9.4.2De persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft het hof gelet op een uittreksel uit de
justitiële documentatie van 6 mei 2022, waaruit blijkt dat verdachte eerder
onherroepelijk is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten waaronder bedreigingen, mishandeling en een straatroof.
Verdachte is voor een verlengde periode van ruim 9 weken opgenomen geweest en onderzocht in Forensisch centrum Teylingereind. Verdachte heeft hieraan meegewerkt. Hierover is een Pro Justitia rapportage opgesteld door drs. L. Heukelom, GZ-psycholoog, en
drs. B.G.J. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater, gedateerd 24 juni 2021.
Drs. B.G.J. Gunnewijk is zowel in eerste aanleg ter terechtzitting als ter terechtzitting in hoger beroep gehoord. Drs. L. Heukelom is ter terechtzitting in hoger beroep als deskundige gehoord.
Voorts heeft op verzoek van de verdediging mr. drs. R.A. Sterk, klinisch psycholoog, in het kader van een contraexpertise over verdachte gerapporteerd. Dit rapport dateert van 19 januari 2022. De rapporteur is ter terechtzitting in hoger beroep ook als deskundige gehoord.
De deskundigen Heukelom en Gunnewijk concluderen dat verdachte functioneert op een beneden gemiddeld intelligentieniveau. In de loop van zijn kindertijd bleek er sprake te zijn van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis die zich liet kenmerken door aandachtsdeficiëntie- en hyperactiviteitsstoornis (ADHD), een zwakke sociale afstemming en tekortschietende copingvaardigheden. Zijn gedragsproblemen namen in zijn adolescentie toe en resulteerden in normoverschrijdende gedragsproblematiek met herhaalde justitiecontacten in verband met diverse strafbare feiten. De psychische stoornis
ADHD is op basis van zijn ontwikkelingsproblematiek en de ernstige gedragsproblematiek inmiddels geconsolideerd in de persoonlijkheid van verdachte en verworden tot een antisociale persoonlijkheidsstoornis, met psychopathische trekken. Deze stoornis kenmerkt
zich bij verdachte erin dat hij regelmatig in aanraking komt met justitie, wantrouwend,
verhoogd krenkbaar en snel geprikkeld is. Hij voelt zich niet serieus genomen, heeft gebrek
aan empathie, een zeer gebrekkige beheersing van zijn impulsen en heeft agressieve
ontladingen. De psychopathische kenmerken komen vooral tot uiting in zijn tekortschietende affectieve beleving (geen verantwoordelijkheid nemen voor het eigen gedrag en een gebrek aan empathie), een impulsieve levensstijl (impulsiviteit, prikkelhonger) en antisociaal gedrag. Voornoemde psychische stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde feit.
Voorts zien de onderzoekers de psychische stoornis van verdachte zeer nadrukkelijk tot
uiting komen in de ten laste gelegde strafbare feiten, waar onderzoekers zijn gebrekkige
coping vaardigheden naar voren zien komen. Er was sprake van een conflictsituatie waar
verdachte werd aangesproken op zijn gedrag. Passend bij zijn problematiek kan verdachte de spanning daarvan niet hanteren en komt hij tot een agressieve uitbarsting. Bij een
bewezenverklaring heeft verdachte rijdend in het busje zijn woede en frustratie in een
impulsief agressief acting-out gedrag uitgeleefd, door het slachtoffer te overrijden, ernstig
gewond achter te laten en door te rijden. Geadviseerd wordt verdachte het feit in
verminderde mate toe te rekenen.
