ECLI:NL:GHARL:2022:5723

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
200.309.755
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ondertoezichtstelling van een minderjarige na verbeterde situatie van de ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, betreft het de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De kinderrechter had op 25 januari 2022 besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de Jeugdbescherming, vanwege zorgen over haar ontwikkeling en het gedrag van de ouders. De vader ging in hoger beroep tegen deze beslissing, met het verzoek om de ondertoezichtstelling voor een kortere periode of afwijzing van het verzoek van de raad voor de kinderbescherming. De moeder steunde de vader in zijn verzoek, terwijl de raad en de Jeugdbescherming zich verzetten tegen de afwijzing van de ondertoezichtstelling.

Tijdens de zitting op 10 juni 2022 werd duidelijk dat de ouders inmiddels hulp hadden ontvangen voor hun eigen problemen en opvoedhulp, wat leidde tot een verbetering van de situatie. De zorgen over het gedrag van de minderjarige waren verminderd, en de ouders waren in staat om haar op tijd naar school te brengen. Het hof concludeerde dat de ondertoezichtstelling niet langer noodzakelijk was, omdat de ouders in staat waren om de zorg voor hun kind op zich te nemen met de hulp die zij ontvingen.

Het hof bekrachtigde de beslissing van de kinderrechter tot 1 oktober 2022, maar vernietigde de verlenging van de ondertoezichtstelling vanaf die datum. Het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling werd afgewezen voor de periode na 1 oktober 2022, waarmee het hof de verbeterde situatie van de ouders en de minderjarige erkende.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.309.755
(zaaknummer rechtbank Gelderland 395523)
beschikking van 5 juli 2022
in het hoger beroep van
[de vader](de vader),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. F. Pool in Rotterdam.
Belanghebbenden zijn:
(1)
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd in Arnhem,
(2)
[de moeder](de moeder),
woonplaats: [woonplaats1] ,
(3) de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd in Zutphen.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] , geboren [in] 2018.

2.Belangrijke informatie

De ouders hebben samen het gezag over [de minderjarige] . Dat betekent dat de ouders samen belangrijke beslissingen over [de minderjarige] kunnen nemen. [de minderjarige] woont bij haar moeder
.

3.De beslissing van de kinderrechter

3.1.
De raad heeft de kinderrechter (rechtbank Gelderland, locatie Zutphen) verzocht [de minderjarige] onder toezicht te stellen van de Jeugdbescherming. Op 25 januari 2022 heeft de kinderrechter een beslissing genomen op het verzoek van de raad.
3.2.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de Jeugdbescherming tot 25 januari 2023. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit betekent dat de beslissing uitgevoerd mag worden, ook als er hoger beroep is ingesteld.

4.Het hoger beroep

4.1.
De vader is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Hij is in hoger beroep gegaan. Hij vindt dat het hof het verzoek van de raad alsnog moet afwijzen. Als dat niet kan wil hij een ondertoezichtstelling voor een kortere periode.
4.2.
De moeder is het eens met het verzoek van de vader.
4.3.
De raad is het niet eens met het verzoek van de vader en vraagt de beslissing van de kinderrechter in stand te laten.
4.4.
Ook de Jeugdbescherming is het niet eens met het verzoek van de vader.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van 21 april 2022 met bijlagen;
  • een brief van de Jeugdbescherming van 4 mei 2022;
  • het verweerschrift van de raad.
5.2.
De zitting bij het hof was op 10 juni 2022.
Aanwezig waren:
  • mr. Pool voor de vader;
  • twee vertegenwoordigers voor de Jeugdbescherming en
  • een vertegenwoordiger voor de raad.
5.3.
De vader en de moeder waren niet bij de zitting aanwezig. De vader stond op de verkeerde locatie en had de zitting graag willen bijwonen. Om die reden heeft mr. Pool tijdens de zitting om aanhouding van de zaak verzocht. Het hof heeft dit aanhoudingsverzoek afgewezen. Ook naar aanleiding van de zitting ziet het hof geen reden om de zaak aan te houden om de vader alsnog te horen. De advocaat heeft het standpunt van de vader voldoende duidelijk kunnen maken.
5.4.
Mr. Pool heeft op 9 juni 2022 een e-mailbericht met een bijlage gestuurd. Dit e-mailbericht met bijlage laat het hof buiten beschouwing. In artikel 1.4.4 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven staat dat stukken tot uiterlijk tien dagen voor de zitting kunnen worden ingediend. Omdat het e-mailbericht te laat is, de raad en de Jeugdbescherming dit stuk niet hebben ontvangen en daarop niet konden reageren, zal het hof dit e-mailbericht buiten beschouwing laten.

