ECLI:NL:GHARL:2022:5458

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
200.308.662
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling in afwachting van onderzoek door de raad voor de kinderbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juni 2022 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, geboren in 2013 en 2014. De moeder, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft de rechtbank verzocht om de zorgregeling te wijzigen, terwijl de vader, verweerder in het principaal hoger beroep, in incidenteel hoger beroep is gekomen. De rechtbank Gelderland had eerder een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen bij de vader verbleven in bepaalde weekenden en op specifieke dagen. De moeder verzocht om een wijziging van deze regeling, terwijl de vader verzocht om uitbreiding van zijn zorgmomenten.

Het hof heeft in deze tussenbeschikking besloten om de uitkomsten van een aanvullend onderzoek door de raad voor de kinderbescherming af te wachten voordat een definitieve zorgregeling wordt vastgesteld. De raad heeft eerder geadviseerd dat een wijziging in de zorgregeling in het belang van de kinderen zou zijn, omdat de huidige regeling als onrustig werd ervaren. Het hof heeft de voorlopige zorgregeling vastgesteld voor de zomervakantie, herfstvakantie en kerstvakantie, waarbij de kinderen bij de ouders verblijven volgens een vastgesteld schema. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling van de kinderen, maar het hof heeft dit verzoek aangehouden in afwachting van het aanvullende raadsonderzoek. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de voorlopige regeling direct van kracht is, ondanks het lopende hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.308.662
(zaaknummers rechtbank Gelderland 388605 en 397982)
beschikking van 28 juni 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. D. Jakobs te Emmen,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.E. Mulder te Apeldoorn,
en
raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Apeldoorn,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 21 september 2021 en 31 januari 2022, uitgesproken onder voormelde zaaknummers. De beschikking van 31 januari 2022 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 30 maart 2022;
  • het verweerschrift van de vader tevens incidenteel hoger beroep met producties;
  • het verweerschrift van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad);
  • een brief van de raad van 1 juni 2022;
  • een journaalbericht van mr. Jakobs van 3 juni 2022 met producties;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep van de moeder met producties, tevens houdend een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening;
  • een brief van de GI van 9 juni 2022;
  • een brief van de raad van 9 juni 2022 met producties; en
  • een journaalbericht van mr. Mulder van 10 juni 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 juni 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad en
  • een vertegenwoordiger van de GI.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2013, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2014.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.2
Bij echtscheidingsconvenant, door partijen ondertekend op 24 april 2020, zijn partijen ten aanzien van de zorgregeling het volgende overeengekomen:

Artikel 6: Zorgvoorziening en omgangsregeling en alimentatie kinderen
6.1.
Partijen zijn overeengekomen de zorg voor de kinderen te verdelen in de vorm van een omgangsregeling, waarbij deze de komende tijd wordt vastgesteld in samenspraak met de betrokken instanties, o.a. Veilig Thuis en Jeugd en Gezin. Indien de omgang positief verloopt en de kinderen zich veilig voelen bij de man, zijn partijen overeengekomen om als doel tot de volgende omgangsregeling te komen:
De man heeft de zorg één weekend per veertien dagen, alsmede in de week na het weekend dat de kinderen bij de vader zijn geweest op woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend 08.30 uur. In de week na dat de kinderen het weekend bij de vrouw zijn geweest op dinsdagmiddag uit school tot woensdagochtend 08.30 uur.
Het weekend is van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag 17.00 uur.
De overige dagen heeft de vrouw de zorg.
Daarnaast zijn partijen een regeling overeengekomen voor de vakanties, feestdagen, verjaardagen en andere bijzondere dagen.
3.3
Bij beschikking van 26 mei 2020 heeft de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en in die beschikking opgenomen, voor zover de Nederlandse rechter op de diverse onderdelen rechtsmacht heeft, de inhoud van het door verzoekers ondertekende echtscheidingsconvenant.
3.4
In eerste aanleg heeft de moeder de rechtbank verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • de zorgregeling tussen de vader en de kinderen in die zin te wijzigen dat de kinderen eenmaal per veertien dagen een dag in het weekend bij de vader verblijven van 10.00 uur tot 18.00 uur, alsmede op iedere dinsdag van 14.15 uur tot 18.30 uur; en
  • ten behoeve van de kinderen een bijzondere curator te benoemen.
