ECLI:NL:GHARL:2022:5718

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
200.304.106
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling van minderjarige met complexe zorgbehoefte

In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige1], geboren in 2017. De vader en de moeder zijn ook de ouders van [de minderjarige2], geboren in 2020. Het ouderlijk gezag over beide kinderen wordt alleen uitgeoefend door de moeder. De vader heeft [de minderjarige1] erkend, maar niet [de minderjarige2]. De moeder heeft uit een eerdere relatie nog een zoon, [de minderjarige3], geboren in 2011. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland heeft op 14 september 2021 op verzoek van de raad voor de kinderbescherming besloten om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht te stellen tot 14 september 2022.

De ouders zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep aangetekend. Ze zijn van mening dat de vader als belanghebbende moet worden aangemerkt en dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] moet worden afgewezen. De raad voor de kinderbescherming en de William Schrikker Stichting steunen de beslissing van de kinderrechter en zijn van mening dat deze in stand moet blijven.

Het hof heeft de zaak behandeld op zittingen op 10 maart en 10 juni 2022. Tijdens deze zittingen zijn de ouders en vertegenwoordigers van de betrokken instellingen aanwezig geweest. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat de vader als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat hij in gezinsverband samenwoont met de moeder en de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige1], die meervoudig gehandicapt is, en [de minderjarige2], die het syndroom van Down heeft. De ouders hebben te maken met veel (medische) hulpverleners, wat leidt tot een grote belasting voor de moeder, die ook persoonlijke problemen heeft.

Het hof heeft besloten de beschikking van de kinderrechter te bekrachtigen, omdat de ontwikkeling van [de minderjarige1] ernstig wordt bedreigd en een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Het hof heeft ook aangegeven dat er een regievoerder moet komen om de hulpverlening te coördineren en de ouders te ondersteunen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.304.106
(zaaknummer rechtbank Gelderland 392738)
beschikking van 5 juli 2022
in het hoger beroep van:
[de vader](de vader)
en
[de moeder](de moeder)
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: S.F. Smidt in Baarn.
Belanghebbenden zijn:
(1)
de raad voor de kinderbescherming,gevestigd in Arnhem
(2) de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,gevestigd in Amsterdam.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , geboren [in] 2017.

2.Belangrijke informatie

2.1.
De vader en de moeder zijn ook de ouders van [de minderjarige2] , geboren [in] 2020.
2.2.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wordt alleen uitgeoefend door de moeder. De vader heeft [de minderjarige1] erkend. De vader heeft [de minderjarige2] niet erkend.
2.3.
De moeder heeft uit een eerdere relatie nog een zoon [de minderjarige3] , geboren [in] 2011.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland (locatie Arnhem) heeft op 14 september 2021 op verzoek van de raad een beslissing genomen. De kinderrechter heeft [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting tot 14 september 2022.

4.Het hoger beroep

4.1.
De ouders zijn het niet eens met de beslissing van de kinderrechter om de vader alleen als informant aan te merken. Zij vinden dat de vader alsnog als belanghebbende moet worden aangemerkt. Verder zijn de ouders het niet eens met de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] . Zij vinden dat het hof het verzoek van de raad tot de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] alsnog moet afwijzen.
4.2.
De raad is het niet eens met het verzoek van de moeder en vindt dat de beschikking van de rechtbank in stand moet blijven.
4.3.
De William Schrikker Stichting sluit zich aan bij de raad.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1.
Het hof heeft het beroepschrift van 14 december 2021 ontvangen en het definitieve raadsrapport van 30 april 2021.
5.2.
De zittingen bij het hof waren op 10 maart 2022 en 10 juni 2022.
Op 10 maart 2022 waren aanwezig:
  • mr. C.C. Sneper (waarnemer van mr. Smidt) namens de moeder, en
  • een vertegenwoordiger namens de raad.
Omdat de moeder en de William Schrikker Stichting afwezig waren is de behandeling van de zaak op 10 maart 2022 aangehouden. Op 10 juni 2022 is de behandeling voortgezet. Op die dag waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de William Schrikker Stichting en
- een vertegenwoordiger van de raad.

