ECLI:NL:GHARL:2022:5624

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 juli 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
21-003743-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en verlaten plaats ongeval na woordenwisseling tussen verdachte en slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een pakketbezorger, heeft op 24 november 2020 na een woordenwisseling met het slachtoffer, een voetganger, zijn bestelauto in de richting van het slachtoffer gereden. Het slachtoffer belandde op de motorkap en werd vervolgens drie keer overreden. Het hof heeft de bewezenverklaring van doodslag en het verlaten van de plaats van het ongeval bevestigd. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Het hof oordeelde dat de argumenten voor toepassing van het commune strafrecht duidelijk en overtuigend waren in tegenstelling tot de argumenten voor jeugdstrafrecht. De verdachte heeft verklaard dat hij zich bewust was van de kans dat hij het slachtoffer zou aanrijden. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden in overweging genomen bij de strafoplegging. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en heeft een geschiedenis van antisociaal gedrag. Het hof heeft besloten om de opgelegde straf te handhaven, gezien de ernst van het delict en het recidiverisico.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003743-21
Uitspraak d.d.: 5 juli 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 9 augustus 2021 met parketnummer 05-300049-20 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in PI [PI] .

1.Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

2.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 7 juni 2022 en 5 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende het onder 1 primair (doodslag) en het onder 2 (overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994) tenlastegelegde bewezen zal verklaren en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren met aftrek van het voorarrest en tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E.G.S. Roethof, naar voren is gebracht.

3.Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte ter zake van het bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren en tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

4.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit arrest gehecht.
De verdenking komt er – kort en zakelijk weergegeven - op neer dat verdachte:
Feit 1
primair: op 24 november 2020 te [plaats] [slachtoffer] opzettelijk van het leven
heeft beroofd door met een bestelwagen op hem in te rijden, hem over enige
afstand mee te sleuren en nadat die [slachtoffer] op de grond was gevallen,
(meermalen) over hem heen te rijden;
subsidiair: zijn de onder primair genoemde handelingen tenlastegelegd als zware
mishandeling, de dood tot gevolg hebbend;
meer subsidiair: zijn de onder primair genoemde handelingen tenlastegelegd als overtreding
van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 2 op 24 november 2020 te [plaats] , nadat hij een verkeersongeval had veroorzaakt, de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl hij wist of had
moeten vermoeden dat [slachtoffer] was gedood dan wel letsel was
toegebracht, en hem in hulpeloze toestand heeft achtergelaten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Overweging met betrekking tot het bewijs

5.1
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
5.2
het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het hof.
5.3.
Oordeel van het hof
Ten aanzien van feit 1
5.3.1.
Inleiding
Op dinsdag 24 november 2020, omstreeks 19.41 uur, vond een verkeersongeval plaats in [plaats] , op de voor het openbaar rij- en ander verkeer openstaande weg,
de [straat 1] . Bij dit ongeval waren verdachte, als bestuurder van een bedrijfswagen (bestelauto) en de heer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), een voetganger, betrokken. Het slachtoffer, [slachtoffer] , is daarbij om het leven gekomen.
5.3.2.
Bewijsmiddelen [1]
Het hof kan zich vinden in de navolgende overwegingen die de rechtbank in haar vonnis met betrekking tot het bewijs heeft opgenomen en hieronder cursief zijn weergegeven. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne.
“Getuige [getuige 1] verklaarde als volgt.Op 24 november 2020 ben ik samen met mijn man, [slachtoffer] , onze hond uit gaan laten. [2] We zijn ons huis aan [straat 1] te [plaats] uitgelopen. Voordat wij de oprit waren uitgelopen, kwam het busje aanrijden met volle snelheid. Toen zijn wij de [straat 2] in gelopen. Daar zagen wij dat busje staan. Die was al gekeerd zodat hij makkelijk de wijk kon uitrijden. De lichten stonden aan en de motor was ook nog draaiend. Mijn man zag de man die een pakketje had bezorgd rechtsboven bij een bovenwoning, waarop mijn man zegt: “Hee gozer, kun je niet ff normaal rijden in de wijk?” Op dat moment loopt de pakketbezorger het trappetje naar beneden en toen zei hij tegen mijn man: “Wat zeg je?” Mijn man zei: “Kun je niet wat normaler rijden?” Toen gaf de verdachte aan: “Hoezo ik rijd toch 30 km?” Waarop mijn man zei: “Je rijdt echt een stuk harder”. Waarop de bezorger zei: “40 dan?” Toen zei mijn man: “Je rijdt wel bijna 70/80 km. Je rijdt hartstikke hard. Ik vraag alleen of je wat rustiger wil rijden in de woonwijk”. Toen begon de woordenwisseling. Ik zei: “Kom we lopen verder, maak maar een foto van het kenteken, dan kunnen wij wel achterhalen voor wie hij werkt en dan kunnen we dat aan zijn baas doorgeven”. Mijn man loopt met de hond naar de voorkant van de auto en zijn telefoon had hij in tussentijd uit zijn jaszak gehaald. Op dat moment stapt de verdachte in. Op het moment dat mijn man er voor staat, bukt hij een beetje voor de auto om de foto te maken en toen gaf de verdachte in een keer vol gas. [3] Waarop mijn man op de motorkap belandde. [4] Het busje remde nadat mijn man 30 of 40 meter op de motorkap was meegenomen. Dat ging in volle vaart. Toen moest hij remmen om de bocht te nemen om de wijk uit te gaan. Op dat moment hoorde ik dat er iets op de grond belandde. Ik hoorde ook geluid alsof er iemand heel hard over een drempel ging, dat zag ik ook aan het busje. Dat was op het moment dat hij achteruit reed. Later, toen hij links de straat uit reed om de wijk uit te rijden, heb ik het nog een keer gezien en gehoord. [5]
