ECLI:NL:GHARL:2022:5631

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juli 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
21-000302-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het teweegbrengen van een ontploffing door het aansteken van vuurwerk in Opijnen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door het aansteken van vuurwerk op nieuwjaarsnacht 2019 in Opijnen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uren, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een andere bewijsbeslissing genomen. Het hof oordeelde dat de verdachte samen met anderen een mortierbom heeft ontstoken, wat heeft geleid tot schade aan meerdere panden en gemeen gevaar voor goederen. De verdachte ontkende het vuurwerk te hebben aangestoken, maar camerabeelden toonden aan dat hij betrokken was bij de ontsteking. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van medeplegen van het teweegbrengen van de ontploffing. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, een taakstraf van 120 uren en een geldboete van € 2.000,00. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen voor schadevergoeding.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000302-21
Uitspraak d.d.: 4 juli 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 januari 2021 met parketnummer 05-019998-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14 januari 2022 en 20 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. O.N.J. Maatje, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Bij voormeld vonnis heeft de rechtbank de verdachte in verband met het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en tot een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het onderdeel medeplegen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een gedeeltelijk andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 1 januari 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meermalen ontploffingen teweeg heeft gebracht door een of meer stuk(ken) (zwaar) vuurwerk, althans een (of meer) explosief/explosieve(n) (voorwerp(en)), aan te steken en/of tot ontploffing te brengen en daarvan gemeen gevaar voor een of meer (nabijgelegen) panden en/of goederen, te weten
-een bedrijfspand gelegen aan de [straat en huisnummer 3] (toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] ) en/of
-een woning gelegen aan de [straat en huisnummer 1] (toebehorende aan [benadeelde 2] ) en/of -een woning gelegen aan de [straat en huisnummer 2] (toebehorende aan [benadeelde 1] ) en/of
-een schrikhek staande op de kruising [straten] (toebehorende aan Gemeente [gemeente] ), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 1januari 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op de kruising [straten] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer goederen, te weten -een bedrijfspand gelegen aan de [straat en huisnummer 3] (toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] ) en/of
-een woning gelegen aan de [straat en huisnummer 1] (toebehorende aan [benadeelde 2] ) en/of -een woning gelegen aan de [straat en huisnummer 2] (toebehorende aan [benadeelde 1] ) en/of
-een schrikhek staande op de kruising [straten] (toebehorende aan Gemeente [gemeente] ) door een of meermalen ontploffingen teweeg te brengen door een of meer stuk(ken) (zwaar) vuurwerk, althans een (of meer) explosief/explosieve(n) (voorwerp(en)), aan te steken en/of tot ontploffing te brengen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn medeverdachten, deze goederen opzettelijk heeft/hebben vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep blijkt het hof als volgt.
De verdachte is in de nieuwjaarsnacht van 1 januari 2019 samen met een aantal anderen naar de [straat 1] te [plaats] gegaan. Rond 02:36:33 uur liep verdachte door de [straat 2] richting de [straat 1] terwijl hij een doos op zijn rechterschouder droeg. Hij werd gevolgd door twee anderen en legde de doos op de [straat 1] . Deze doos werd aangestoken, waarna de aanwezigen wegliepen van de doos. Daarbij werd geroepen: “Rennen!”. Door de ontploffing die daarop volgde sneuvelden ruiten van verschillende panden aan de [straat 1] .
Verdachte heeft bevestigd dat hij samen met [medeverdachte] aanwezig was bij het aansteken van het vuurwerk dat de ontploffing teweeg heeft gebracht. Hij heeft ontkend het vuurwerk daadwerkelijk te hebben aangestoken.
Het hof overweegt als volgt.
Op de beschreven en zelf door het hof bekeken beelden is te zien dat een persoon met een lichtgekleurde trui aan het vuurwerk aansteekt, terwijl een ander, met een donkergekleurde trui op dat moment iets aanreikt. Degene die het vuurwerk aansteekt, loopt vervolgens achteruit de [straat 2] in. Deze persoon verschijnt (op tijdsaanduiding: 02:43:35) linksboven in beeld van de camerabeelden van de zijkant van de [straat 2] , terwijl hij nog altijd naar achteren loopt. De verdachte heeft zichzelf ter terechtzitting herkend en aangewezen als deze persoon. Het hof stelt dan ook vast dat het de verdachte is geweest die het vuurwerk heeft aangestoken.
Ook is te zien dat een andere persoon die wegliep van het vuurwerk een telefoon richting het vuurwerk hield, kennelijk om te filmen of te fotograferen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij deze persoon is.
Na analyse van de beelden en de daarop zichtbare lichteffecten heeft een verbalisant gerelateerd dat een lont is ontstoken, waarna een witte gloed van vermoedelijk het eerste stuk brandend Viscolont ontstond, gevolgd door meer licht vermoedelijk veroorzaakt door brandend, gebuisd lont, ook wel snellont genoemd. De vervolgens ontstane grote bol wit licht betrof vermoedelijk de ontbranding van een aandrijflading van een mortierbom (vermoedelijk een Display Shell (formaat vanaf 4”)).