De deskundige Sterk komt eveneens tot de conclusie dat verdachte als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat moet worden geacht om zijn wil geheel in vrijheid te bepalen. Anders dan Heukelom en Gunnewijk diagnosticeert hij geen persoonlijkheidsstoornis omdat verdachte nog jong is en zijn persoonlijkheid in brede zin nog niet is uitgerijpt. Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van ADHD en een gedragsstoornis. Daarbij past een onrijpe coping waarin ook kickgericht gedrag plaatsvindt. Ook Sterk adviseert om verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Het hof sluit zich aan bij de conclusie van de deskundigen dat de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
9.4.3.Jeugdstrafrecht of volwassenstrafrecht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan het hof - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, het jeugdstrafrecht, indien het hof daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Het hof stelt vast dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht. Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om het jeugdstrafrecht toe te passen overweegt het hof het volgende.
De deskundige Sterk heeft om te bepalen of het strafrecht voor minderjarigen van toepassing is gebruik gemaakt van de “wegingslijst adolescentenstrafrecht”. Hij heeft daartoe het volgende overwogen:
Met betrekking tot de ‘Handelingsvaardigheden’ is er geen sprake van duidelijk beperkte intellectuele capaciteiten, alhoewel hij veelal niet optimaal gebruik kan maken van zijn verstandelijke capaciteiten als gevolg van zijn impulsieve houding. In situaties van verhoogde innerlijke onrust is hij niet goed in staat om zijn handelen te organiseren als gevolg van zijn verstoord ontwikkelde en nog onrijpe coping. Hij handelt dan zonder na te denken, verliest oog voor context en staat dan dus niet goed stil bij de consequenties van zijn gedrag voor anderen en zijn omgeving.
Met betrekking tot de ‘Pedagogische beïnvloeding’ neemt hij nog actief deel aan het gezin van herkomst. Hij is nog jeugdig en kan in een situatie als Groot Emaus gedragsproblemen laten zien. Nadat hij weer thuis is gaan wonen zouden deze gedragsproblemen enigszins zijn verminderd, alhoewel hij nog wel spanningsgericht gedrag en coping problemen heeft laten zien. Een pedagogische en gezinsgerichte aanpak is nog zinvol en een groepsgericht leefklimaat wordt eveneens zinvol geacht. Momenteel verblijft hij al enige tijd in een volwassen inrichting. Betrokkene komt hier niet tot zijn recht. Hij heeft hier weinig aansluiting bij anderen, voelt zich onveilig en heeft de neiging om zich te isoleren om maar niet in de problemen te komen. Hij moet zich steviger voordoen dan hij is, anders wordt er misbruik van hem gemaakt en hij ervaart de bewaarders niet als steunend en kan er niet op terugvallen.
Over het geheel bezien functioneert betrokkene nog als een jeugdige. Hij is sterk verbonden met zijn gezin van herkomst en met betrekking tot psychopathologie is er sprake van een nog onrijpe en onvolwassen coping. Er zijn voldoende aanwijzingen gevonden voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
De deskundigen Heukelom en Gunnewijk zien in de ASR-wegingslijst geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij hebben daarover het volgende overwogen.
De psychische stoornis van verdachte is van chronische aard en al verankerd in zijn persoonlijkheid. Verdachte heeft op grond van zijn problematiek geen problemen in zijn dagelijks functioneren en uitvoeren van taken. Hij kan zijn handelen organiseren en overzien. Hij laat zich aansturen, maar niet zozeer pedagogisch beïnvloeden, hij staat hier niet voor open. In het verleden is hier al intensief op ingezet in onder andere Groot Emaus en de verwachting is dat de maximale behandelwinst van heropvoeding inmiddels behaald is. Hij woonde tot zijn aanhouding weliswaar weer thuis maar leidde een redelijk zelfstandig leven, waarbij hij gericht was op werk en zijn vriendin. Op het vlak van administratie vroeg hij ondersteuning aan moeder, maar hij blijkt verder goed in staat zelfstandig te functioneren. Indicaties voor het jeugdstrafrecht rondom handelingsvaardigheden en pedagogische beïnvloeding worden niet van toepassing geacht. De justitiële voorgeschiedenis en antisociale ontwikkelingsgang met psychopathische trekken vormt daarnaast een contra-indicatie voor toepassen van het minderjarigenstrafrecht. De problematiek van verdachte behoeft psychotherapeutische behandeling die verderstrekkend is dan het bieden van een pedagogisch klimaat, zoals dat geboden wordt binnen een Justitiële Jeugd Inrichting (JJI). De pedagogische invalshoek sluit niet aan op zijn problematiek en is, gezien de geconsolideerde persoonlijkheidsproblematiek, een gepasseerd station.
