Uitspraak
(onder verantwoordelijkheid van Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: GGZ) [locatie] ),
Overwegingen:
Beslissing
[terbeschikkinggestelde] .
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland van 21 januari 2022, die de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde met een jaar had verlengd. Het openbaar ministerie had beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 9 juni 2022 zijn de advocaat-generaal en de raadsman van de terbeschikkinggestelde gehoord. De advocaat-generaal pleitte voor een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar, terwijl de raadsman betoogde dat de terbeschikkingstelling niet meer nodig was en dat een civielrechtelijk kader mogelijk was.
Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had besloten de terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen, met wijziging van de voorwaarden. Het hof benadrukte het belang van duidelijkheid voor de terbeschikkinggestelde over de mogelijkheden van een civielrechtelijk kader vóór de volgende verlengingszitting. Het hof wees op de noodzaak van een onderzoek naar de (on)mogelijkheden van een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd). Het hof concludeerde dat de verstandelijke beperking van de terbeschikkinggestelde zwaarwegend is en dat dit moet worden betrokken in het onderzoek naar een mogelijk civielrechtelijk kader.
De beslissing van het hof bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar met de aanvulling dat er voor de volgende verlengingszitting duidelijkheid moet zijn over de civielrechtelijke mogelijkheden. Het hof heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de raden waren niet in staat deze mede te ondertekenen.