3.5
De vader heeft in eerste aanleg verweer gevoerd en als zelfstandige verzoeken aan de rechtbank verzocht te bepalen dat de kinderen bij de vader verblijven:
  • één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot maandagmorgen 08.30 uur;
  • in de week na het weekend waarin de kinderen bij de vader zijn geweest op woensdagmiddag uit school tot donderdagochtend 8.30 uur; en
  • in de week nadat de kinderen het weekend bij de moeder zijn geweest van dinsdagmiddag uit school tot woensdagochtend 8.30 uur.
3.6
Daarnaast heeft de vader verzocht de vakanties van de kinderen tussen partijen gelijkelijk te verdelen, waarbij geldt dat het wisselmoment op woensdag om 13.00 uur is en waarbij de doordeweekse dagen aansluiten op de reguliere verdeling van de zorgtaken in de weekenden, hetgeen meebrengt dat de ouder die het weekend voorafgaand aan de vakantieweek de zorg voor de kinderen heeft, de kinderen in de vakantie op maandag, dinsdag en woensdag tot 13.00 uur heeft, tenzij de ouders in onderling overleg een andere verdeling van vakanties overeenkomen.
3.7
De vader heeft verzocht de zomervakantie als volgt bij helfte tussen partijen te verdelen: dat de vader in de even jaren als eerste twee aaneengesloten weken mag kiezen, waarna de moeder twee aaneengesloten weken kiest. In de oneven jaren heeft de vrouw eerste keus. De resterende twee weken van de zomervakantie worden tussen partijen verdeeld, waarbij geldt dat het wisselmoment op woensdag om 13.00 uur is en waarbij de doordeweekse dagen aansluiten op de reguliere verdeling van de zorgtaken in de weekenden hetgeen meebrengt dat de ouder die het weekend voorafgaand aan de vakantieweek de zorg voor de kinderen heeft, de kinderen in de vakantie op maandag, dinsdag en woensdag tot 13.00 uur heeft, tenzij ouders in onderling overleg een andere verdeling van de zomervakantie overeenkomen.
3.8
Voor de verjaardagen heeft de vader verzocht te bepalen dat beide ouders het recht hebben de kinderen op hun verjaardag te bezoeken, waarbij geldt dat de andere ouder op de verjaardag van het kind voor twee uur mag langskomen, tenzij ouders in onderling overleg iets anders overeenkomen.
3.9
Tijdens verjaardagen van de ouders verblijven de kinderen bij de jarige ouder, vanaf 18.30 uur de voorafgaande dag tot 18.30 uur op de verjaardag zelf, tenzij ouders in onderling overleg iets anders overeenkomen.
3.1
Bij beschikking van 21 september 2021 heeft de rechtbank als
voorlopigeverdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld dat de kinderen bij de vader verblijven:
  • iedere dinsdag vanaf 14.15 uur tot woensdagochtend 8.30 uur;
  • in het ene weekend gedurende één dag van 10.00 uur tot 18.30 uur;
in het andere weekend op zaterdag of zondag vanaf 11.00 uur tot de volgende dag om 10.00 uur, met dien verstande dat wanneer die volgende dag een maandag betreft de kinderen om 8.30 uur op school zullen zijn.
3.11
De rechtbank heeft verder verzocht aan de raad om te onderzoeken en te rapporteren over de volgende vragen:
  • is een wijziging van de verdeling van de dagelijkse zorg, conform de verzoeken van de moeder en de vader in het belang [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ?
  • zijn er factoren die een regeling belemmeren? Zo ja, welke komen vanuit het kind/de kinderen en welke vanuit de ouder(s)? Hoe en op welke termijn zijn deze factoren op te heffen?
