ECLI:NL:GHARL:2022:5531

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
21-005156-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid door een fysiotherapeut tijdens een massagebehandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een fysiotherapeut, is veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Het hof oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding door onverhoeds de ontblote billen van het slachtoffer te betasten. De verdachte had de handelingen verricht tijdens een massagebehandeling, maar het hof oordeelde dat niet aannemelijk was dat deze handelingen onderdeel uitmaakten van de behandeling en dat de verdachte geen seksuele bedoelingen had. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte was vrijgesproken van de tenlastelegging. De zaak kwam aan het licht na een klacht van het slachtoffer, die zich niet prettig voelde bij de handelingen van de fysiotherapeut. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar aangemerkt, ondersteund door getuigenverklaringen en het gespreksverslag van een gesprek tussen de verdachte en zijn praktijkmanager.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005156-21
Uitspraak d.d.: 29 juni 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, van 11 november 2021 met parketnummer 18-256260-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van de primair tenlastegelegde feitelijke aanranding van de eerbaarheid tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.682,50, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.C. Post, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 11 november 2021 vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Voorts heeft de rechtbank de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juli 2019 te [plaats] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten/strelen van de ontblote billen van die [benadeelde partij] en/of het brengen van zijn hand(en) tussen de billen en/of (boven)benen (nabij de vagina) van die [benadeelde partij] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het overwicht dat hij verdachte had op voornoemde [benadeelde partij] , aangezien hij, verdachte als fysiotherapeut in het kader van een behandeling/massage voornoemde [benadeelde partij] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of (vervolgens) onverhoeds de billen van voornoemde [benadeelde partij] heeft betast/gestreeld en/of zijn hand(en) tussen de billen en/of (boven)benen van die [benadeelde partij] heeft gebracht;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 juli 2019 te [plaats] , terwijl hij werkzaam was als fysiotherapeut in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, immers heeft hij, verdachte, tijdens een behandeling/massage de ontblote billen van die [benadeelde partij] gestreeld/betast en/of zijn hand(en) tussen de billen en/of (boven)benen (nabij de vagina) van die [benadeelde partij] gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijs

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen ten aanzien van alle tenlastegelegde handelingen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Hiertoe heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat niet voldaan wordt aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering ten aanzien van het tenlastegelegde betasten tussen de billen van aangeefster en van haar (boven)benen (nabij haar vagina).
De aanrakingen van de ontblote bil maakten volgens de verdediging onderdeel uit van de (massage)behandeling die verdachte aan aangeefster gaf vanwege onderrugklachten. Deze handeling is in deze context niet als handeling van seksuele aard te beschouwen.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2019, opgenomen op pagina 18 e.v. van het dossier van politie Eenheid Noord-Nederland met nummer [nummer] , onderzoek [naam onderzoek] , d.d. 8 oktober 2019, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij] :
V: Vertel eens je eigen woorden waar je aangifte van komt doen?
A: Dat mijn fysiotherapeut mij op plekken heeft aangeraakt waar hij als fysiotherapeut niet toe bevoegd is, dat hoort niet bij zijn vak. Dat is gebeurd op 29 juli 2019 bij [naam praktijk] in [plaats] .
V: Wat is er precies gebeurd?
A: Op 29 juli 2019 begon hij met masseren van nek, bovenrug en onderrug. Hij vroeg toen of mijn broek een eindje naar beneden mocht. Ik vond dat oké. Even later vroeg hij of mijn broek nog een eindje naar beneden mocht. Voordat ik antwoord kon geven had hij mijn broek al omlaag gedaan tot helemaal onder mijn billen. Ik verstijfde. Hij zat al met zijn handen lager dan normaal. Ik had er ook niet direct antwoord op want ik dacht: Hij is de professional en hij zal het wel weten. Ik vond het wel raar.
V: De broek onder je billen en je verstijfde?
A: Ja. Hij ging mijn billen strelen. Dat ging zachtjes. Het was geen masseren. Hij vroeg op een gegeven moment of mijn broek nog verder naar beneden mocht. Ik zei toen wel tegen hem dat mij dat niet nodig leek omdat ik voor mijn rug kwam.
V: En toen?
A: Hij schoof mijn broek weer omhoog, over mijn billen. Hij ging daarna mijn rug en nek masseren. Hij vroeg aan mij of ik wel ontspannen lag. Ik heb gehumd van ja. Ik kon ook niet echt praten want ik lag met mijn hoofd in een handdoek. Hij zei toen zelf: "Zal ik de behandeling maar stoppen?" Ik zei toen tegen hem dat mij dat ook beter leek.