Getuige [getuige 2] verklaarde als volgt.Ik was in mijn woning en hoorde twee mannen bekvechten. Ik ging naar het raam toe om te kijken wat er aan de hand was. Daar zag ik een bestelbusje staan, schuin tegenover mijn woning, aan de overkant van de weg. Er stonden daar twee mannen die aan het bekvechten waren. [6] Het busje stond met zijn neus de wijk uit. Het slachtoffer wees de dader op zijn rijgedrag in de wijk. Het waren voornamelijk scheldwoorden. Toen gaf het slachtoffer de dader een duw met een licht handgebaar. Toen liep de man iets terug voor de auto langs. Hij zei: “Ik maak een foto voor je baas, ik meld het aan je baas.” Op het moment dat het slachtoffer voor de auto langs liep, stapte de verdachte in. En toen gaf hij flink gas. Toen zag ik het slachtoffer eerst op de motorkap liggen. Ik denk dat hij een meter of 5 verder vanaf dat punt onder de auto sloeg. Dat heb ik zien gebeuren, dat hij van de motorkap afgleed op de weg. Toen ik dat zag, zag ik het busje iets omhoog komen en dat is het laatste punt dat ik gezien heb, want toen ben ik in paniek naar beneden gerend. [7] Het slachtoffer heeft even op de motorkap gelegen en hij is uiteindelijk onder de auto geslagen. Hij is ook onder de auto meegesleurd. [8] Toen ik zag dat het busje omhoog kwam, dat was alweer een aantal meters verder, toen ben ik naar beneden gegaan. Het slachtoffer stond op het moment dat gas werd gegeven nog iets door zijn knieën gezakt. Het ging zo snel dat hij daar niet op kon reageren. De afstand tussen het slachtoffer en de auto was een halve meter / een meter. Hij stond dichtbij. [9] De bestuurder had hem niet kunnen ontwijken met welke stuurbeweging dan ook. [10]
Getuige [getuige 3] verklaarde als volgt.Ik was in mijn woonkamer [11] en hoorde gebekvecht. Ik keek eerst uit mijn raam en toen zag ik een wit busje staan en twee mensen die aan het bekvechten waren. Toen ben ik naar het balkon gelopen. Toen zag ik dat het [getuige 1] en [slachtoffer] waren. Er zat 1 persoon in het busje. [slachtoffer] stond voor het busje en hij maakte een foto op dat moment. Hij had zijn telefoon vast. De auto trok vol op en [slachtoffer] kwam op de motorkap. Hij probeerde zich aan de motorkap vast te houden. Ik zag dat [slachtoffer] er af viel. Dit heb ik niet allemaal gezien terwijl ik op het balkon stond, want toen hij optrok en [slachtoffer] op de motorkap lag, ben ik gelijk naar beneden gerend.Toen ik beneden aankwam, zag ik nog net dat [slachtoffer] van de auto afrolde aan de voorzijde. Het busje reed nog een stuk door, toen stond hij 2 seconden stil en reed hij achteruit er vol overheen. [12] Ik heb gezien dat het busje twee keer over [slachtoffer] heen reed. Het busje reed 3,5 à 4 meter door nadat hij over [slachtoffer] heen gereden was. Op dat moment heb ik [slachtoffer] zien liggen achter het busje. Daarna zag ik het busje achteruit rijden en dat was opnieuw over [slachtoffer] heen. Met het linker voor- en achterwiel, heen en terug. Voordat [slachtoffer] van de motorkap afrolde of daarvoor heb ik totaal niet iets gezien van snelheidsvermindering bij de auto. Hij bleef vol gas doorrijden. [13]
Getuige [getuige 4] verklaarde als volgt.Ik kwam ‘s avonds de straat in rijden met mijn vriendin. Ik zette de auto voor de deur van de onderbuurvrouw neer. Toen stapten we uit en toen hoorde ik wat geschreeuw, maar dat was om de hoek en niet in mijn gezichtsveld. Ik hoorde een auto gas geven en een vrouw hard gillen. Toen zag ik de witte Caddy de hoek om komen. Ik stond toen al boven. Toen zag ik de Caddy nog een keer achteruit rijden. Toen hij weg wilde rijden, zag ik dat hij ergens overheen reed. Dat kun je zien door hoe de auto bewoog en inveerde. Het zag er uit alsof je voor het stoplicht staat en de auto staat nog in z’n 3 in plaats van in z’n 1 en dan probeer je weg te rijden. Alsof je ergens over heen rijdt. Toen was de auto de straat uit. [14] Ik zei net dat op enig moment de auto iets omhoog leek te komen toen hij weg reed. Nadat hij naar achter gereden was en toen hij weer naar voren reed. Ik kon zien dat de auto ergens overheen reed, dat kun je zien, dat hij schokt als het ware. Ik kon de Caddy in zijn geheel waarnemen toen hij weg reed. lk zag dat de auto schokte toen hij weg reed dus dat hij ergens over heen reed. maar niet speciaal het achterwiel. Daar heb ik mij niet op gefocust. Ik heb die beweging die de auto zou maken maar een keer waargenomen. Alleen toen hij weg reed, de laatste rijbeweging. Toen gaf hij meer gas, je hoorde meer toeren, zoals ik eerder beschreef als je in je 3 staat voor het stoplicht en daarbij zag ik dus die beweging van omhoog komen. De auto schokte. [15]
Forensisch onderzoek ter plaatse
Bij meting is gebleken dat de afstand vanaf de plaats waar de auto van verdachte geparkeerd stond tot aan de plaats van neerkomen van het slachtoffer op de straat ongeveer 35 - 38 meter is. [16]
We zagen dat op het wegdek een sleep/veegspoor was afgetekend, in de richting van de
eindpositie van het slachtoffer en startend ter hoogte van huisnummer [nummer] . [17] Dit veegspoor
op het wegdek is visueel weergegeven in een tekening van de plaats delict op een schaal van
1:125, waarbij het groene vlak het veegspoor is. [18]
Pathologieonderzoek
Er is pathologisch onderzoek gedaan aan het lichaam van [slachtoffer] , geboren [geboortedatum]
. Hierbij werd het volgende geconstateerd.