  • hoe dient de regeling qua vorm en frequentie [eruit te zien,
3.12
De raad heeft op 22 december 2021 gerapporteerd en geadviseerd. Dit advies luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“De RvdK is van mening dat een wijziging in de verdeling van de dagelijkse zorg conform het verzoek van vader, meer omgang dus, in het belang is van [de minderjarige2] en[de minderjarige1]
. De huidige regeling is erg onrustig, [de minderjarige2] en [de minderjarige1] moeten te veel schakelen tussen de beide ouders en dit levert spanningen op. Daarbij heeft de RvdK in de afwegingen meegenomen dat uit de geobserveerde contactmomenten naar voren komt dat [de minderjarige2] en [de minderjarige1] het fijn hebben bij vader. De RvdK ziet op grond van de verzamelde informatie tijdens het onderzoek dan ook mogelijkheden om de omgang tussen vader en [de minderjarige2] en [de minderjarige1] uit te breiden naar om de week een lang weekend bij vader. De RvdK realiseert zich dat dit een grote stap is, maar adviseert deze regeling omdat middels de nieuwe regeling de wisselmomenten op andere plekken dan thuis zullen plaatsvinden, namelijk op de BSO en op school, waardoor er voor [de minderjarige2] en [de minderjarige1] minder spanning zal ontstaan omdat hun ouders elkaar niet treffen. [de minderjarige2] en [de minderjarige1] hebben daarnaast met deze nieuwe regeling de tijd om te schakelen tussen de ene en de andere ouder.
De RvdK vindt het van belang dat de omgang tussen vader en [de minderjarige2] en [de minderjarige1] genormaliseerd wordt. Met de huidige weerstand vanuit de kinderen zoals deze gedurende dit onderzoek is gebleken, vraagt dit vooral veel van ouders. Moeder zal de kinderen nadrukkelijk de legitimatie moeten geven dat het goed en veilig is om meer bij vader te zijn. Vader zal met de mogelijke onrust die de uitbreiding in eerste instantie kan gaan geven moeten kunnen dealen en in gesprek blijven met de hulpverleners en moeder.”

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank:
  • de kinderen op verzoek van de raad onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 19 januari 2022 tot 19 januari 2023;
  • het ouderschapsplan en de beschikking van 26 mei 2020 ten aanzien van de zorgregeling gewijzigd en bepaald dat de kinderen bij de vader verblijven:
• om de week een lang weekend van donderdagmiddag na de BSO tot maandagochtend, waarbij de vader [de minderjarige1] en [de minderjarige2] van de BSO haalt en hen maandagochtend naar school brengt;
• tijdens het weekend dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij hun vader verblijven is er op zaterdag één belmoment met de moeder (door de ouders zelf te bepalen op welk tijdstip);
• de vakanties en feestdagen worden bij helfte verdeeld;
• de verjaardagen van de ouders blijven conform de afspraken zoals die nu zijn;
• de verjaardagen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] worden gevierd bij de ouder waar ze op dat moment zijn, de andere ouder heeft een belmoment, of indien in overleg mogelijk een contactmoment.
4.2
De moeder is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, haar verzoek in eerste aanleg alsnog toe te wijzen en de verzoeken van de vader en de raad alsnog af te wijzen.