Mortieren en mortierbommen met een kaliber van 2,5” en meer zijn bij uitstek professioneel vuurwerk. Mortierbommen zijn doorgaans voorzien van een krachtige breek- en/of knallading. Personen en objecten in de nabijheid van de ontploffing van een mortierbom lopen gevaar voor letsel en schade.
De verklaring van de verdachte dat hij dacht dat in de doos astronauten zaten, is geenszins aannemelijk geworden en is voor de bewijsbeslissing van het hof niet van belang.
Uit de beschikbare camerabeelden concludeert het hof dat verdachte het vuurwerk heeft ontstoken en dat een ander daar behulpzaam bij is geweest. Uit de beelden is weliswaar niet met zekerheid op te maken of deze samenwerking bestond uit het aanreiken c.q. vasthouden van het lont ten tijde van de ontsteking of uit het bijlichten van het lont, maar uit de beelden blijkt wel dat verdachte en medeverdachte gelijktijdig en aanstonds voor de ontsteking beiden met één hand richting en tot bij de mortierbom reiken. In de hand van verdachte ontvlamt een vuur, waarna de ontsteking van het lont en vervolgens de ontbranding van de bom volgt. Deze gelijktijdige handelingen van verdachte en zijn medeverdachte direct voorafgaand aan de ontploffing van de mortierbom laten een nauwe en bewuste samenwerking zien.
Gelet op de aard van het professionele vuurwerk en de aanwezigheid van een bijhorend specialistisch lont moeten de direct betrokkenen, die op zeer korte afstand stonden, zich er voorts van bewust zijn geweest dat zwaar vuurwerk werd aangestoken. Naar het oordeel van het hof was dan ook sprake van het medeplegen van het teweegbrengen van de ontploffing.
De ontploffing van het vuurwerk heeft meerdere panden beschadigd. Daarmee is het gevaar voor goederen gegeven.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op
een of meer tijdstippenop
of omstreeks1 januari 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,opzettelijk een
of meermalenontploffing
enteweeg heeft gebracht door
een of meer stuk(ken)(zwaar) vuurwerk,
althans een (of meer) explosief/explosieve(n) (voorwerp(en)),aan te steken en
/oftot ontploffing te brengen en daarvan gemeen gevaar voor een of meer (nabijgelegen) panden en/of goederen, te weten
-een bedrijfspand gelegen aan de [straat en huisnummer 3] (toebehorende aan [bedrijf 1] en
/of[bedrijf 2] ) en
/of
-een woning gelegen aan de [straat en huisnummer 1] (toebehorende aan [benadeelde 2] ) en
/of-een woning gelegen aan de [straat en huisnummer 2] (toebehorende aan [benadeelde 1] )
en/of
-een schrikhek staande op de kruising [straten] (toebehorende aan Gemeente [gemeente] ), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft op nieuwjaarsnacht een mortierbom laten ontploffen. Daardoor is veel schade toegebracht aan de omliggende panden en is de eigenaren van deze panden maar ook de gemeenschap van [plaats] schrik aangejaagd.
Ook in hoger beroep heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Dit acht het hof kwalijk.
Anderzijds houdt het hof rekening met het tijdsverloop in deze zaak en met de inmiddels veranderde (gezins)situatie van de verdachte, die met zich brengt dat het uitvoeren van een taakstraf in de omvang als opgelegd door de rechtbank, niet alleen op verdachte zelf een zware wissel zou trekken, maar óók op zijn gezin. Tot slot betrekt het hof bij het bepalen van de straf ook dat verdachte sinds dit feit niet opnieuw met justitie in aanraking is gekomen.
Het hof zal de verdachte veroordelen, conform de eis van de advocaat-generaal, tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, een taakstraf van 120 uren en een geldboete van € 2.000,00.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 14.136,99. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00 (bestaande uit € 1.000,00 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade). De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De toegewezen bedragen zijn in hoger beroep niet betwist en staan ook in voldoende mate vast. De vordering zal in zoverre ook worden toegewezen en de verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.705,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot de in eerste aanleg toegewezen € 500,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij Gemeente [gemeente]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.051,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot beschadiging van het wegdenk onvoldoende is onderbouwd. Onvoldoende is gebleken dat de beschadigingen aan het hek het gevolg is van enig bewezenverklaard handelen door de verdachte. Het hof is van oordeel dat nadere behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 36f, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) bestaande uit € 1.000,00 (duizend euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.000,00 (tweeduizend euro) bestaande uit € 1.000,00 (duizend euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 30 (dertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 januari 2019.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 500,00.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 1 januari 2019.

Vordering van de benadeelde partij Gemeente [gemeente]

Verklaart de benadeelde partij Gemeente [gemeente] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter,
mr. J. Corthals en mr. S. Weening, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier,
en op 4 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.