De sectie betrof een blanke man met tekenen van recent medisch handelen en zeer
uitgebreide uit- en inwendige letsels aan de romp, het hoofd en de ledematen. Deze letsels
zijn alle ontstaan door een hevige stomp botsende, mogelijk deels comprimerende
krachtsinwerking. Deze krachtsinwerking moet, gezien de aanwezigheid van de botbreuken
en de uitgebreidheid van de inwendige letsels, ten minste ten dele zeer hevig of
hoogenergetisch zijn geweest. De letsels toonden uitgebreide bloeduitstorting en zijn
derhalve bij leven opgeleverd.
Bij de letsels aan de romp waren er onder andere verscheuringen van beide longen, het
middenrif, de lever, de linker nier, de weke delen in het kleine bekken en meerdere
botbreuken, waaronder vrijwel alle ribben met verplaatsing van breukdelen. De ribbreuken
en verscheuringen van de longen en het middenrif hebben geleid tot ernstige ademhalings- en longfunctiestoornissen. De hierboven genoemde letsels aan organen inclusief de uitgebreide breuken en letsels van de ledematen en hoofd/aangezicht hebben geleid tot ernstig bloedverlies. De uitgebreide krachtsinwerking op het hoofd kan tot bewusteloosheid hebben geleid. De krachtsinwerking op het hoofd heeft echter volgens de neuropatholoog niet tot aantoonbare hersenschade geleid.
Conclusie
Het overlijden van [slachtoffer] , wordt verklaard door de verwikkelingen van zeer hevig/hoogenergetisch stomp botsende, mogelijk (deels) comprimerende
krachtsinwerking. Dit past volledig bij de aangeleverde informatie, namelijk dat hij enkele
malen aan-/overreden zou zijn met een voertuig. [19]
Tot zover de overwegingen van de rechtbank waarmee het hof zich verenigt.
Voorts heeft verdachte ter terechtzitting van het hof verklaard dat [slachtoffer] heel dicht voor de auto stond en dat hij toen veel gas gaf. [slachtoffer] is op de motorkap terecht gekomen, daar vanaf gegleden en onder de auto gekomen. Verdachte heeft gevoeld dat hij over [slachtoffer] heen is gereden. Hij heeft tevens verklaard dat hij er bij het wegrijden rekening mee hield dat hij [slachtoffer] zou aanrijden. Ook hield hij er rekening mee dat [slachtoffer] daardoor zou kunnen komen te overlijden. [20]
5.3.3.
Juridisch kaderVoor een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde doodslag is vereist dat vast komt te staan dat verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet had op de dood van [slachtoffer] . Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een aanmerkelijke kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen).
5.3.4.
Overwegingen hofUit de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien volgt dat na een woordenwisseling/ruzie over het rijgedrag van verdachte het slachtoffer op ongeveer een meter voor de auto van verdachte ging staan, dat verdachte op dat moment in zijn auto stapte en direct vol gas gaf. Het slachtoffer kwam hierdoor op de motorkap terecht en werd door de auto meegesleurd. Het hof trekt op grond van de bijlage bij het verhoor van de getuige [getuige 3] (pagina ZD-160) de conclusie dat het slachtoffer ongeveer 35 tot 38 meter is meegesleurd. Ondanks dat het slachtoffer zich probeerde vast te houden aan de auto, gleed hij na enige tijd van de motorkap af en kwam hij onder de auto van verdachte terecht. Verdachte overreed het slachtoffer hierbij. Kort daarna stopte verdachte en reed hij met zijn auto vol gas achteruit. Hierbij overreed hij het slachtoffer opnieuw. Vervolgens gaf verdachte weer vol gas vooruit en nam met zijn auto de bocht naar links, teneinde de wijk uit te rijden. Hierbij overreed hij het slachtoffer voor de derde maal.
Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven dat hij rekening hield met het feit dat hij het slachtoffer zou aanrijden en dat het slachtoffer daardoor zou kunnen komen te overlijden.
5.3.5.ConclusieHet hof is van oordeel dat verdachte, gelet op bovenstaande gedragingen en zijn eigen verklaring ter terechtzitting van het hof, zich ten minste willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] door zijn handelen zou komen te overlijden. Het hof acht daarom op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] bewezen.
Het hof komt dan ook tot bewezenverklaring van de onder 1 primair ten laste gelegde doodslag.