V: En dan?
A: Hij deed mijn BH bandjes dicht. Ik ben opgestaan, deed de voorkant van mijn broek dicht en deed mijn hemd en shirt aan. Hij ging zijn handen wassen, vanwege de olie. Hij vroeg aan mij of ik het fijn vond. Ik heb toen best wel fel gereageerd dat ik het niet fijn vond. Hij zei toen tegen mij: "Het hoort wel bij mijn vak, maar misschien ben ik nu wel iets te ver gegaan." Ik zei tegen hem dat hoever hij was gegaan bij mij dat dat niet paste bij een fysiotherapeut. Ik zei tegen hem dat hij te ver was gegaan. Hij vroeg verschillende keren aan mij of ik het tussen ons wilde houden en het niet verder wilde vertellen. Hij zei tegen mij dat hij snapte dat dit geen eerlijke vraag van hem was omdat hij te ver was gegaan. Dat hij daardoor veel van mij vroeg om er niet over te praten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 september 2019, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [praktijk eigenaar] (eigenaar van [naam praktijk] ):
[praktijk manager] vertelde mij wat er was gebeurd. Ik ben vrij snel daarna een gesprek aangegaan met [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte), dat was die zelfde dag (het hof begrijpt: 29 juli 2019) rond 11:30 uur. [praktijk manager] en [notulist] waren bij dit gesprek aanwezig en [notulist] heeft hier een verslag van gemaakt.
[verdachte] vertelde mij dat [benadeelde partij] (het hof begrijpt: aangeefster [benadeelde partij] ) kwam voor nekklachten maar ze had ook last van haar rug. [verdachte] vertelde dat hij haar heeft gemasseerd en dat hij haar broek een eindje naar beneden had gedaan nadat hij dat gevraagd. Later vertelde hij dat hij haar broek verder naar beneden had gedaan zonder het te vragen. [verdachte] gaf aan dat hij een massage had gedaan bij [benadeelde partij] . Hij zei ook dat hij te ver was gegaan met de massage en dat hij daarbij over haar billen had gestreken. Onderzijde bil en bilnaad, zo vertelde hij. Hij zei tegen ons dat hij dacht dat de patiënte dat oké vond. Ik vroeg hem of hij seksuele gedachte had toen hij dat deed. Toen was het een hele tijd stil en na lang nadenken zei hij dat hij in een soort spanningsveld zat, wat volgens hem niet professioneel was. Ik vroeg hem of het in te passen was in het behandelplan dat hij fysiotherapeutisch de onderrug en bil van [benadeelde partij] had meegepakt in de behandeling. [verdachte] zei dat hij haar rug los wilde maken en verder was gegaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 23 september 2019, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [praktijk manager] :
Ik ben praktijkmanager bij [naam praktijk] . Op 29 juli 2019 kwam de baliemedewerker naar mij toe. De afspraak is dat de baliemedewerker naar mij toe komt met klachten. Ik ben naar [benadeelde partij] gegaan. [benadeelde partij] begon direct over wat er gebeurd was. [verdachte] kwam er ook bij staan. Hij zei vertel maar wat er gebeurd is. [benadeelde partij] vertelde dat zij net behandeld was door [verdachte] en dat hij te ver was gegaan. Dat zij daar was voor haar rug. Hij ging steeds verder naar beneden. Hij deed haar onderbroek opzij. Ik heb haar toen meegenomen naar een behandelkamer. Daar ben ik ook verder gaan vragen. [benadeelde partij] kwam voor lage rugklachten en daar werd ze gemasseerd door [verdachte] , maar tijdens de behandeling is ook haar bil gemasseerd waarbij de broek erg ver naar beneden is geschoven. Hierdoor verstijfde ze. Ze vertelde dat zij dit als onprettig heeft ervaren. Ze vertelde dat ze had aangeven dat zij voor haar rug kwam en niet voor haar billen.
[verdachte] heeft (het hof begrijpt: op de gang) tegen [benadeelde partij] gezegd vertel het verhaal maar. Toen vertelde zij het verhaal en ik hoorde hierop [verdachte] reageren: “Het spijt mij”.
Na het vertrek van [benadeelde partij] heb ik [praktijk eigenaar] , de praktijkeigenaar, gebeld. Ik heb met [verdachte] en [praktijk eigenaar] afgesproken dat wij om 12.30 uur in gesprek zouden gaan. Alles is op papier gezet. Dit is gelijk na het gesprek gebeurd en dezelfde dag nog ondertekend door [verdachte] . [praktijk eigenaar] en mij. Dit verslag heb ik meegenomen en kan bijgevoegd worden bij deze verklaring.
4. Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, te weten een “Gespreksverslag maandag 29 juli 2019 12:30 uur tot 13:10 uur”, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:
Betreft: melding ongewenste intimiteit
Aanwezig: [verdachte] (fysiotherapeut), [praktijk eigenaar] (directeur), [praktijk manager] (praktijk manager) en [notulist] (notulist).
[praktijk eigenaar] :
We hebben een klacht ontvangen van [benadeelde partij] , geboren [geboortedatum] 1999. Zij is vandaag behandeld van half 10 tot 10 uur. Na 10 uur is zij naar [receptiemedewerker] (receptiemedewerker) gegaan met een klacht. [receptiemedewerker] heeft haar doorverwezen naar [praktijk manager] en hij heeft met haar gesproken. Daar was [verdachte] even bij. Daarna heeft [praktijk manager] 35 minuten met [benadeelde partij] gesproken.
[praktijk manager] :
[benadeelde partij] heeft eerst haar vader gebeld. Hij zou direct naar huis komen. Haar vader heeft tegen haar gezegd dat ze naar de balie moest gaan om het te vertellen. Ik heb haar om 10:14 uur gezien. Ze is mogelijk naar buiten gelopen en weer terug gekomen. Er zit een kwartier tussen.
[praktijk eigenaar] :
[praktijk manager] heeft haar gesproken en daarna mij gebeld voor overleg. Wat is er gebeurd?
[verdachte] :
Ik ben, denk ik, te ver gegaan bij de massage bij haar. De vorige keer heb ik haar ook behandeld en gemasseerd. Ze had nog wat last van haar nek. Vorige keer was haar goed bevallen. Ik wilde herhalen van vorige keer. Eerst is ze gaan zitten en was ik met haar nek bezig. Eigenlijk had ze lager ook wat last. De vorige keer had ik haar rug gedaan. Haar hele rug, thoracaal, lumbaal. Manuele technieken en massage thoracaal. Ik heb haar nek en haar onderrug losgemaakt met massage erbij. Ze ging op haar buik liggen en ik heb haar bh losgemaakt en haar rug gemasseerd. Ik heb een paar keer gevraagd of alles Ok was. Dat doe ik altijd bij patiënten want het is soms te veel, te heftig. Ik heb gevraagd: zal ik de onderrug ook doen? Zij zei ja. Ik heb haar broek een beetje naar beneden geschoven. Later nog iets verder en haar meer over haar bil gestreken. Omdat ik dacht dat dat fijn was. Daar ben ik te ver in gegaan. Ik dacht dat het OK was, dat zij het fijn vond. Dat had ik niet moeten doen.
Ze had haar broek al een beetje naar beneden. Ik heb haar bil en haar rug al wat gemasseerd. Heb gevraagd of het nog wat verder mocht. Zij reageerde daar niet op. Ik ging tot onderzijde bil. Ik stond zo [doet voor: stond naast haar schouder en masseerde van zich af naar beneden]. Ik schaam me dood. Ik weet dat het te ver was. Het was ook niet nodig geweest. Ik ben niet in haar kruis geweest, wel op de bil en ik zat wel laag. Ik snap haar wel. Dit was niet de intentie.
[praktijk eigenaar] :
Had je seksuele gevoelens toen je dat deed?
[verdachte] :
Je zit in een soort spanningsgebied. Het was niet professioneel.
Ik heb gelijk haar broek omhoog gedaan toen zij dat vroeg. Ze zei dat ze het niet Ok vond. Ik heb direct haar broek omhoog gedaan en excuses aangeboden. Omdat zij zich naar voelde. Ik had zelf het gevoel dat ik te ver was gegaan. Het was niet nodig geweest om zo ver over de bil te gaan. Het was niet nodig om haar broek nog verder naar beneden te doen en daar te masseren.
Toen de behandeling gestopt was aan het einde, hoe gingen jullie uit elkaar?
[verdachte] :
Ik vond het fijn dat ze niet gelijk kwaad wegliep. Zij gaf aan dat zij het naar vond. Ik heb gezegd: sorry. "Ik vond het niet nodig", gaf ze aan. Ik zei: "Je hebt gelijk, dat had ik niet moeten doen. Ik hoop dat het niet overal terecht komt. Het is mijn werk. Ik hoop dat je dit voor je houdt." Zij wilde het thuis kunnen zeggen. Niet met geheimen rondlopen.
Dit heeft impact en consequenties voor mij. Ik heb mijn kant belicht en vind het naar voor haar. Ze wilde het tegen haar vader zeggen. Ik wilde het open houden en heb gezegd dat als hij een gesprek wil dat hij welkom is.
