ECLI:NL:GHARL:2022:5597

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
P22/096
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige met antisociale persoonlijkheidsstoornis en cannabisgebruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, die op 8 maart 2022 de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de PIJ-maatregel had afgewezen. Het hof heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, voor zover dit gericht was tegen de beslissing tot het stellen van bijzondere voorwaarden. Het hof is van oordeel dat de jeugdige, die verblijft in een jeugdinrichting, toe is aan de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel, maar heeft besloten om deze maatregel met 174 dagen te verlengen. Deze verlenging is bedoeld om de jeugdinrichting en de reclassering de gelegenheid te geven om de overgang naar de voorwaardelijke beëindiging voor te bereiden en om de wettelijke proeftijd maximaal te benutten.

De jeugdige heeft in het verleden verschillende stappen gezet, waaronder het volgen van therapieën en het afronden van een mbo-opleiding. Ondanks zijn positieve ontwikkeling, zijn er nog zorgen over zijn middelengebruik en de noodzaak voor verdere begeleiding. Het hof heeft geconstateerd dat de jeugdige een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft en dat er een matig recidiverisico bestaat. De beslissing van het hof houdt rekening met de belangen van de jeugdige en de noodzaak voor een zorgvuldige overgang naar meer vrijheid en verantwoordelijkheid.

De beslissing van het hof betekent dat de PIJ-maatregel voorwaardelijk zal eindigen op 14 juli 2022, tenzij deze opnieuw wordt verlengd. De maatregel zal onvoorwaardelijk eindigen op 14 juli 2023, onder de voorwaarden zoals geformuleerd door de rechtbank in de beslissing waarvan beroep. Het hof heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de raden waren buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

PIJ P22/096
Beslissing van 30 juni 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
verblijvende in Kleinschalige Voorziening Justitiële Jeugd (KVJJ) [locatie 1] , onder verantwoordelijkheid van Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) [jeugdinrichting] (hierna: de jeugdinrichting).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’sHertogenbosch, van 8 maart 2022. De beslissing houdt in, voor zover in beroep aan de orde, de afwijzing van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel).
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank, en daarnaast op:
 het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
 de beslissing waarvan beroep, inclusief de herstelbeschikking;
 de akte van het instellen van beroep op 22 maart 2022;
 de schriftuur houdende grieven van de officier van justitie van 22 maart 2022;
 het tiende perspectiefplan van de jeugdinrichting, van 30 mei 2022;
 het aanvullend voortgangsverslag van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 31 mei 2022.
Het hof heeft ter zitting van 16 juni 2022 gehoord de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. de Jong, advocaat te Eindhoven en de advocaatgeneraal, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit. Verder zijn de volgende personen gehoord als deskundige:
 [naam] , verbonden aan de jeugdinrichting, en
 [reclasseringswerker] , als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.