Ten aanzien van feit 2
Het feit is wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. Het hof volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van aanhouding van verdachte; [21] - de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 juli 2021. [22]

6.Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op
of omstreeks24 november 2020 te [plaats] [slachtoffer] (geboren op
[geboortedatum] ) opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door, nadat de verdachte en [slachtoffer] kort daarvoor een woordenwisseling hadden gehad, met een bedrijfsauto (bestelwagen) vanuit stilstand gas te geven en
/ofmet hoge snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer] te rijden, die zich voor de auto bevond, en
/ofin te rijden op en
/ofin botsing te komen met die
[slachtoffer] en
/of te besluiten omniet te stoppen,
althans om door te rijden,en
/ofdie [slachtoffer] op en
/ofonder de door hem, verdachte, bestuurde bedrijfsauto mee te sleuren en
/of voor zich uit te schuiven en/ofte overrijden en
/ofnadat hij over [slachtoffer] had gereden, naar achteren te rijden en
/ofin de richting van [slachtoffer] te rijden, die achter de bedrijfsauto op de grond lag
, althans zich achter het voertuig bevond,en
/of (wederom
)in te rijden op
en/of in botsing te komen metdie [slachtoffer] en
/of te besluiten om niet te stoppen, althans omdoor te rijden en
/ofdie [slachtoffer] onder de door hem, verdachte, bestuurde bedrijfsauto
mee te sleurenen
/ofte overrijden, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [plaats] op
/aan[straat 1] , op
of omstreeks24 november 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij
wist ofredelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] )
is gedood, dan wel aan wie bij dat ongevalletsel was toegebracht, in hulpeloze toestand heeft achtergelaten.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

7.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
doodslag.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 7, eerste lid aanhef en onder a en c van de Wegenverkeerswet 1994.

8.Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

9.Oplegging van straf en/of maatregel

9.1
Het vonnis van de rechtbankDe rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte ter zake van het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren en tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
9.2
De vordering van de advocaat-generaalDe advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte ter zake van het bewezenverklaarde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren met aftrek van het voorarrest en tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aan de hand van de wegingslijst adolescentenstrafrecht uiteen gezet waarom volgens de verdediging het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. Verdachte is een jonge jongen die met problematiek te kampen heeft. Ten tijde van het incident werd verdachte in het kader van een schorsing begeleid door William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (WSJ). Zijn begeleidster is positief over verdachte en rapporteert dat hij zich aan de afspraken hield, zich begeleidbaar opstelde en dat hij hulp inriep op punten waar hij dat nodig achtte.
Voorts heeft de verdediging gewezen op het door mr. drs. Sterk, klinisch psycholoog, opgemaakte Pro Justitia-rapport van 19 januari 2022 waarin wordt geconcludeerd dat er voldoende aanwijzingen zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
Ten aanzien van de hoogte van de op te leggen straf heeft de verdediging naar voren gebracht dat wanneer het gaat over doodslag in het verkeer in de praktijk lagere straffen worden opgelegd dan bij de meer “traditionele” geweldsdelicten. Voorts heeft in het algemeen het opleggen van een maatregel een matigende werking op de op te leggen vrijheidsbenemende straf. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Mocht het hof komen tot het toepassen van volwassenstrafrecht en het opleggen van een maatregel dan meent de verdediging dat een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend zou zijn.
Met betrekking tot het opleggen van een maatregel heeft de verdediging naar voren gebracht dat een dwangbehandeling een ultimum remedium is. Verdachte heeft duidelijk aangegeven dat hij behandeld wil worden. Hij dient daarin juist te worden gestimuleerd. De verdediging heeft het hof derhalve verzocht om geen dwangmaatregel op te leggen. Mocht het hof van oordeel zijn dat er toch een dwangmaatregel dient te worden opgelegd, dan dient die maatregel geheel voorwaardelijk dan wel met voorwaarden te worden opgelegd.
Voorts heeft de verdediging aangegeven dat in het voornoemde rapport van psycholoog Sterk een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen toereikend wordt geacht om de psychische problematiek afdoende te behandelen en om de kans op herhaling te minimaliseren. Dit maakt dat de verdediging van oordeel is dat oplegging van een voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen het meest passend is.
Subsidiair, in het geval verdachte toch als volwassene wordt berecht en het hof een
maatregel noodzakelijk acht, is de verdediging van oordeel dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden afdoende is om het recidiverisico in te perken.
9.4
Het oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden. Het hof sluit hierbij aan bij een deel van de overwegingen met betrekking tot de strafoplegging zoals de rechtbank die in het vonnis heeft opgenomen.
9.4.1
De ernst van de feiten
Verdachte reed in een zogenoemde verlengde Volkswagen Caddy als koerier in een woonwijk en werd door het slachtoffer aangesproken op zijn rijgedrag. Hieruit ontstond een woordenwisseling en werd er over en weer gescholden. Het slachtoffer besloot om een foto te maken van het kenteken van de auto van verdachte. Terwijl het slachtoffer een foto maakte, stapte verdachte in de auto en gaf vol gas, waardoor het slachtoffer op de motorkap van de auto terecht kwam. Het slachtoffer werd meegesleurd, viel van de motorkap af en kwam onder de auto terecht, waarbij hij overreden werd. Vervolgens stopte verdachte de auto, reed achteruit opnieuw over het slachtoffer en bij het vooruit wegrijden heeft hij zijn middelvinger opgestoken naar de vrouw van het slachtoffer. Bij dat vooruit rijden is hij nogmaals over het slachtoffer gereden, waarna hij de bocht nam en de wijk uitreed. Dit alles gebeurde voor de ogen van de vrouw van het slachtoffer en andere wijkbewoners, die gealarmeerd door de woordenwisseling en het gillen van de vrouw van het slachtoffer, toesnelden.