Toen is ze de deur uit gelopen.
[verdachte] :
Ik heb een blunder begaan. Ik snap het wel. Iemand heeft zicht terecht niet prettig gevoeld.
[praktijk eigenaar] :
Ik vind dit onacceptabel. Je hebt hier geen plek meer.
Je bent per direct op non-actief.
[verdachte] :
Het spijt me ook voor jullie. De schaamte is heel groot.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden d.d. 29 juli 2019, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend:
Datum en tijd gesprek: Maandag 29 juli 2019 om 15.00 uur.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 oktober 2019, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Kun jij vertellen wat er gebeurd is?
A: Zij is gaan liggen op de buik. Ik heb haar hele rug gemasseerd. Ik heb haar bh losgemaakt. Ik heb dat ook gevraagd of dat mocht. Ik dacht ik ga die hele rug goed masseren omdat de vorige keer ook zo goed bevallen was. Vervolgens heb ik gevraagd of de broek wat naar beneden mocht en los mocht. Dat was oké. Ik heb de onderrug gemasseerd. En om er nog beter bij te kunnen en met mijn massageolie aan mijn handen vond ik dat de broek nog verder naar beneden moest. Omdat ik eerder al gevraagd had of de broek los mocht en een stuk naar beneden mocht ging ik er vanuit dat het oké was. Dus ik heb haar broek een stukje naar beneden gedaan. Vervolgens masseerde ik de onderregio, dus de rug en waarbij mijn hand ook op haar bil terecht komt vanuit de beweging. Mogelijk dat ik iets lager ben gekomen dan de vorige keer. Vervolgens vraag ik aan haar: “gaat het goed”. Ze had tot op heden verder zelf niets gezegd. En nadat ik had gevraagd of het goed ging zei ze heel streng: “Mijn broek mag wel een stuk omhoog”. Daar schrok ik heel erg van. Omdat ik gelijk het gevoel had dat zij zich niet prettig voelde bij de situatie. Ik heb toen ook de broek omhoog gedaan. En we zijn eigenlijk ook gelijk de behandeling gestopt.
Bewijsoverwegingen
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
De vraag of aan het bewijsminimum van het tweede lid van artikel 342 Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het hof stelt voorop dat aangeefster in haar verklaringen zoals opgenomen in de bewijsmiddelen gedetailleerd en consistent is geweest. Het hof neemt voorts in aanmerking dat uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster direct gereageerd heeft en actie heeft ondernomen.
Zij heeft naar verdachte toe in de behandelkamer meteen kenbaar gemaakt hoe zij zijn handelingen heeft ervaren, heeft na de behandeling haar vader heeft gebeld en heeft hem verteld wat er gebeurd is. Kort daarna heeft zij zich gemeld bij de baliemedewerker en vervolgens bij de praktijkmanager haar verhaal gedaan. Op dezelfde dag heeft zij bij de politie in een ‘informatief gesprek zeden’ een verklaring afgelegd, waarna de aangifte is gevolgd op 4 september 2019. De verklaringen van aangeefster vinden ondersteuning in de verklaringen van verdachte bij de politie en de verklaringen van de getuigen [praktijk manager] en [praktijk eigenaar] , alsmede in het verslag van het gesprek tussen verdachte, [praktijk manager] en [praktijk eigenaar] , dat op dezelfde dag naar aanleiding van de melding van aangeefster heeft plaatsgevonden en door verdachte is ondertekend. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep te kennen gegeven dat zijn uitlatingen op 19 juli 2019, zoals de spijtbetuiging en de erkenning dat hij te ver was gegaan, slechts moeten worden opgevat als een excuus voor de ontstane situatie en niet als erkenning van de verwijten die hem door aangeefster werden gemaakt. Het hof volgt verdachte daarin niet. Het hof leidt uit de bewijsmiddelen en met name uit het gespreksverslag af dat verdachte zich destijds schuldbewust heeft opgesteld en naar aanleiding van de beschuldigingen door aangeefster zonder voorbehoud heeft erkend dat hij handelingen heeft verricht die niet nodig waren, dat hij te ver is gegaan, dat hij een blunder heeft begaan, dat hij het wel snapt, en dat iemand heeft zich terecht niet prettig heeft gevoeld.
Op grond van het voorgaande acht het hof de aangifte in beginsel betrouwbaar en is het hof van oordeel dat de verklaringen van aangeefster voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding door onverhoeds de ontblote billen van aangeefster te betasten/strelen.
