In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, waarin een omgangsregeling is vastgesteld tussen de vader en zijn minderjarige kind. De vader, die de minderjarige heeft erkend, heeft in hoger beroep verzocht om de omgangsregeling uit te breiden, terwijl de moeder, die alleen het gezag uitoefent, zich hiertegen verzet. De huidige regeling houdt in dat de vader eenmaal per twee weken gedurende twee uur onder begeleiding omgang heeft met de minderjarige op een neutrale locatie. De vader stelt dat de omgang goed verloopt en dat het in het belang van het kind is om de omgang bij hem thuis te laten plaatsvinden. De moeder daarentegen heeft ernstige zorgen over de veiligheid van de minderjarige en het gedrag van de vader, waaronder zijn drugsgebruik.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juni 2022 zijn beide ouders en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming aanwezig. De raad adviseert om de omgang uit te breiden, maar het hof is van mening dat er onvoldoende informatie is om een beslissing te nemen. Er zijn zorgen over de opvoedcapaciteiten van beide ouders en de impact van hun conflicten op de minderjarige. Het hof besluit daarom een raadsonderzoek te laten instellen om te bepalen welke omgangsregeling het meest in het belang van de minderjarige is. Totdat het onderzoek is afgerond, blijft de huidige omgangsregeling van kracht, maar zal de raad de omgang tussen de vader en de minderjarige minimaal drie keer observeren in de woning van de vader.
De beslissing van het hof is dat de raad uiterlijk op 10 februari 2023 moet rapporteren over de uitkomsten van het onderzoek, en dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet na ontvangst van dit rapport.