Verdachte heeft door zijn handelen op een vreselijke wijze het slachtoffer het meest fundamentele recht, namelijk het recht op leven, ontnomen. Hiermee is enorm leed toegebracht aan zijn vrouw, zijn opgroeiende kinderen, zijn ouders en andere nabestaanden. Dit leed is onherstelbaar en zal zonder twijfel hun verdere bestaan blijven overschaduwen. De nabestaanden hebben in eerste aanleg op indringende wijze verklaard over hun leed, wat hun is aangedaan en welke toekomst hen samen met het slachtoffer is ontnomen.
De ernst en de impact van dit feit zijn ook in hoger beroep op rake wijze geïllustreerd door de echtgenote, de vader en de zoon van het slachtoffer. Het verlies heeft hun onmetelijk veel verdriet bezorgd. Zij moeten hun echtgenoot, zoon en vader missen en moeten leven met de gedachte dat hij op gruwelijke wijze uit hun leven is weggerukt.
Voorts is het hartverscheurend dat de dochter van het slachtoffer geen afscheid heeft kunnen
nemen van haar vader. Het aan het slachtoffer toegebrachte letsel was namelijk dermate
ernstig, dat het voor haar niet verantwoord werd gevonden om haar vader nog te zien na zijn
overlijden. Ook dat leed moet zij de rest van haar leven met haar mee dragen.
Voor de vrienden, kennissen, buurt en de hele samenleving is deze afschuwelijke gebeurtenis schokkend. Een dergelijk feit leidt ertoe dat mensen elkaar niet meer durven aan te spreken op hun gedrag en verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer. Verdachte heeft door zijn gedragingen blijk gegeven van het ontbreken van respect voor het leven van een ander. Een feit als dit veroorzaakt gevoelens van afschuw en schokt de rechtsorde.
9.4.2
De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft het hof gelet op een uittreksel uit de
justitiële documentatie van 6 mei 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder
onherroepelijk is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten waaronder bedreigingen, mishandeling en een straatroof.
Verdachte is voor een verlengde periode van ruim 9 weken opgenomen geweest en onderzocht in Forensisch centrum Teylingereind. Verdachte heeft hieraan meegewerkt. Hierover is een Pro Justitia rapportage opgesteld door drs. L. Heukelom, GZ-psycholoog, en
drs. B.G.J. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater, gedateerd 24 juni 2021.
Drs. B.G.J. Gunnewijk is zowel in eerste aanleg ter terechtzitting als ter terechtzitting in hoger beroep gehoord. Drs. L. Heukelom is ter terechtzitting in hoger beroep als deskundige gehoord.
Voorts heeft op verzoek van de verdediging mr. drs. R.A. Sterk, klinisch psycholoog, in het kader van een contraexpertise over verdachte gerapporteerd. Dit rapport dateert van 19 januari 2022. De rapporteur is ter terechtzitting in hoger beroep ook als deskundige gehoord.
De deskundigen Heukelom en Gunnewijk concluderen dat verdachte functioneert op een beneden gemiddeld intelligentieniveau. In de loop van zijn kindertijd bleek er sprake te zijn van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die zich liet kenmerken door aandachtsdeficiëntie- en hyperactiviteitsstoornis (ADHD), een zwakke sociale afstemming en tekortschietende copingvaardigheden. Zijn gedragsproblemen namen in zijn adolescentie toe en resulteerden in normoverschrijdende gedragsproblematiek met herhaalde justitiecontacten in verband met diverse strafbare feiten. De psychische stoornis
ADHD is op basis van zijn ontwikkelingsproblematiek en de ernstige gedragsproblematiek inmiddels geconsolideerd in de persoonlijkheid van verdachte en verworden tot een antisociale persoonlijkheidsstoornis, met psychopathische trekken. Deze stoornis kenmerkt
zich bij verdachte erin dat hij regelmatig in aanraking komt met justitie, wantrouwend,
verhoogd krenkbaar en snel geprikkeld is. Hij voelt zich niet serieus genomen, heeft gebrek
aan empathie, een zeer gebrekkige beheersing van zijn impulsen en heeft agressieve
ontladingen. De psychopathische kenmerken komen vooral tot uiting in zijn tekortschietende affectieve beleving (geen verantwoordelijkheid nemen voor het eigen gedrag en een gebrek aan empathie), een impulsieve levensstijl (impulsiviteit, prikkelhonger) en antisociaal gedrag. Voornoemde psychische stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde feit.
Voorts zien de onderzoekers de psychische stoornis van verdachte zeer nadrukkelijk tot
uiting komen in de ten laste gelegde strafbare feiten, waar onderzoekers zijn gebrekkige
coping vaardigheden naar voren zien komen. Er was sprake van een conflictsituatie waar
verdachte werd aangesproken op zijn gedrag. Passend bij zijn problematiek kan verdachte de spanning daarvan niet hanteren en komt hij tot een agressieve uitbarsting. Bij een
bewezenverklaring heeft verdachte rijdend in het busje zijn woede en frustratie in een
impulsief agressief acting-out gedrag uitgeleefd, door het slachtoffer te overrijden, ernstig
gewond achter te laten en door te rijden. Geadviseerd wordt verdachte het feit in
verminderde mate toe te rekenen.