In het reclasseringsadvies van 8 juli 2021 heeft de reclassering zich aangesloten bij het advies van de deskundigen Heukelom en Gunnewijk.
Het hof is van oordeel dat uit het rapport van de deskundige Sterk onvoldoende overtuigend naar voren komt waarom het jeugdstrafrecht zou moeten worden toegepast, zeker bezien in het licht van de rapportage van de deskundigen Heukelom en Gunnewijk. Uit beide rapporten maar ook uit andere stukken van het dossier blijkt immers dat de gedragsproblemen bij verdachte op zeer jeugdige leeftijd zijn begonnen, dat er (daarom) vanaf jeugdige leeftijd behandeling heeft plaatsgevonden en dat vanaf 2016 grensoverschrijdend en antisociaal gedrag is overgegaan in crimineel gedrag dat uiteindelijk heeft geresulteerd in de gebeurtenissen van 24 november 2020. De ernst van de delicten waarbij verdachte betrokken is geweest neemt duidelijk toe. Het hof ziet niet welke aanwijzingen er zijn dat pedagogische beïnvloeding nog mogelijk is zoals Sterk stelt. Het hof volgt Heukelom en Gunnewijk in het standpunt dat de vele behandelingen niet tot gedragsverandering hebben geleid en dat de maximale behandelwinst van heropvoeding behaald lijkt te zijn.
Ook volgt het hof Sterk niet in het standpunt dat de persoonlijkheid van verdachte nog niet voldoende is uitgerijpt en dat wel van een gedragsstoornis gesproken kan worden maar nog niet van een persoonlijkheidsstoornis. Aan dat standpunt lijkt met name ten grondslag te liggen dat verdachte nog jong is. En hoewel de leeftijd van verdachte zeker van belang is voor het stellen van een diagnose, mist het hof naast dat enkele gegeven duidelijke en overtuigende argumenten die het in het rapport van Heukelom en Gunnewijk wel aantreft om de stelling dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis te onderbouwen.
Naar het oordeel van het hof dient verdachte een langdurige psychotherapeutische behandeling te ondergaan en biedt het volwassenstrafrecht daartoe passende mogelijkheden. Het hof ziet in de persoonlijkheid van verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan geen reden om af te wijken van het uitgangspunt dat een volwassene op basis van het volwassenenstrafrecht wordt berecht.
9.4.7Tenuitvoerlegging gevangenisstraf
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. M. Keppels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 5 juli 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 24 november 2020 te [plaats] [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] )
opzettelijk van het leven heeft beroofd,
door, nadat de verdachte en [slachtoffer] kort daarvoor een woordenwisseling hadden
gehad, met een bedrijfsauto (bestelwagen) vanuit stilstand gas te geven en/of met hoge
snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer] te rijden, die zich voor de auto
bevond, en/of in te rijden op en/of in botsing te komen met die [slachtoffer] en/of
te besluiten om niet te stoppen. althans om door te rijden, en/of die [slachtoffer] op en/of
onder de door hem, verdachte, bestuurde bedrijfsauto mee te sleuren en/of voor zich uit te
schuiven en/of te overrijden en/of nadat hij over [slachtoffer] had gereden. naar achter te
rijden en/of in de richting van [slachtoffer] te rijden, die achter de bedrijfsauto op de
grond lag, althans zich achter het voertuig bevond, en/of (wederom) in te rijden op en/of in
botsing te komen met die SC. [slachtoffer] en/of te besluiten om niet te stoppen, althans om door te rijden en/of die [slachtoffer] onder de door hem, verdachte, bestuurde bedrijfsauto mee te sleuren en/of te overrijden, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden:
1.