Overwegingen

Het standpunt van de jeugdige
In het verlengingsadvies van de jeugdinrichting van 28 oktober 2021 is een aantal doelen geformuleerd voor de jeugdige. Sinds dat advies is uitgebracht, heeft hij veel stappen gezet. Er hebben verloven plaatsgevonden en er is elektronisch toezicht ingezet. De jeugdige ziet in dat het traject nog niet is afgerond en verzet zich niet tegen voortzetting van het elektronisch toezicht. Hij heeft inmiddels een mbo-opleiding afgerond en therapieën gevolgd. Het is tijd dat de maatregel voorwaardelijk wordt beëindigd. De jeugdige heeft te maken gehad met in totaal zes verschillende gedragswetenschappers en iedere wisseling pakte nadelig voor hem uit, bijvoorbeeld doordat dit leidde tot uitstel van het scholings- en trainingsprogramma (hierna: STP). Overigens is het niet zo dat alle problemen zijn veroorzaakt door de jeugdinrichting. Ook de positieve urinecontroles van de jeugdige hebben niet geholpen. Hij blowt nog steeds, dus in het geval van een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel zijn daar risico’s aan verbonden. Wat echter meer gewicht in de schaal legt dan het middelengebruik, is dat er zich geen geweldsmisdrijven of andere vervelende incidenten hebben voorgedaan.
In het aanvullend voortgangsverslag van de reclassering staat dat de jeugdige teleurgesteld was toen het openbaar ministerie beroep instelde tegen de beslissing van de rechtbank. Hij heeft zich echter herpakt. Op dit moment werkt hij bij restaurant [restaurant] in Rotterdam en ondergaat hij een behandeling bij [zorginstelling 1] . De inschatting van de reclassering is dat verlenging van de maatregel geen verlaging van het recidiverisico tot gevolg zal hebben of zelfs contraproductief zal werken. De jeugdige heeft realistische toekomstplannen en heeft alles op orde voor een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Bovendien heeft hij rekening te houden met de dreiging van terugplaatsing in een inrichting indien hij de voorwaarden overtreedt. Daarmee is er een stok achter de deur. Het zou te ver gaan om de jeugdige nu nog te laten wachten op deelname aan een STP.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het is duidelijk dat de jeugdige toe is aan de volgende stap, maar het is de vraag hoe die het best kan worden vormgegeven. Dat het openbaar ministerie beroep instelde tegen de beslissing waarvan beroep, was teleurstellend voor de jeugdige. Uit de stukken blijkt ook dat hij het daar moeilijk mee had, maar ook dat hij zich heeft herpakt. In het algemeen gaat het goed met hem, maar er zijn ook punten waarop het niet goed gaat, zoals middelengebruik. De jeugdige staat bovenaan de wachtlijst van [zorginstelling 2] voor plaatsing op de locatie [locatie 2] , maar op dit moment is niet te zeggen wat de resterende wachttijd is. De jeugdinrichting ziet nog een aantal punten waar de jeugdige aan moet werken en wil dit doen in het kader van een STP; wat die weg bemoeilijkt, is dat het onduidelijk is wanneer dat programma kan aanvangen, aangezien dit vergt dat de jeugdige terechtkan in een instelling voor begeleid wonen. De reden van het hoger beroep was gelegen in verdere stappen in het kader van een STP, maar nu er nog zoveel onduidelijkheid is over dit traject is er voldoende reden om het voorstel van de reclassering te volgen en de vordering tot verlenging van de maatregel af te wijzen. De advocaat-generaal heeft – alsnog – geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van het openbaar ministerie.
Het oordeel van het hof
Omvang van het hoger beroep
De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de PIJ-maatregel afgewezen en heeft bijzondere voorwaarden gesteld voor het geval de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel zou ingaan.
Het hof zal het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in het beroep, voor zover dat is gericht tegen de beslissing tot het stellen van bijzondere voorwaarden. Artikel 6:6:37, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt in welke gevallen het openbaar ministerie en de veroordeelde beroep kunnen instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De beslissing tot het stellen van bijzondere voorwaarden wordt niet genoemd.
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen. Weliswaar is het hof met de rechtbank van oordeel dat de jeugdige toe is aan de voorwaardelijke beëindiging van de PIJmaatregel, maar anders dan de rechtbank zal het hof beslissen tot een verlenging van de PIJmaatregel voor een beperkte duur. Deze verlenging is ingegeven doordat het hof de jeugdinrichting en de reclassering de gelegenheid wil bieden om de overgang naar de voorwaardelijke beëindiging van de PIJmaatregel voor te bereiden en om de wettelijke proeftijd maximaal te benutten.
Indexdelict
Bij vonnis van 11 december 2018 heeft de rechtbank Oost-Brabant de jeugdige veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, dit ter zake van – kort gezegd – een winkeldiefstal die gepaard ging met bedreiging met geweld. De PIJ-maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Op basis van het tiende perspectiefplan van de jeugdinrichting, dat dateert van 30 mei 2022, stelt het hof vast dat bij de jeugdige sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Ook functioneert de jeugdige cognitief op een laagbegaafd tot benedengemiddeld niveau. Overeenkomstig het advies van de jeugdinrichting concludeert het hof dat de kans op herhaling van gewelddadig gedrag van de jeugdige matig en dus nog steeds aanwezig is.
Verlenging
Het hof stelt voorop dat voor een verlenging van de PIJ-maatregel noodzakelijk is dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de verlenging van de maatregel eist. Daarnaast is vereist dat verlenging van de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige.
De jeugdinrichting heeft geadviseerd tot verlenging van de PIJ-maatregel. Bij de jeugdige zijn veel positieve punten zichtbaar, maar hij heeft nog wel ondersteuning nodig bij het verwerken van tegenslagen. Ook vertoont hij nog zelfbepalend gedrag en heeft hij soms moeite zich aan afspraken te houden. Het is van belang dat hij kleine stappen zet en nog deelneemt aan een STP. Een voorwaarde voor deelname aan een STP is dat de jeugdige verblijft in een instelling voor begeleid wonen.
De reclassering heeft geadviseerd de PIJ-maatregel niet te verlengen. Een verlenging van de maatregel zal geen verlaging van de risico’s teweegbrengen en kan juist contraproductief werken vanwege een toename van frustraties bij de jeugdige. Hij is toe aan meer vrijheid en verantwoordelijkheid. Als de maatregel voorwaardelijk eindigt, kan dit onder de voorwaarden zoals geformuleerd door de rechtbank in de beslissing waarvan beroep. Het is op dit moment niet duidelijk wanneer de jeugdige terechtkan in een instelling voor begeleid wonen. Bij [zorginstelling 2] staat hij weliswaar bovenaan de wachtlijst, maar [zorginstelling 2] kan geen uitspraak doen over de resterende wachttijd.
Het hof is van oordeel dat het niet in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige om de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel uit te stellen om de jeugdige nog te laten deelnemen aan een STP. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat het op dit moment niet duidelijk is wanneer het STP kan aanvangen. Ook is het hof van oordeel dat de jeugdige een zodanige positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt dat een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel ook verantwoord is zonder deelname aan een STP. Wel vindt het hof het van belang dat de situatie van voorwaardelijke beëindiging nog kan worden voorbereid gedurende een korte periode ná deze uitspraak.
Concluderend zal het hof beslissen tot verlenging van de maatregel met een termijn van 174 dagen. Het hof gaat hierbij uit van de brief van de minister d.d. 24 augustus 2021, waarin de einddatum van de vigerende maatregel werd bepaald op 21 januari 2022. Tenzij de maatregel opnieuw wordt verlengd, heeft een verlenging met 174 dagen tot gevolg dat de maatregel voorwaardelijk zal eindigen op 14 juli 2022. Vanaf 14 juli 2022 gelden dan de voorwaarden zoals geformuleerd door de rechtbank in de beslissing waarvan beroep.
Einde maatregel
Gelet op artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof vast dat de beslissing van het hof meebrengt dat de maatregel voorwaardelijk zal eindigen op 14 juli 2022 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 14 juli 2023. Het voorgaande geldt niet als de maatregel of de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel wordt verlengd.

BESLISSING

Het hof:
Verklaarthet openbaar ministerie
niet-ontvankelijkin het beroep, voor zover gericht tegen de beslissing tot het stellen van bijzondere voorwaarden.
Vernietigtde beslissing waarvan beroep, voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verlengtde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met
174 (honderdvierenzeventig) dagen.
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. M.E. van Wees, raadsheren,
drs. I.E. Troost en dr. E.L.M. Klein Haneveld, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 30 juni 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.