De deskundige Sterk komt eveneens tot de conclusie dat verdachte als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat moet worden geacht om zijn wil geheel in vrijheid te bepalen. Anders dan Heukelom en Gunnewijk diagnosticeert hij geen persoonlijkheidsstoornis omdat verdachte nog jong is en zijn persoonlijkheid in brede zin nog niet is uitgerijpt. Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van ADHD en een gedragsstoornis. Daarbij past een onrijpe coping waarin ook kickgericht gedrag plaatsvindt. Ook Sterk adviseert om verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Het hof sluit zich aan bij de conclusie van de deskundigen dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
9.4.3.
Jeugdstrafrecht of volwassenstrafrecht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan het hof - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, het jeugdstrafrecht, indien het hof daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Het hof stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht. Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen overweegt het hof het volgende.
De deskundige Sterk heeft om te bepalen of het strafrecht voor minderjarigen van toepassing is gebruik gemaakt van de “wegingslijst adolescentenstrafrecht”. Hij heeft daartoe het volgende overwogen:
Met betrekking tot de ‘Handelingsvaardigheden’ is er geen sprake van duidelijk beperkte intellectuele capaciteiten, alhoewel hij veelal niet optimaal gebruik kan maken van zijn verstandelijke capaciteiten als gevolg van zijn impulsieve houding. In situaties van verhoogde innerlijke onrust is hij niet goed in staat om zijn handelen te organiseren als gevolg van zijn verstoord ontwikkelde en nog onrijpe coping. Hij handelt dan zonder na te denken, verliest oog voor context en staat dan dus niet goed stil bij de consequenties van zijn gedrag voor anderen en zijn omgeving.
Met betrekking tot de ‘Pedagogische beïnvloeding’ neemt hij nog actief deel aan het gezin van herkomst. Hij is nog jeugdig en kan in een situatie als Groot Emaus gedragsproblemen laten zien. Nadat hij weer thuis is gaan wonen zouden deze gedragsproblemen enigszins zijn verminderd, alhoewel hij nog wel spanningsgericht gedrag en coping problemen heeft laten zien. Een pedagogische en gezinsgerichte aanpak is nog zinvol en een groepsgericht leefklimaat wordt eveneens zinvol geacht. Momenteel verblijft hij al enige tijd in een volwassen inrichting. Betrokkene komt hier niet tot zijn recht. Hij heeft hier weinig aansluiting bij anderen, voelt zich onveilig en heeft de neiging om zich te isoleren om maar niet in de problemen te komen. Hij moet zich steviger voordoen dan hij is, anders wordt er misbruik van hem gemaakt en hij ervaart de bewaarders niet als steunend en kan er niet op terugvallen.
Over het geheel bezien functioneert betrokkene nog als een jeugdige. Hij is sterk verbonden met zijn gezin van herkomst en met betrekking tot psychopathologie is er sprake van een nog onrijpe en onvolwassen coping. Er zijn voldoende aanwijzingen gevonden voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
De deskundigen Heukelom en Gunnewijk zien in de ASR-wegingslijst geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij hebben daarover het volgende overwogen.
De psychische stoornis van verdachte is van chronische aard en al verankerd in zijn persoonlijkheid. Verdachte heeft op grond van zijn problematiek geen problemen in zijn dagelijks functioneren en uitvoeren van taken. Hij kan zijn handelen organiseren en overzien. Hij laat zich aansturen, maar niet zozeer pedagogisch beïnvloeden, hij staat hier niet voor open. In het verleden is hier al intensief op ingezet in onder andere Groot Emaus en de verwachting is dat de maximale behandelwinst van heropvoeding inmiddels behaald is. Hij woonde tot zijn aanhouding weliswaar weer thuis maar leidde een redelijk zelfstandig leven, waarbij hij gericht was op werk en zijn vriendin. Op het vlak van administratie vroeg hij ondersteuning aan moeder, maar hij blijkt verder goed in staat zelfstandig te functioneren. Indicaties voor het jeugdstrafrecht rondom handelingsvaardigheden en pedagogische beïnvloeding worden niet van toepassing geacht. De justitiële voorgeschiedenis en antisociale ontwikkelingsgang met psychopathische trekken vormt daarnaast een contra-indicatie voor toepassen van het minderjarigenstrafrecht. De problematiek van verdachte behoeft psychotherapeutische behandeling die verderstrekkend is dan het bieden van een pedagogisch klimaat, zoals dat geboden wordt binnen een Justitiële Jeugd Inrichting (JJI). De pedagogische invalshoek sluit niet aan op zijn problematiek en is, gezien de geconsolideerde persoonlijkheidsproblematiek, een gepasseerd station.
In het reclasseringsadvies van 8 juli 2021 heeft de reclassering zich aangesloten bij het advies van de deskundigen Heukelom en Gunnewijk.
Het hof is van oordeel dat uit het rapport van de deskundige Sterk onvoldoende overtuigend naar voren komt waarom het jeugdstrafrecht zou moeten worden toegepast, zeker bezien in het licht van de rapportage van de deskundigen Heukelom en Gunnewijk. Uit beide rapporten maar ook uit andere stukken van het dossier blijkt immers dat de gedragsproblemen bij verdachte op zeer jeugdige leeftijd zijn begonnen, dat er (daarom) vanaf jeugdige leeftijd behandeling heeft plaatsgevonden en dat vanaf 2016 grensoverschrijdend en antisociaal gedrag is overgegaan in crimineel gedrag dat uiteindelijk heeft geresulteerd in de gebeurtenissen van 24 november 2020. De ernst van de delicten waarbij verdachte betrokken is geweest neemt duidelijk toe. Het hof ziet niet welke aanwijzingen er zijn dat pedagogische beïnvloeding nog mogelijk is zoals Sterk stelt. Het hof volgt Heukelom en Gunnewijk in het standpunt dat de vele behandelingen niet tot gedragsverandering hebben geleid en dat de maximale behandelwinst van heropvoeding behaald lijkt te zijn.
