advance op basis van artikel 3 lid 1 van de factoringovereenkomst toekomende factorloon. Een andere bepaling voor berekening van contractuele rente over factorloon heeft Advance niet genoemd. Ook in zoverre ontbreekt een grond voor wat Advance aan contractuele rente vordert. De contractuele rente zal daarom worden toegewezen vanaf 5 januari 2022 en dan alleen over het openstaande bedrag aan gefactorde toevoegingsvorderingen van € 234.122,30. Aan de
subsidiair gevorderde boete en de meer subsidiair gevorderde wettelijke handelsrente komt het hof daarmee niet toe.
6.7
De door Advance gevorderde vergoeding voor beslagkosten van € 3.101,22 is door haar in de memorie van grieven nader onderbouwd en gespecificeerd. Zij heeft verder de onderliggende beslagstukken als producties overgelegd. Ook voor dit onderdeel van de vordering heeft het hof geen reden om een en ander voor onrechtmatig of ongegrond te houden. Hetzelfde geldt voor de over deze post gevorderde wettelijke rente.
6.8
Advance heeft tot slot vergoeding gevorderd van buitengerechtelijke kosten, door haar onder verwijzing naar artikel 13 lid 8 van de factoringovereenkomst gesteld op € 54.893,89. Subsidiair vordert Advance een vergoeding ter zake van € 4.361,80, gebaseerd op artikel 6:96 lid 5 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten.
6.8.1
In lid 8 van artikel 13 is een regeling gegeven voor vergoeding van ‘alle buitengerechtelijke kosten (…) die naar het oordeel van [Advance] noodzakelijk zijn om de (…) aan [Advance] verschuldigde bedragen te incasseren’. Die bepaling gaat daarmee uit van gemaakte buitengerechtelijke kosten. Advance heeft in dat verband gesteld dat zij diverse gemachtigden en advocaten heeft ingeschakeld die werkzaamheden hebben verricht om tot incasso te komen, maar dat heeft zij verder niet uitgewerkt. Bij de overgelegde stukken bevinden zich slechts twee brieven van ingeschakelde gemachtigden, te weten een brief van 4 mei 2020 en een brief van 18 mei 2020. Deze brieven, die niet meer inhouden dan een enkele sommatie om tot betaling over te gaan, zijn onmiddellijk vooraf gegaan aan de inleidende dagvaarding van 26 mei 2020. Het gaat daarmee, naar het hof voorkomt, in wezen om aan de procedure zelf voorbereidende werkzaamheden, waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv een vergoeding bepalen. Er kan daarmee niet worden vastgesteld dat Advance daadwerkelijk buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten waarop artikel 13 lid 8 van de factoringovereenkomst ziet. In zoverre is dit deel van de vordering niet toewijsbaar.
6.8.2
Wat betreft de subsidiair gevorderde genormeerde vergoeding geldt dat die vergoeding wordt berekend aan de hand van de hoofdsom van de vordering en dat die vergoeding niet afhangt van de incassohandelingen die wel of niet zijn verricht. Gelet op de zich bij de stukken bevindende ingebrekestelling van 9 december 2019 en de daarbij geboden termijn, kan worden aangenomen dat [geïntimeerde] in verzuim is geraakt. De gevorderde genormeerde vergoeding is daarom voldoende deugdelijk onderbouwd en als verschuldigd aan te merken. Anders dan Advance meent, is daarover niet de wettelijke handelsrente verschuldigd, maar de in artikel 6:119 BW bedoelde wettelijke rente.
6.9
Met een en ander kan het hof, behalve ten aanzien van de gevorderde contractuele vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en ter zake gevorderde wettelijke handelsrente, niet tot het oordeel komen dat wat Advance vordert, in strijd komt met het recht dat ambtshalve door de rechter moet worden toegepast of dat de aangevoerde feitelijke en juridische gronden het gevorderde niet kunnen dragen. Het bestreden vonnis kan daarom niet in stand blijven en zal worden vernietigd. De vordering van Advance zal worden toegewezen als hierna zal worden vermeld.

7.De slotsom

7.1
De grieven slagen, zodat het bestreden vonnis zal worden vernietigd.
7.2
Als de (overwegend) in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties veroordelen.
7.3
De kosten voor de procedure bij de rechtbank aan de zijde van Advance zullen worden vastgesteld op € 83,38 voor explootkosten, € 4.131,- voor griffierecht en € 2.491,- voor salaris advocaat (1 punt × tarief VI).
7.4
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Advance zullen worden vastgesteld op € 85,09 voor explootkosten, € 5.610,- voor griffierecht en € 4.064,- voor salaris advocaat (1 punt x tarief VI in hoger beroep). Hierbij zijn de kosten van de exploten van 26 februari 2021 en 3 januari 2022 voor rekening en risico van Advance gelaten.
7.5
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

8.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 19 augustus 2020 en doet opnieuw recht;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Advance van:
  • € 234.122,30 aan hoofdsom, vermeerderd met € 131.836,99 (inclusief btw) aan factorloon;
  • een factorloon (inclusief btw) van 0,05% per dag over de nog verschuldigde hoofdsom op basis van de factoringovereenkomst vanaf 31 december 2021 tot voldoening van de hoofdsom;
  • de contractuele rente van 1,5% per maand over € 234.122,30 vanaf 5 januari 2022 tot voldoening van de hoofdsom;
  • € 3.101,22 aan beslagkosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van betekening van het te wijzen arrest;
  • € 4.361,80 aan vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van het te wijzen arrest;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van Advance wat betreft de procedure bij de rechtbank aanleg vastgesteld op € 4.214,38 voor verschotten en op € 2.491,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 5.695,09 voor verschotten en op € 4.064,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.F. Boele, M.E.L. Fikkers en P.S. Bakker en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.