6.De redenen voor de beslissing

de vader als belanghebbende
6.1.
Het hof merkt de vader in hoger beroep als belanghebbende aan. In de regel zijn alleen de ouders met gezag belanghebbende in de procedure over de ondertoezichtstelling. Omdat [de minderjarige1] in gezinsverband samenwoont met haar moeder én haar vader, is ook de vader belanghebbende in deze zaak.
wat er in de wet staat over de ondertoezichtstelling
6.2.
De kinderrechter mag een kind onder toezicht stellen als er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van dat kind en de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening. Het moet wel te verwachten zijn dat de ouders de verzorging en opvoeding na een tijdje weer helemaal zelf kunnen gaan doen (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek).
oordeel van het hof over de ondertoezichtstelling
6.3.
Het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter moet blijven gelden. Daarom zal het hof die beslissing bekrachtigen en hierna uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de kinderrechter.
6.4.
De moeder leeft in gezinsverband met de vader en drie jonge kinderen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn twee kwetsbare kinderen met een grote zorgbehoefte. [de minderjarige1] is meervoudig gehandicapt en [de minderjarige2] heeft het syndroom van Down. De ouders vinden dat de situatie van ieder kind afzonderlijk moet worden bekeken. Het hof vindt dat de situatie van de kinderen niet los van elkaar kan worden gezien omdat zij in gezinsverband leven met elkaar. De problemen binnen het gezin hebben invloed op ieder gezinslid en dus ook op [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . [de minderjarige1] heeft de meest complexe problematiek, zodat juist voor haar een ondertoezichtstelling nodig is.
6.5.
Vanwege de persoonlijke problemen van de kinderen zijn in het gezin veel (medische) hulpverleners betrokken: achttien in het totaal. Deze hulpverleners doen allemaal een beroep op de moeder. Dit is voor de moeder een enorme belasting, ook omdat de hulpverleners elkaar soms tegenspreken waardoor het niet altijd duidelijk is wat er moet gebeuren. Zelfs voor de William Schrikker Stichting, zo is ter zitting toegelicht, is het een hele opgave om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen. Vanwege de financiële problemen is de vader veel aan het werk en nauwelijks beschikbaar voor het gezin. Voor de moeder betekent dit dat de zorg voor de kinderen grotendeels op haar neerkomt. De moeder heeft ook persoonlijke problemen. Zij is belast met ADD en borderline problematiek en vindt het moeilijk hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden. Zij heeft daarom ook hulp nodig voor zichtzelf, maar in de huidige situatie heeft zij geen rust en komt zij niet toe aan die hulp. Daarnaast is ook sprake van relatieproblemen waarvoor relatietherapie zal worden ingezet.
6.6.
Eerder is mevrouw [naam1] van het wijkteam betrokken geweest. De moeder heeft deze hulp als heel prettig en helpend ervaren en zij wil graag dat mevrouw [naam1] terugkomt in het gezin als aanspreekpunt en regievoerder. Mevrouw [naam1] is echter van mening dat de hulp niet in het vrijwillig kader kan plaatsvinden, zo volgt uit het raadsrapport. Tijdens de betrokkenheid van mevrouw [naam1] liep de ingezette hulp vast, doordat de moeder hulpverlening lastig binnen liet en mensen snel afwees. Hierdoor wisten veel hulpverleners niet goed wat te doen. Ondanks dat de moeder inmiddels samenwerkt met een aantal hulpverleners, is nu niet duidelijk welke stappen gezet moeten worden, omdat de hulpverleners elkaar (soms) tegenspreken. Ook is het maar de vraag of de betrokken hulpverleners over de noodzakelijke gespecialiseerde kennis beschikken.
6.7.
Het hof is van oordeel dat de ontwikkeling van [de minderjarige1] ernstig wordt bedreigd, waardoor een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Het hof is ook van oordeel dat er een regievoerder voor de moeder moet komen die kan zorgen dat er straks één aanspreekpunt voor de ouders is. De inzet van een gezinsvoogd is nodig om overzicht te krijgen, de noodzakelijke hulp te coördineren en om tot een goede onderlinge afstemming van de hulpverleners te komen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 14 september 2021;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, J.B. de Groot en D.J.M. van de Voort, in samenwerking met mr. M. Knipping-Verbeek, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. J.B. de Groot op 5 juli 2022.