Volgens vaste jurisprudentie is sprake van een ontuchtige handeling ingeval van een handeling van seksuele aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Of een handeling als zodanig kan worden aangemerkt, hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval, zoals de context en de verhouding tussen betrokkenen en de wijze van aanraking. Bij handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm wegens strijd met de sociaal-ethische norm als ontuchtig worden gekwalificeerd, kan het ontuchtige karakter hieraan komen te ontvallen op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval. Anderzijds is denkbaar dat een handeling die niet direct een ontuchtig karakter draagt, toch als zodanig wordt aangemerkt door de omstandigheden van het geval, waarbij de intentie van de dader gewicht in de schaal kan leggen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte de handelingen heeft verricht als onderdeel van de massagebehandeling en geen seksuele bedoelingen had. Door het onverhoedse karakter van zijn handeling werd aangeefster bovendien gedwongen de ontuchtige handelingen te dulden.
Ten aanzien van het tenlastegelegde betasten tussen de billen van aangeefster en van haar (boven)benen (nabij haar vagina) overweegt het hof het volgende. In het dossier bevindt zich ten aanzien van het tenlastegelegde betasten tussen de billen van aangeefster en van haar (boven)benen (nabij haar vagina) slechts de verklaring van aangeefster. Verdachte ontkent deze handelingen. [praktijk eigenaar] heeft weliswaar verklaard dat verdachte tijdens het gesprek op 29 juli 2019 heeft verteld dat hij gewoonlijk niet aan de binnenkant van de billen van een patiënt kwam en dat hij dat nu wel had gedaan omdat hij dacht dat zij het wilde, maar dit is niet terug te lezen in het gespreksverslag dat van dat gesprek is opgemaakt.
In het gespreksverslag staat slechts dat verdachte niet in het kruis is geweest en gewoonlijk niet tussen de billen komt. In dit verslag staat aldus niet dat verdachte nu wel tussen de billen van aangeefster is geweest. Alles overziend heeft het hof niet uit de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de tenlastegelegde handelingen ‘het betasten tussen de billen van aangeefster en van haar (boven)benen (nabij haar vagina)’ door verdachte zijn verricht. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 29 juli 2019 te [plaats] , door een andere feitelijkheid, [benadeelde partij] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het betasten/strelen van de ontblote billen van die [benadeelde partij] en bestaande die andere feitelijkheid uit het overwicht dat hij, verdachte, had op voornoemde [benadeelde partij] , aangezien hij, verdachte, als fysiotherapeut in het kader van een behandeling/massage onverhoeds de billen van voornoemde [benadeelde partij] heeft betast/gestreeld.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend handelen ten aanzien van een jonge vrouw. In het kader van zijn werk als fysiotherapeut heeft verdachte het slachtoffer tijdens een massage onzedelijk betast.
Verdachte heeft, door zijn onverhoeds en grensoverschrijdend handelen, het in hem gestelde vertrouwen als fysiotherapeut ernstig beschaamd. Het hof houdt er evenwel rekening mee dat de handelingen die verdachte heeft verricht bij het slachtoffer beperkt zijn gebleven tot het betasten van de ontblote billen van het slachtoffer.
Bij de straftoemeting is ten voordele van de verdachte in aanmerking genomen dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 13 mei 2022, niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof houdt voorts rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze uit het dossier blijken en door verdachte en zijn raadsman ter terechtzitting in hoger beroep zijn aangevoerd. Uit het reclasseringsrapport van 9 september 2021 volgt dat verdachte een stabiel leven leidt en beschikt over meerdere beschermende factoren, zoals een vaste baan en eigen huisvesting. Daarnaast is verdachte niet bekend met financiële problemen en wordt hij omringd door een steunend sociaal netwerk van familie en vrienden. Bij een veroordeling adviseert de reclassering om verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Ter zitting van het hof is gebleken dat verdachte momenteel werkzaam is als fysiotherapeut en dat een veroordeling gevolgen voor zijn werk kan hebben. De huidige werkgever van verdachte is op de hoogte van de strafzaak.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.973,91. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 1.682,50. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juli 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
Voor wat betreft de post studiekosten is het hof van oordeel dat het rechtstreekse verband met het bewezenverklaarde onvoldoende is onderbouwd. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.682,50 (duizend zeshonderdtweeëntachtig euro en vijftig cent) bestaande uit € 682,50 (zeshonderdtweeëntachtig euro en vijftig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.682,50 (duizend zeshonderdtweeëntachtig euro en vijftig cent) bestaande uit
€ 682,50 (zeshonderdtweeëntachtig euro en vijftig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 26 (zesentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 29 juli 2019.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 29 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. F. van der Maden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.