ECLI:NL:GHARL:2022:5599

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
P22/100
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 1 maart 2022. De rechtbank had geoordeeld dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel vereist was. De veroordeelde, geboren in Somalië in 1982, verblijft in een forensisch psychiatrische kliniek en heeft een behandeltraject doorlopen. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel er een begin is gemaakt met de behandeling, het recidiverisico nog steeds niet op een aanvaardbaar niveau is teruggebracht. De veroordeelde heeft verzocht om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de maatregel, met het argument dat de behandeling ook op een andere grondslag kan worden voortgezet, namelijk in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling in een andere strafzaak. Het hof heeft echter geoordeeld dat de voortzetting van de ISD-maatregel nog steeds zinvol is, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak om de samenleving te beschermen tegen veelplegers. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met aanvulling van gronden, en benadrukt dat de veroordeelde nog aan het begin van zijn behandeling staat. De huidige einddatum van de maatregel is vastgesteld op 31 oktober 2022.

Uitspraak

ISD P22/100
Beslissing van 30 juni 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1982,
verblijvende in forensisch psychiatrische kliniek (FPK) [kliniek] , onder verantwoordelijkheid van penitentiaire inrichting (PI) [PI] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 1 maart 2022. De beslissing houdt in dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) is vereist.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
 het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
 de beslissing waarvan beroep;
 de akte van het instellen van beroep op 15 maart 2022;
 de aanvullende informatie van de PI van 2 juni 2022;
 het uittreksel uit het Informatieportaal Justitiabelen van 15 juni 2022;
 de e-mail van 15 juni 2022 van [naam] , verbonden aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).
Het hof heeft ter zitting van 16 juni 2022 gehoord de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.T. Schrama, advocaat te Rijswijk (Zuid-Holland), en de advocaatgeneraal, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit.

Overwegingen

Het standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde kan zich volledig vinden in het behandeltraject waar hij op dit moment mee bezig is. Dit blijkt ook uit de aanvullende informatie van de PI. Wat dat betreft is er een groot verschil met de situatie ten tijde van de behandeling van de zaak in eerste aanleg. Het verzoek om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is ingegeven doordat in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: VI) in een andere strafzaak voorwaarden zijn gesteld die meebrengen dat de huidige behandeling op die grondslag zal worden voortgezet. Als eerst de ISD-maatregel volledig ten uitvoer wordt gelegd en het traject daarna wordt voortgezet in het kader van de VI, zal de veroordeelde nog zestien maanden van zijn vrijheid beroofd blijven. Hij heeft behoefte aan een perspectief op invrijheidstelling. Dat dezelfde behandeling op een andere grondslag kan worden voortgezet, brengt mee dat de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel niet langer aanwezig is. Bovendien duurt de tenuitvoerlegging van de maatregel inmiddels al twintig maanden. Daarmee is het primaire doel, beveiliging van de samenleving tegen veelplegers, al wel voldoende bereikt. Bovendien bevat de VI een waarborg tegen recidive, namelijk dat de veroordeelde in dat geval het risico loopt dat hij wordt teruggeplaatst in de PI. De raadsman heeft bepleit dat het hof de tenuitvoerlegging van de maatregel zal beëindigen.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De VI heeft een ander doel dan de ISD-maatregel, die er primair toe strekt de samenleving te beschermen tegen veelplegers. De VI daarentegen strekt ertoe een veroordeelde voor te bereiden op zijn terugkeer in de samenleving. Dat de lopende behandeling op een andere titel kan worden voortgezet, geeft geen aanleiding de maatregel te beëindigen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel vereist is.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op de juiste wijze en op goede gronden heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
Uit de aanvullende informatie van de PI blijkt dat de veroordeelde sinds 16 februari 2022 verblijft in FPK [kliniek] , dit in het kader van de extramurale fase van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. De veroordeelde volgt daar trouw het behandelprogramma, maar in het contact met zowel de reclassering als de behandelaren ontbreekt het nog aan verdieping. FPK [kliniek] heeft laten weten dat alle urinecontroles een negatieve uitslag geven. Wel heeft de veroordeelde op 3 mei 2022 een officiële waarschuwing gehad. Dit betrof het, zonder dat hij daarover openheid van zaken had gegeven, laten storten van zijn uitkering op een buitenlandse betaalrekening waarvan de veroordeelde geen gebruik mag maken in de FPK.
Het hof heeft beoordeeld of beëindiging van de maatregel naar verwachting zal leiden tot onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein. In de bevestiging van de beslissing waarvan beroep ligt besloten dat het hof zich verenigt met het oordeel van de rechtbank dat het recidiverisico nog altijd hoog is. Anders dan in eerste aanleg is inmiddels een begin gemaakt met de behandeling van de veroordeelde, maar dit laat onverlet dat het recidiverisico nog niet is teruggebracht tot een aanvaardbaar niveau.
Vervolgens heeft het hof beoordeeld of voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die (overwegend) buiten de macht van de veroordeelde ligt. Naar het oordeel van het hof is dit niet het geval. De veroordeelde verblijft op dit moment in de FPK [kliniek] , waar hij wordt behandeld. Daarmee is sprake van een zinvolle invulling van de maatregel. De huidige einddatum van de maatregel is 31 oktober 2022. De veroordeelde staat nog aan het begin van zijn behandeling in de FPK en het hof houdt er rekening mee dat de behandeling tot in ieder geval die einddatum zal doorlopen. Dat in het geval van beëindiging van de tenuitvoerlegging van de maatregel diezelfde behandeling mogelijk ook kan plaatsvinden op een andere grondslag, namelijk in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling in een andere strafzaak, brengt naar het oordeel van het hof niet mee dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel niet zinvol is.

Beslissing

Het hof:
Bevestigt,
met aanvulling van grondenzoals hiervoor is overwogen, de beslissing van de rechtbank Den Haag van 1 maart 2022 met betrekking tot de veroordeelde,
[veroordeelde].
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. M.E. van Wees, raadsheren,
drs. I.E. Troost en dr. E.L.M. Klein Haneveld, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 30 juni 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.