6.De redenen voor de beslissing

6.1.
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van dat kind en de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening. De verwachting is dat de ouders de verzorging en opvoeding na een tijdje weer helemaal zelf kunnen gaan doen (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek).
6.2.
Het hof stelt vast dat er grote zorgen waren over [de minderjarige] op het moment dat de kinderrechter een beslissing nam.
Zowel de ouders als het kinderdagverblijf hadden zorgen over het gedrag van [de minderjarige] . Zo liet [de minderjarige] opvallend druk gedrag zien, liet zij zich moeilijk begrenzen, had een grote mond en kon eisend zijn. De ouders hadden het vermoeden dat ADHD de oorzaak van dit gedrag was, waardoor zij [de minderjarige] zelf medicatie hebben gegeven zonder voorafgaand onderzoek of voorschrift van een arts.
De ouders hebben zelf de nodige problemen, waardoor het hen niet lukte om [de minderjarige] de nodige rust, structuur en begrenzing te bieden. Ook hadden de ouders moeite om haar op tijd naar de kinderopvang te brengen, waardoor [de minderjarige] als enige van de groep later mocht komen en zij een uitzonderingspositie op de groep kreeg. Daarnaast was sprake van relatieproblemen waardoor er regelmatig ruzies waren waar [de minderjarige] bij was.
Eerdere vrijwillige hulpverlening ( [naam1] Zorg) leidde niet tot een verbetering van de situatie. De ouders vonden het lastig om te horen wat zij niet goed (genoeg) deden en moeilijk om naar hun eigen gedrag te kijken. Dit leidde er uiteindelijk toe dat de betrokken hulpverlening niets meer voor de ouders kon doen, terwijl de zorgen over [de minderjarige] er nog steeds waren. Het hof vindt daarom dat de kinderrechter terecht heeft beslist dat er een ondertoezichtstelling moest komen.
6.3.
Uit de stukken en tijdens de zitting bij het hof is gebleken dat de situatie van de ouders is verbeterd. De ouders krijgen inmiddels hulp voor hun eigen problemen en opvoedhulp van [naam2] . Zij ervaren deze hulp als prettig en kunnen goed samenwerken met de hulpverleners. De relatieproblemen worden mede in stand gehouden doordat de vader in zijn woning van [naam2] geen kinderen mag ontvangen. Daarom is hij vaak bij de moeder in de woning zodat hij daar contact kan hebben met [de minderjarige] . [naam2] bekijkt op dit moment de mogelijkheden voor een andere, geschikte woonplek voor de vader. Mochten de relatieproblemen ook daarna nog aanhouden, dan kunnen de ouders hier (samen met [naam2] ) hulp voor zoeken. Daarnaast heeft de moeder zich aangemeld voor traumabehandeling en staat zij daarvoor op de wachtlijst.
Ook zijn er minder zorgen over het gedrag van [de minderjarige] . Inmiddels zit zij op school en weten de ouders [de minderjarige] (bijna) altijd op tijd op school te brengen. De school verklaart dat [de minderjarige] haar draai heeft gevonden en steeds meer rust krijgt. De gezinsvoogd vertelt dat [de minderjarige] nog wel druk gedrag laat zien, temperamentvol is en soms zorgelijke uitspraken doet. Zo heeft [de minderjarige] gezegd dat zij door de ouders wordt geslagen. Er zijn dus nog wel zorgen over het gedrag en de uitspraken van [de minderjarige] , maar daarvoor krijgen de ouders op dit moment opvoedondersteuning van [naam2] . De gezinsvoogd verklaart dat er geen andere of meer hulp nodig is dan nu is ingezet. Omdat de ouders daar achter staan, kan deze hulp ook vrijwillig door de ouders worden voortgezet. Een ondertoezichtstelling van een jaar is daarom niet nodig. Het hof is dan ook van oordeel dat de zorgen over [de minderjarige] voldoende kunnen worden weggenomen door voortzetting van de hulp van [naam2] op vrijwillige basis. Het hof zal daarom de ondertoezichtstelling met ingang van 1 oktober 2022 beëindigen.
6.4.
Kortom, het hof laat de beslissing van de kinderrechter om de ondertoezichtstelling te verlengen in stand tot 1 oktober 2022 en komt voor de periode vanaf 1 oktober 2022 tot een andere beslissing dan de kinderrechter. Het hof zal die beslissing daarom vanaf 1 oktober 2022 vernietigen en het verzoek van de raad over de ondertoezichtstelling vanaf 1 oktober 2022 alsnog afwijzen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 23 november 2021 voor zover de ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode tot 1 oktober 2022;
vernietigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 23 november 2021 voor zover de ondertoezichtstelling zich uitstrekt over de periode vanaf 1 oktober 2022;
wijst het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] , geboren [in] 2018, af voor zover dat verzoek betrekking heeft op de periode vanaf 1 oktober 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, H. Phaff en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. M. Knipping-Verbeek als griffier, en is op 5 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.