4.3
De vader is met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De vader verzoekt in het principaal hoger beroep de grieven van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking in zoverre te bekrachtigen. In het incidenteel hoger beroep verzoekt de vader, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tijdens de feestdagen en vakanties als volgt vast te stellen:
  • bij het vervallen van school- en/of BSO dagen die niet onder vakanties en bijzondere dagen vallen, verblijven de kinderen, indien dit valt op een dag dat de kinderen 's ochtends en 's avonds bij dezelfde ouder zijn, overdag ook bij deze ouder zijn. Indien dit valt op een dag dat de kinderen 's ochtends en 's avonds bij een andere ouder zijn, wordt het wisselmoment vastgesteld op 12.00 uur;
  • alle feestdagen en vakanties van de kinderen worden tussen partijen gelijkelijk verdeeld, waarbij het navolgende in acht genomen dient te worden:
• de voorjaars-, herfst-, mei- en kerstvakantie worden bij helfte gedeeld waarbij het wisselmoment op woensdag om 12.00 uur is en waarbij de doordeweekse dagen aansluiten op de reguliere verdeling van de zorgtaken in de weekenden hetgeen meebrengt dat de ouder die het weekend voorafgaand aan de vakantieweek de zorg voor de kinderen heeft, de kinderen in de vakantie op maandag, dinsdag en woensdag tot 12.00 uur heeft, tenzij ouders in onderling overleg een andere verdeling van vakanties overeenkomen;
• de verdeling van de zomervakantie geschiedt eveneens bij helfte tussen partijen, waarbij de man in de even jaren de eerste twee aaneengesloten weken van zaterdag tot zaterdag mag kiezen, waarna de vrouw twee aaneengesloten weken kiest. Het wisselmoment vindt plaats op zaterdag om 12.00 uur. In de oneven jaren heeft de vrouw eerste keus. De resterende twee weken van de zomervakantie worden dan verdeeld conform de verdeling tijdens de overige vakanties, inhoudende dat het wisselmoment op woensdag om 12.00 uur is en waarbij de doordeweekse dagen aansluiten op de reguliere verdeling van de zorgtaken in de weekenden hetgeen meebrengt dat de ouder die het weekend voorafgaand aan de vakantieweek de zorg voor de kinderen heeft, de kinderen in de vakantie op maandag, dinsdag en woensdag tot 12.00 uur heeft. Deze verdeling van de zomervakantie vindt plaats met instandhouding van de afspraak over de aanwezigheid van de kinderen op verjaardag van de ouders, tenzij ouders in onderling overleg een andere verdeling van de zomervakantie overeenkomen;
• onafhankelijk van de vakantieverdeling zijn de kinderen eerste kerstdag bij de ouder waar ze ook kerstnacht verblijven. De kinderen zijn dan tweede kerstdag vanaf 10.00 uur tot 27 december 10.00 uur bij de andere ouder, tenzij beide ouders instemmen met een afwijking hierop;
• onafhankelijk van de vakantieverdeling zijn de kinderen jaarlijks wisselend op Oudjaarsdag vanaf 10.00 uur bij de ene ouder en Nieuwjaarsdag vanaf 10.00 uur bij de andere ouder tot 2 januari 10.00 uur, waarbij de man in de even jaren eerste keus heeft en de vrouw in de oneven jaren eerste keus heeft, tenzij beide ouders instemmen met een afwijking hierop;
• het paasweekend zijn de kinderen tot zondagavond 18.30 uur bij de ouder die dat weekend conform de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken de zorg heeft voor de kinderen. Daarna verblijven de kinderen bij de andere ouder tot dinsdag naar school;
• Het hemelvaart- en pinksterweekend wordt verdeeld conform de reguliere weekendverdeling, waarbij de woensdagmiddag uit school voor Hemelvaart wordt toegevoegd aan het hemelvaartsweekend en pinkstermaandag wordt toegevoegd aan het pinksterweekend tot het moment dat de kinderen weer naar school gaan, zodat de kinderen geen extra wisselmoment hebben en het wisselmoment via school blijft verlopen;
  • de aanwezigheid van de kinderen is op Moederdag bij moeder en Vaderdag bij vader, ongeacht de zorgverdeling, vanaf 18.30 uur op de voorgaande dag tot maandagochtend 8.30 uur, tenzij beide ouders instemmen met een afwijking hierop;
  • de kinderen verblijven op hun verjaardag bij de ouder bij wie zij conform de reguliere zorgregeling verblijven. De andere ouder heeft recht op een videobelmoment met het jarige kind en kan het kind in onderling overleg en met beider goedkeuring bezoeken op de verjaardag;
  • althans een zodanige beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.4
De moeder heeft verweer gevoerd tegen het incidenteel hoger beroep en zij vraagt het hof de verzoeken van de vader af te wijzen. Tegelijkertijd verzoekt zij het hof op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor de duur van het hoger beroep de door haar omschreven zorgregeling tussen de vader en de kinderen vast te stellen.