Ook volgt het hof Sterk niet in het standpunt dat de persoonlijkheid van verdachte nog niet voldoende is uitgerijpt en dat wel van een gedragsstoornis gesproken kan worden maar nog niet van een persoonlijkheidsstoornis. Aan dat standpunt lijkt met name ten grondslag te liggen dat verdachte nog jong is. En hoewel de leeftijd van verdachte zeker van belang is voor het stellen van een diagnose, mist het hof naast dat enkele gegeven duidelijke en overtuigende argumenten die het in het rapport van Heukelom en Gunnewijk wel aantreft om de stelling dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis te onderbouwen.
Naar het oordeel van het hof dient verdachte een langdurige psychotherapeutische behandeling te ondergaan en biedt het volwassenstrafrecht daartoe passende mogelijkheden. Het hof ziet in de persoonlijkheid van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan geen reden om af te wijken van het uitgangspunt dat een volwassene op basis van het volwassenenstrafrecht wordt berecht.
9.4.4
De strafoplegging
Al hetgeen hiervoor is overwogen, in samenhang beschouwd, kan tot geen ander oordeel leiden dan dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dient te worden opgelegd, ter vergelding van de inbreuk op de rechtsorde en het leed dat verdachte de nabestaanden van het slachtoffer heeft aangedaan.
Bij het bepalen van de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft het hof ook gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. In straf verminderende zin heeft het hof de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid meegewogen.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van het voorarrest, zoals door de rechtbank is opgelegd en door de advocaat-generaal is geëist passend en geboden is.
9.4.5.
De oplegging van een maatregel
De deskundigen Heukelom en Gunnewijk hebben in hun rapport het risico op recidive als hoog ingeschat, zowel vanuit klinische als historische factoren. Door de deskundigen wordt gezien dat er een geschiedenis is van problemen met geweld, er wordt antisociaal gedrag gezien, er is sprake van niet nader vastgesteld middelengebruik, van neurobiologische ontwikkelingsproblematiek, van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en verdachte is emotioneel belast door het zich herhaald afgewezen voelen vanwege zijn agressieve gedragingen. Vanuit de klinische factoren zien onderzoekers problemen met inzicht in zijn functioneren, gewelddadige denkbeelden, een instabiel gedragsmatig functioneren, waarbij de respons op eerdere behandelingen beperkt is. Vanuit risicohanteringsfactoren zien onderzoekers een gebrek aan motivatie voor hulp, met gebrekkige coping vaardigheden. Gezien deze risicofactoren is de klinische inschatting dat er sprake is van een hoog risico op hernieuwd gewelddadig gedrag van verdachte.
De deskundigen hebben geadviseerd tot behandeling van verdachte binnen het kader van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. De verdediging heeft echter bepleit dat de maatregel van een terbeschikkingstelling met voorwaarden afdoende moet zijn om het recidiverisico te beperken. Het hof is het niet met de verdediging eens. Zowel in het rapport, als door de deskundigen Heukelom en Gunnewijk op zitting, is nader toegelicht en onderbouwd waarom een terbeschikkingstelling met voorwaarden onvoldoende veiligheid biedt en dat verdachte (kennelijk) niet beseft hoe groot het probleem is. Voorts is gebleken dat bij verdachte de motivatie en innerlijke noodzaak ontbreekt voor het laten slagen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Gelet op de ernst van het gepleegde feit, de door de deskundigen vastgestelde en nog steeds bestaande aard en ernst van de bij verdachte aanwezige problematiek, acht het hof het bestaan van een ernstig recidivegevaar reëel. Dat gevaar houdt verband met de hiervoor geconstateerde gebrekkige ontwikkeling, die van dien aard is dat de veiligheid van anderen de oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege eist. De mogelijkheid om verdachte in een alternatief, minder vergaand behandelkader te (doen) plaatsen is naar het oordeel van het hof niet aan de orde.
Het hof stelt samenvattend vast dat aan de wettelijke eisen als genoemd in de artikelen 37a en 37b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit is voldaan. Bij verdachte was ten tijde van het begaan van dat feit immers sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, het door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en naar het oordeel van het hof eist de algemene veiligheid van personen oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling van de verdachte en het bevel dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
Het hof overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betreft het onder 1 bewezen verklaarde feit. De
maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
9.4.6
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft het voorwaardelijke verzoek gedaan om, indien het hof tot het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden zou besluiten, het onderzoek te schorsen teneinde een maatregelrapport door de reclassering te laten opmaken.
Nu aan de door de verdediging gestelde voorwaarde niet wordt voldaan, komt het hof aan een beslissing op het verzoek niet toe.
