ECLI:NL:GHARL:2022:5456

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
200.308.241
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving kinderen op school in het kader van gezag en zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van haar kinderen op een andere basisschool. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. L. de Roode, verzocht het hof om de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2021 te vernietigen, waarin het verzoek om vervangende toestemming was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.L.H.M. Sliepenbeek-Sanders, verzocht het hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek of dit verzoek af te wijzen en de eerdere beschikking te bekrachtigen.

De procedure in hoger beroep begon met de indiening van het beroepschrift op 16 november 2021. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 juni 2022, waarbij beide ouders aanwezig waren, samen met een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad adviseerde om de bestreden beschikking te bekrachtigen, wijzend op de positieve ontwikkeling van de kinderen op hun huidige school en de ingrijpende gevolgen van een schoolwissel.

Het hof heeft het advies van de Raad overgenomen en geoordeeld dat de kinderen zich goed ontwikkelen op hun huidige school, een internationale school waar zij het naar hun zin hebben. Het hof heeft geen aanleiding gezien om de moeder vervangende toestemming te verlenen voor een schoolwissel, en heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.308.241
(zaaknummer rechtbank Amsterdam 703695)
beschikking van 28 juni 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L. de Roode te Leiderdorp,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. G.L.H.M. Sliepenbeek-Sanders te Oost-, West- en Middelbeers, gemeente Oirschot.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 18 augustus 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen bij het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2021;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht van mr. Sliepenbeek-Sanders van 4 april 2022 met producties;
  • een journaalbericht van mr. De Roode van 2 juni 2022 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Sliepenbeek-Sanders van 2 juni 2022 met producties;
  • de pleitnota van mr. De Roode en
  • de pleitnota van mr. Sliepenbeek-Sanders.
2.2
Bij beschikking van 8 maart 2022 heeft het gerechtshof Amsterdam de zaak verwezen naar dit hof.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 14 juni 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2012 te [woonplaats1] , en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2015 te [woonplaats1] .
3.2
Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
3.3
Bij beschikking van 3 maart 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder zal zijn en als zorgregeling vastgesteld dat de kinderen in de oneven weken bij de vader zijn van woensdagmiddag uit school tot woensdagmorgen naar school en in de even weken bij de moeder zijn van woensdagmiddag uit school tot woensdagmorgen naar school.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op een andere school afgewezen en iedere verdere beslissing aangehouden.
4.2
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en haar verzoek om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met ingang van het schooljaar 2022-2023 dan wel met ingang van een datum die het hof juist acht de kinderen in te schrijven op basisschool [de school1] dan wel basisschool [de school2] alsnog toe te wijzen.
4.3
De vader voert verweer. Hij vraagthet hof om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarbij de moeder wordt veroordeeld in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Tussen partijen is in hoger beroep in geschil de vraag naar welke school de kinderen na de zomervakantie zullen gaan. De vader wenst dat de kinderen naar hun huidige school [de school3] zullen blijven gaan. Dit is een internationale school waar het onderwijs volledig in de Engelse taal wordt gegeven. De moeder verzoekt haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op een reguliere basisschool, namelijk [de school1] dan wel [de school2] .
5.3
De raad heeft op de mondelinge behandeling geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad heeft ouders allereerst gecomplimenteerd dat zij positief over elkaar spreken en dat zij ook zeggen dat de kinderen het goed hebben bij de andere ouder. Het is volgens de raad daarom ook jammer dat het de ouders niet lukt om tot afspraken over de school van de kinderen te komen. De raad hoort dat beide ouders hun visie op de basisschool koppelen aan hun eigen ervaringen op school in het verleden. Dat is begrijpelijk, maar het gaat nu om de kinderen en hun (basis-)schooltijd. De kinderen doen het goed op hun huidige school en hebben het daar naar hun zin. Het wisselen van school is voor kinderen een ingrijpende gebeurtenis. [de minderjarige1] is tien jaar en dat is een moeilijke leeftijd om van school te wisselen, omdat er op die leeftijd al hechte vriendschappen zijn ontstaan. [de minderjarige2] vindt moeilijk aansluiting bij andere kinderen, maar heeft nu zijn plekje gevonden op school. De raad heeft verder benoemd dat de kinderen niet in een klein dorpje naar school gaan waar maar één dorpsschool is, maar n [woonplaats1] , waar kinderen uit één buurt naar verschillende scholen gaan en andersom op één school veel kinderen uit verschillende buurten zitten. Bovendien is [woonplaats1] een stad waar veel mensen van verschillende culturen leven en veel verschillende talen worden gesproken. Anders dan de moeder ziet de raad geen risico in tweetalig onderwijs voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . In zijn algemeenheid doen kinderen in het tweetalig onderwijs er iets langer over om beide talen te beheersen, maar die kinderen komen daar wel toe. Er zijn geen aanwijzingen dat dit voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] anders zou zijn. Onder al deze omstandigheden heeft de raad geadviseerd om de kinderen niet van school te laten wisselen.
5.4
Het hof neemt het advies van de raad over en maakt dat na eigen onderzoek tot het zijne. Dat betekent dat het hof de moeder geen vervangende toestemming zal verlenen om de kinderen op een andere basisschool in te schrijven. Het hof constateert dat de kinderen zich goed ontwikkelen op [de school3] en dat zij het daar naar hun zin hebben. Het hof volgt de moeder niet in haar stelling dat de omstandigheid dat het goed gaat met de kinderen juist mogelijkheden biedt om de kinderen op een andere school te laten starten. Een wijziging van school is voor de kinderen een ingrijpende gebeurtenis en door de moeder zijn onvoldoende omstandigheden aangevoerd die de risico’s die dit met zich brengt rechtvaardigen.
5.5
Het hof ziet geen aanleiding om de moeder te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep zoals door de vader is verzocht. Het staat de moeder vrij om het geschil tussen de ouders in hoger beroep ter beoordeling voor te leggen. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat de moeder daarbij misbruik van recht heeft gemaakt.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen en de proceskosten compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2021;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, J.B. de Groot en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 28 juni 2022 uitgesproken door mr. Van de Voort in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.