subsidiair
hij op of omstreeks 24 november 2020 te [plaats] aan [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere fracturen in het gezicht, hoofd, borst en/of de ledematen en/of meerdere (diepe) scheurwonden in/over lichaam en/of een afgezet linkerbeen, heeft toegebracht, door, nadat de verdachte en S.C [slachtoffer] kort daarvoor een woordenwisseling hadden gehad, met een bedrijfsauto (bestelwagen) vanuit stilstand gas te geven en/of met hoge snelheid in de richting van voornoemde
[slachtoffer] te rijden, die zich voor de auto bevond, en/of in te rijden op en/of in botsing te komen met die SC. [slachtoffer] en/of te besluiten om niet te stoppen, althans om door te rijden, en/of die [slachtoffer] op en/of onder de door hem, verdachte, bestuurde bedrijfsauto mee te sleuren en/of voor zich uit te schuiven en/of te overrijden en/of, nadat hij over [slachtoffer] had gereden, naar achter te rijden en/of in de richting van
[slachtoffer] te rijden, die achter de bedrijfsauto op de grond lag, althans zich achter het voertuig bevond, en/of (wederom) in te rijden op en/of in botsing te komen met die
[slachtoffer] en/of te besluiten om niet te stoppen, althans om door te rijden en/of die [slachtoffer] onder de door hem, verdachte, bestuurde bedrijfsauto mee te sleuren en/of te overrijden, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 24 november 2020 te [plaats] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmee zich bevindende en/of rijdende op de weg, [straat 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, nadat verdachte en een voetganger, te weten [slachtoffer] , kort daarvoor een woordenwisseling hadden gehad en/of terwijl voornoemde [slachtoffer] zich op korte afstand voor, althans in de nabijheid van, het door verdachte bestuurde voertuig bevond,
- onvoldoende aandacht gehad voor het overige verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse
en/of
- met de door hem, verdachte, bestuurde bedrijfsauto (bestelwagen) vanuit stilstand gas
gegeven en/of
- met hoge toeren en/of met een gezien de situatie ter plaatse onverantwoord(de) (hoge)
snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer] gereden en/of
- niet is gestopt en/of het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) niet
tijdig tot stilstand gebracht, maar is doorgereden en/of in botsing dan wel in aanrijding met
die [slachtoffer] gekomen en/of die [slachtoffer] op en/of onder de door hem,
verdachte, bestuurde bedrijfsauto meegesleurd en/of voor zich uitgeschoven en/of
overreden en/of, nadat hij over [slachtoffer] had gereden,
- niet of in onvoldoende mate in de buitenspiegel(s) en/of door de (zij)ruiten van dat door
hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) heeft gekeken en/of is blijven kijken
en/of
- ( vervolgens) achteruit is gereden en/of bij welk achteruitrijden hij, verdachte, niet of in
onvoldoende mate op het direct achter hem, verdachte, gelegen weggedeelte van die weg
( [straat 1] ) heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of
- in de richting van die [slachtoffer] is gereden, die achter, althans in de nabijheid van, de
bedrijfsauto op de grond lag, althans zich bevond, en/of
- het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig (bedrijfsauto) niet tijdig tot stilstand
gebracht en/of
- ( vervolgens) in botsing gekomen dan wel in aanrijding gekomen met die [slachtoffer]
en/of
- niet is gestopt, maar is doorgereden, terwijl die [slachtoffer] onder de door hem,
verdachte, bestuurde bedrijfsauto mee werd gesleurd en/of overreden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) werd gedood;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [plaats] op/aan [straat 1] , op of omstreeks 24 november 2020 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ) is gedood, dan wel aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;