9.4.7
Tenuitvoerlegging gevangenisstraf
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. M. Keppels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 5 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Bijlage 1
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 24 november 2020 te [plaats] [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] )
opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door, nadat de verdachte en [slachtoffer] kort daarvoor een woordenwisseling hadden
gehad, met een bedrijfsauto (bestelwagen) vanuit stilstand gas te geven en/of met hoge
snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer] te rijden, die zich voor de auto
bevond, en/of in te rijden op en/of in botsing te komen met die [slachtoffer] en/of
te besluiten om niet te stoppen. althans om door te rijden, en/of die [slachtoffer] op en/of
onder de door hem, verdachte, bestuurde bedrijfsauto mee te sleuren en/of voor zich uit te
schuiven en/of te overrijden en/of nadat hij over [slachtoffer] had gereden. naar achter te
rijden en/of in de richting van [slachtoffer] te rijden, die achter de bedrijfsauto op de
grond lag, althans zich achter het voertuig bevond, en/of (wederom) in te rijden op en/of in
botsing te komen met die SC. [slachtoffer] en/of te besluiten om niet te stoppen, althans om door te rijden en/of die [slachtoffer] onder de door hem, verdachte, bestuurde bedrijfsauto mee te sleuren en/of te overrijden, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden:
1.
subsidiair
hij op of omstreeks 24 november 2020 te [plaats] aan [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere fracturen in het gezicht, hoofd, borst en/of de ledematen en/of meerdere (diepe) scheurwonden in/over lichaam en/of een afgezet linkerbeen, heeft toegebracht, door, nadat de verdachte en S.C [slachtoffer] kort daarvoor een woordenwisseling hadden gehad, met een bedrijfsauto (bestelwagen) vanuit stilstand gas te geven en/of met hoge snelheid in de richting van voornoemde
[slachtoffer] te rijden, die zich voor de auto bevond, en/of in te rijden op en/of in botsing te komen met die SC. [slachtoffer] en/of te besluiten om niet te stoppen, althans om door te rijden, en/of die [slachtoffer] op en/of onder de door hem, verdachte, bestuurde bedrijfsauto mee te sleuren en/of voor zich uit te schuiven en/of te overrijden en/of, nadat hij over [slachtoffer] had gereden, naar achter te rijden en/of in de richting van
[slachtoffer] te rijden, die achter de bedrijfsauto op de grond lag, althans zich achter het voertuig bevond, en/of (wederom) in te rijden op en/of in botsing te komen met die
[slachtoffer] en/of te besluiten om niet te stoppen, althans om door te rijden en/of die [slachtoffer] onder de door hem, verdachte, bestuurde bedrijfsauto mee te sleuren en/of te overrijden, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 24 november 2020 te [plaats] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmee zich bevindende en/of rijdende op de weg, [straat 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, nadat verdachte en een voetganger, te weten [slachtoffer] , kort daarvoor een woordenwisseling hadden gehad en/of terwijl voornoemde [slachtoffer] zich op korte afstand voor, althans in de nabijheid van, het door verdachte bestuurde voertuig bevond,
- onvoldoende aandacht gehad voor het overige verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse
en/of
- met de door hem, verdachte, bestuurde bedrijfsauto (bestelwagen) vanuit stilstand gas
gegeven en/of
- met hoge toeren en/of met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoord(de) (hoge)
snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer] gereden en/of
- niet is gestopt en/of het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) niet
tijdig tot stilstand gebracht, maar is doorgereden en/of in botsing dan wel in aanrijding met
die [slachtoffer] gekomen en/of die [slachtoffer] op en/of onder de door hem,
verdachte, bestuurde bedrijfsauto meegesleurd en/of voor zich uitgeschoven en/of
overreden en/of, nadat hij over [slachtoffer] had gereden,
- niet of in onvoldoende mate in de buitenspiegel(s) en/of door de (zij)ruiten van dat door
hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) heeft gekeken en/of is blijven kijken
en/of
- ( vervolgens) achteruit is gereden en/of bij welk achteruitrijden hij, verdachte, niet of in
onvoldoende mate op het direct achter hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg
( [straat 1] ) heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of
- in de richting van die [slachtoffer] is gereden, die achter, althans in de nabijheid van, de
bedrijfsauto op de grond lag, althans zich bevond, en/of
- het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) niet tijdig tot stilstand
gebracht en/of
- ( vervolgens) in botsing gekomen dan wel in aanrijding gekomen met die [slachtoffer]
en/of
- niet is gestopt, maar is doorgereden, terwijl die [slachtoffer] onder de door hem,
verdachte, bestuurde bedrijfsauto mee werd gesleurd en/of overreden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) werd gedood;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [plaats] op/aan [straat 1] , op of omstreeks 24 november 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ) is gedood, dan wel aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19januari 2021, genummerd PL0600-2020563579, opgemaakt door politie Gelderland-Zuid, doorgenummerd ZD-l t/m ZD-302, FO-l t/m FO-173 en PD-1 t/m PD-67. en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina's van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige, [getuige 1] , pagina ZD-50 en ZD-55 e.v.
3.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] opgemaakt door de rechter-commissaris op
4.voornoemd bewijsmiddel, pagina 4.
5.voornoemd bewijsmiddel, pagina 5.
6.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 2] opgemaakt door de rechter-commissaris op
7.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 3.
8.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 4.
9.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 5.
10.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 8.
11.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 3] opgemaakt door de rechter-commissaris op 25 maart 2021, pagina 2.
12.Voornoemd bewijsmiddel, pagina 3.
13.Proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 3] opgemaakt door de rechter-commissaris op 25 maart 2021, pagina 4.
14.Proces-verbaal verhoor van getuige van [getuige 4] opgemaakt door de rechter-commissaris op
15.Proces-verbaal verhoor van getuige van [getuige 4] opgemaakt door de rechter-commissaris op
16.Bijlage bij proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , proces-verbaal op pagina ZD-l60.
17.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pagina
18.Tekening PD4-SIN, pagina FO-46
19.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het NFI van 25 maart 2021, opgesteld door B.G.H. Latten,
20.Het proces-verbaal ter terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 juni 2022.
21.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 4] , PD-14.
22.Het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 19 juli 2021