4.5
De raad heeft in hoger beroep verweer gevoerd en vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De moeder heeft een klacht ingediend tegen de handelwijze van de raadsmedewerkers bij de totstandkoming van het raadsrapport van 22 december 2021 (productie D bij journaalbericht van mr. Jakobs van 3 juni 2022). Bij brief van 9 juni 2022 heeft de raad het hof bericht dat de klacht deels gegrond is verklaard. De raad heeft verzocht om aanhouding van de mondelinge behandeling in afwachting van aanvullend raadsonderzoek. Het hof zal hierna per onderwerp op dat verzoek beslissen.
Ondertoezichtstelling
5.2
Het verzoek van de moeder om het verzoek van de raad om de ondertoezichtstelling van de kinderen alsnog af te wijzen houdt het hof aan in afwachting van het aanvullend raadsonderzoek. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader en de moeder afzonderlijk spreken met twee verschillende mediators, die ook voor de kinderen zullen optreden als kindbehartigers. De vader en de moeder zijn tevreden over deze hulpverlening. Het hof gaat ervan uit dat partijen deze hulpverlening en de medewerking aan de ondertoezichtstelling gedurende de aanhouding zullen voortzetten.
Bijzondere curator
5.3
Volgens artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter overgaan tot benoeming van een bijzondere curator indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht vanwege strijdigheid tussen de belangen van de minderjarige en die van de met het gezag belaste ouder(s).
5.4
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verklaard dat het haar wens is dat de stem van de kinderen wordt gehoord en dat wordt geluisterd naar wat de kinderen echt willen. De moeder heeft verder verklaard dat haar verzoek in haar beroepschrift eigenlijk is ingehaald door de tijd, omdat inmiddels duidelijk is geworden dat de kinderen zullen spreken met kindbehartigers. De uitkomsten van deze gesprekken kan de raad in zijn onderzoek betrekken. Op de mondelinge behandeling is aan de orde gekomen dat (ook) de GI van de uitkomst van deze gesprekken op de hoogte zal worden gebracht. Onder deze omstandigheden ziet het hof geen reden voor het benoemen van een bijzondere curator. Het is zelfs in strijd met het belang van de kinderen dat zij met nóg iemand moeten praten. Het hof zal verzoek om een bijzondere curator te benoemen daarom afwijzen.
Zorgregeling
5.5
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 BW in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder meer een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben omvatten.
5.6
Het hof ziet aanleiding om eerst de uitkomsten van het aanvullende raadsonderzoek af te wachten alvorens een definitieve zorgregeling vast te stellen. De raad heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat het aanvullende onderzoek naar verwachting in december 2022 zal zijn afgerond. Naar verwachting kan dan een nieuwe mondelinge behandeling plaatsvinden in de eerste maanden van 2023. Het hof zal voor de periode tot en met de kerstvakantie een
voorlopigezorgregeling voor de vakanties en feestdagen vaststellen. De beslissing van de rechtbank over de zorgregeling is uitvoerbaar bij voorraad. Het hof ziet geen reden om een andersluidende beslissing te nemen voor de duur van deze procedure over de zorgregeling dan de rechtbank heeft gedaan. Het primaire verzoek van de moeder in haar verweerschrift in het incidenteel hoger beroep wijst het hof dan ook af.
Wel ziet het hof reden om een meer concrete verdeling van de komende vakanties en feestdagen te bepalen bij wijze van voorlopige regeling. Dit nu de rechtbank een verdeling bij helfte heeft bepaald, zonder dit concreet in te vullen en gebleken is dat dit tot veel strijd tussen partijen leidt.
Vaderdag
5.7
Op de mondelinge behandeling heeft het hof reeds beslist dat de moeder de kinderen op de zaterdag voor Vaderdag om 18.30 uur naar de vader brengt. De vader zal de kinderen op maandag naar school brengen. Deze regeling acht het hof het meest in het belang van de kinderen, mede omdat daarmee het aantal wissel- en confrontatiemomenten tussen de ouders beperkt blijft.
