Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de advocaat van de moeder;
- de vader met zijn advocaat en
- een vertegenwoordiger van de raad van de kinderbescherming (verder: de raad).
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgang tussen een moeder en haar minderjarige kind. De moeder had in eerste aanleg verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling, maar de rechtbank Gelderland had haar het recht op omgang ontzegd. De vader van het kind had verweer gevoerd en verzocht om de ontzegging van de omgang voor onbepaalde tijd. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de emotionele en psychologische toestand van het kind, dat in 2011 is geboren en een posttraumatische stressstoornis heeft. Het hof heeft vastgesteld dat omgang met de moeder op dit moment ernstige nadelen zou opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van het kind. De rechtbank had eerder bepaald dat het kind therapie moest ondergaan en dat omgang met de moeder in strijd zou zijn met zijn zwaarwegende belangen. Het hof heeft de ontzegging van het recht op omgang bekrachtigd, maar heeft ook aangegeven dat de moeder na een jaar opnieuw kan verzoeken om een omgangsregeling. Daarnaast is er gesproken over de informatieplicht van de vader om de moeder op de hoogte te houden van het kind, wat belangrijk is voor de ontwikkeling van het kind. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland van 28 oktober 2021 bekrachtigd.