ECLI:NL:GHARL:2022:5530

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
29 juni 2022
Zaaknummer
21-004434-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldwitwassen met voorwaardelijke taakstraf en niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor schuldwitwassen en krijgt een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat het hof oordeelt dat er onvoldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de gevorderde schade.

De zaak betreft een verdachte die op 24 oktober 2019 in Nederland geldbedragen heeft verworven en overgedragen, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze afkomstig waren uit een misdrijf. De verdachte had eerder contact gehad met onbekende personen die hem een loterijwinst beloofden, maar uiteindelijk bleek dit een oplichting te zijn. Ondanks zijn twijfels heeft de verdachte de ontvangen bedragen doorgeboekt naar een buitenlandse rekening, wat leidde tot de beschuldiging van schuldwitwassen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wist dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren, maar dat hij wel grove onvoorzichtigheid heeft getoond door niet nader onderzoek te doen naar de herkomst van het geld. De verdachte is vrijgesproken van opzetwitwassen, maar schuldig bevonden aan schuldwitwassen. De strafoplegging houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die in een moeilijke periode verkeerde en niet eerder in aanraking was gekomen met justitie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004434-21
Uitspraak d.d.: 29 juni 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 11 oktober 2021 met parketnummer 18-108584-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde schuldwitwassen tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] van € 4.199,35 wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. G.J. van Kammen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter van 11 oktober 2021 ter zake van het primair tenlastegelegde schuldwitwassen veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Voorts heeft de politierechter de benadeelde partijen [benadeelde] en [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij [benadeelde] heeft de vordering in hoger beroep niet gehandhaafd. Deze vordering is in hoger beroep dan ook niet meer aan de orde.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 oktober 2019 te Bitgum, gemeente Waadhoeke en/of 's-Gravenhage en/of 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van in totaal
€ 7.476,33, althans enig geldbedrag, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere onbekend gebleven personen, op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 24 oktober 2019 te Bitgum, gemeente Waadhoeke en/of 's-Gravenhage en/of 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van in totaal € 7.476,33, althans enig geldbedrag heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl die een of meerdere onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 24 oktober 2019 te Bitgum, gemeente Waadhoeke en/of 's-Gravenhage en/of 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven personen/persoon zijn, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekening(nummer) ter beschikking te stellen en/of een of meerdere geldbedrag(en) te ontvangen op zijn, verdachtes bankrekening en/of (vervolgens) door te storten naar een of meerdere volgend(e) bankrekeningnummer(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging met betrekking tot het primair tenlastegelegde

Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde schuldwitwassen wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Hiertoe heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat verdachte gezien de geraffineerde wijze waarop de personen met wie verdachte contact had te werk gingen, niet wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de door verdachte ontvangen geldbedragen van misdrijf afkomstig waren.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde schuldwitwassen wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat verdachte op 8 oktober 2019 een e-mail kreeg van [persoon] uit Engeland waarin stond dat verdachte een loterij had gewonnen. Verdachte kende deze persoon niet. Verdachte twijfelde eerst. In de e-mail stond dat verdachte voor verdere instructies contact moest opnemen met [persoon] van de Deutsche Postbank. Verdachte heeft op 9 oktober 2019 een e-mail gestuurd naar [persoon] . Hierin uit verdachte zijn twijfels over het waarheidsgehalte van het bericht van [persoon] , maar vraagt hij ook om nadere informatie. Verdachte krijgt dezelfde dag een e-mailbericht van [persoon] , waarin onder meer wordt gevraagd om de bankrekeninggegevens van verdachte. Verdachte verstrekt de gevraagde gegevens. Vervolgens bericht [persoon] verdachte dat één miljoen euro is overgemaakt naar de bankrekening van verdachte. Als verdachte een aantal dagen later aangeeft dat hij nog niets heeft ontvangen, mailt [persoon] dat verdachte eerst een borgsom van € 2.000,- moet betalen. Als reactie hierop schrijft verdachte dat hij al vermoedde dat het niet waar was dat hij één miljoen euro zou krijgen. Ook geeft hij aan dat hij geen € 2.000,- heeft, dat hij niet verder wil gaan en tegen zichzelf zegt “don’t believe everything that sounds easy to do”. [persoon] reageert hierop met de mededeling dat hij een financier heeft gevonden die verdachte wil helpen. Volgens [persoon] is de financier bereid het geld op de bankrekening van verdachte te storten, waarna verdachte het bedrag moet doorboeken. Op 14 oktober 2019 laat verdachte weten akkoord te gaan met dit plan. [persoon] laat vervolgens weten dat het geldbedrag tussen 22 en 25 oktober 2019 op de bankrekening van verdachte zal worden gestort en stuurt een e-mail met betalingsinstructies.
Op 23 oktober 2019 wordt een bedrag van € 3.276,98 op de bankrekening van verdachte gestort, afkomstig van [benadeelde] . De omschrijving bij deze overboeking is ‘Salaris betaling’. Verdachte boekt dit bedrag op 23 oktober 2019 over naar een Spaans rekeningnummer t.n.v. [persoon] . Nadat verdachte dit heeft doorgegeven aan [persoon] , bericht [persoon] hem dat er door een fout nog twee financiers zijn die geld op de bankrekening van verdachte hebben gestort. Op 24 oktober 2019 ontvangt verdachte een bedrag van € 4.199,35 op zijn bankrekening, afkomstig van het [benadeelde] . De omschrijving bij deze overboeking is ‘Salaris Oktober 2019’. Verdachte geeft dit door aan [persoon] en vraagt daarbij of hij het bedrag kan gebruiken als lening. [persoon] geeft aan dat dit niet mogelijk is, waarop verdachte het bedrag op 24 oktober 2019 overmaakt naar een Spaans rekeningnummer t.n.v. Jolly Ebose. Na deze overboeking geeft [persoon] aan dat er nog een financier geld naar verdachte heeft overgemaakt. Op 28 oktober 2019 bericht [persoon] dat de laatste financier aangifte wil doen van fraude tegen verdachte.
[persoon] stuurt vervolgens een e-mail waarin staat dat een financier € 1.500,- heeft overgemaakt naar verdachte en dat verdachte dat bedrag moet overboeken naar een Spaans rekeningnummer. Omdat verdachte dit bedrag nooit heeft gekregen, heeft hij dit ook niet overgemaakt. De Rabobank heeft de bankrekening van verdachte vervolgens geblokkeerd, waarna verdachte er naar eigen zeggen achter kwam dat hij er ingetuind was. Namens [benadeelde] en het [benadeelde] is aangifte gedaan van fraude. De bedragen die op verdachtes rekening zijn gestort zijn salarisbetalingen die zijn overgemaakt naar aanleiding van e-mails waarin personen zich uitgaven voor werknemers en verzochten om hun salaris naar het betreffende rekeningnummer over te maken.
Met de verdediging en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte ten tijde van de verkrijging van de geldbedragen wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. Het hof zal verdachte derhalve vrijspreken van het (impliciet) primair tenlastegelegde opzetwitwassen.
Ten aanzien van het tenlastegelegde schuldwitwassen overweegt het hof als volgt. Schuldwitwassen vereist dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van een goed redelijkerwijs moest vermoeden dat dit afkomstig was uit enig misdrijf. Voor 'redelijkerwijs vermoeden' is noodzakelijk dat sprake is van ‘grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid’. Daarvan is sprake indien verdachte bij enig nadenken over de hem bekende gegevens over het goed, had kunnen vermoeden dat het goed van misdrijf afkomstig was en hij zonder nader onderzoek niet had mogen handelen. Wat van een verdachte omtrent de in acht te nemen voorzichtigheid verwacht mag worden, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Het hof stelt vast dat verdachte naar aanleiding van e-mailcontact met voor hem onbekende personen twee aanzienlijke geldbedragen op zijn bankrekening gestort heeft gekregen. Het ene geldbedrag was blijkens de hem bekende gegevens bij de overboeking afkomstig van een ziekenhuis en het andere van een bedrijf. De geldbedragen kwamen niet overeen met het tussen verdachte en [persoon] afgesproken bedrag van € 2.000,- en in de omschrijving van beide overboekingen staat telkens dat het om een salarisbetaling gaat. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij dat gek vond en dat hij wel enige twijfels had. Nadat verdachte de geldbedragen op zijn bankrekening gestort kreeg, heeft hij echter – volgens de hem gegeven instructies en zonder enig onderzoek te verrichten – de geldbedragen doorgeboekt naar een buitenlandse rekening. Verdachte, die op meerdere momenten twijfels heeft gehad en heeft geuit, had op eenvoudige wijze navraag of onderzoek kunnen en moeten doen naar bijvoorbeeld de herkomst van het geld, de namen van [persoon] en [persoon] , de bank waar [persoon] werkzaam zou zijn en het bedrijf en het ziekenhuis waar de gestorte bedragen vandaan kwamen, maar heeft dat nagelaten. Gelet op het voorgaande, bezien tegen de achtergrond van hetgeen aan deze overboekingen vooraf is gegaan met alle onwaarschijnlijkheden van dien, te beginnen de op zichzelf al onwaarschijnlijke mededeling dat verdachte één miljoen euro zou hebben gewonnen, dat hij dat bedrag pas zou kunnen ontvangen na betaling van een borgsom en dat financiers die borgsom voor hem zouden willen betalen, is het hof van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij omstreeks 24 oktober 2019 in Nederland, geldbedragen van in totaal € 7.476,33, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat die geldbedragen geheel - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:

schuldwitwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Hierdoor zijn de opbrengsten van criminele activiteiten in het gewone betalingsverkeer gebracht. De vermenging van crimineel geld met legaal geld ontwricht het economisch evenwicht in de samenleving.
Het hof heeft bij de strafoplegging voorts gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 13 mei 2022. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is geweest met justitie.
Het hof houdt tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze uit het dossier blijken en door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep zijn aangevoerd. Daaruit blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van het strafbare feit een moeilijke periode doormaakte. Verdachte is werkzaam als leraar en daarnaast is hij basketbalcoach. Hij heeft verklaard dat onderhavige strafzaak zijn leven op zijn kop heeft gezet en dat hij aan zichzelf is gaan twijfelen, hetgeen hem belemmert in zijn dagelijkse leven.
Het hof neemt bij de strafoplegging mede in aanmerking dat de personen met wie verdachte contact onderhield op een zeer geraffineerde wijze te werk zijn gegaan. Zo hebben zij bijna dagelijks contact gehad met verdachte en hem onder valse voorwendselen stapje voor stapje zover gekregen dat hij akkoord ging met het ontvangen van geldbedragen op zijn rekening en die bedragen heeft doorgeboekt. Daarnaast zijn de bedrijven die geld op de bankrekening van verdachte hebben gestort, benaderd door iemand die zich voordeed als werknemer en stuurde diegene aan een van de bedrijven een gefotoshopte foto van de bankpas van verdachte mee als bewijs voor het nieuwe rekeningnummer waar het salaris op kon worden gestort.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met een voorwaardelijke straf. Het hof acht de oplegging van een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren een passende bestraffing.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.199,35. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat onvoldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de gevorderde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. F. van der Maden, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. M.B. de Wit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 29 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. F. van der Maden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.