Zomervakantie
5.8
Het hof zal als zorgregeling tijdens de zomervakantie vaststellen dat de kinderen bij de ouders verblijven volgens het volgende schema: de eerste week bij de moeder, dan twee weken bij de vader, daarna twee weken bij de moeder en tenslotte één week bij de vader, waarbij het wisselmoment telkens zal zijn op zaterdag om 12.00 uur. Het hof ziet geen aanleiding om periodes van anderhalve week vast te stellen omdat dit zorgt voor gebroken weken en wisselmomenten op verschillende dagen. Zoals vader terecht aanvoert, belemmert dat ook de mogelijkheid om op vakantie te gaan.
Het hof voegt hieraan toe dat de vakantieregeling prevaleert boven de reguliere zorgregeling. Dat betekent dat als de zomervakantie start in een regulier omgangsweekend van de vader de kinderen daar verblijven (van donderdag na de BSO) tot zaterdag 12.00 uur en daarna naar de moeder gaan.
Herfstvakantie
5.9
De herfstvakantie wordt bij helfte gedeeld, waarbij het wisselmoment plaatsvindt op woensdag om 12.00 uur. De kinderen verblijven de eerste helft van de vakantie bij de ouder waar zij op dat moment - dus aan het begin van de herfstvakantie - al in het kader van de reguliere omgangsregeling zijn.
Kerstvakantie
5.1
De kerstvakantie wordt eveneens bij helfte gedeeld, waarbij het wisselmoment plaatsvindt op vrijdag 30 december 2022 om 12.00 uur De kinderen verblijven de eerste helft van de vakantie bij de ouder waar zij op dat moment - dus aan het begin van de kerstvakantie - al in het kader van de reguliere omgangsregeling zijn.
5.11
Het hof heeft er oog voor dat de kinderen met deze regeling beide kerstdagen bij de ene ouder en oud en nieuw bij de andere ouder zullen doorbrengen, maar oordeelt het in het belang van de kinderen dat het aantal wisselmomenten tot het minimum wordt beperkt. Het staat de ouders vrij om in onderling overleg afwijkende afspraken te maken. Beide ouders zullen dan moeten instemmen met afwijking van deze
voorlopigezorgregeling.
Overige
5.12
Het hof zal voor de duidelijkheid en ter voorkoming van - verdere - strijd tussen partijen daarover tevens bepalen dat de vakantieregeling voorrang heeft op de reguliere zorgregeling en dat de ouder waar de kinderen voorafgaand aan het wisselmoment verblijven hen naar de andere ouder dient te brengen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
alvorens verder te beslissen:
houdt aan het verzoek van de moeder tot het alsnog afwijzen van het verzoek van de raad tot ondertoezichtstelling van de kinderen en de beslissing over de definitieve zorgregeling in afwachting van het aanvullende raadsonderzoek;
wijst af het verzoek tot benoeming van de bijzondere curator;
stelt als
voorlopigezorgregeling vast dat:
  • de kinderen op Vaderdag 2022 bij de vader verblijven van de zaterdag voor Vaderdag 18.30 uur tot maandag naar school, waarbij de moeder de kinderen naar de vader brengt en de vader de kinderen naar school brengt;
  • tijdens de zomervakantie de kinderen volgens het volgende schema bij de ouders verblijven: de eerste week bij de moeder, dan twee weken bij de vader, daarna één week bij de moeder, vervolgens één week bij de vader, waarbij het wisselmoment zal zijn op zaterdag op 12.00 uur ;
  • tijdens de herfstvakantie de kinderen van vrijdag uit school tot woensdag 12.00 uur bij de ouder verblijven bij wie zij volgens de reguliere zorgregeling in het weekend aan het begin van de herfstvakantie zouden verblijven en vanaf woensdag 12.00 uur tot maandag naar school bij de andere ouder;
  • tijdens de kerstvakantie de kinderen de eerste week tot vrijdag 30 december 2022 12.00 uur bij de ouder verblijven bij wie zij volgens de reguliere zorgregeling zouden verblijven in het eerste weekend van de kerstvakantie en van 30 december 2022 12.00 uur tot maandag naar school bij de andere ouder;
  • in alle gevallen de ouder waar de kinderen verblijven hen naar de andere ouder brengt en
  • de vakantieregeling voorrang heeft op de reguliere zorgregeling.;
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, H. Phaff en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 28 juni 2022 uitgesproken door mr. Van de Voort in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.