ECLI:NL:GHARL:2022:5453

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 juni 2022
Zaaknummer
200.301.438
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van bewind en mentorschap, met subsidiair verzoek tot ontslag van bewindvoerder en mentor

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot opheffing van bewind en mentorschap van verzoeker, geboren in 1968. De kantonrechter had eerder op 14 juli 2021 de verzoeken van verzoeker afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging. Verzoeker stelde dat de noodzaak voor het bewind en mentorschap niet meer bestond en dat hij in staat was zijn eigen belangen te behartigen. Hij voerde aan dat het bewind en mentorschap zijn vrijheid belemmerden en dat zijn schulden waren toegenomen door fouten van de bewindvoerder.

Het hof oordeelde echter dat verzoeker onvoldoende redenen had aangevoerd voor de opheffing van het bewind en mentorschap. De gronden voor het instellen van het bewind en mentorschap waren nog steeds aanwezig, vooral gezien verzoekers niet-aangeboren hersenletsel als gevolg van een herseninfarct in 2017. Het hof erkende dat verzoeker het bewind als een belemmering ervoer, maar dit was op zichzelf geen reden voor opheffing. Bovendien waren de schulden in de afgelopen periode afgenomen, wat in tegenspraak was met verzoekers stellingen.

Wat betreft het verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en mentor, oordeelde het hof dat er geen gewichtige redenen waren om dit verzoek toe te wijzen. De bewindvoerder had weliswaar een fout gemaakt door bijzondere bijstand aan te vragen, maar dit was een standaardprocedure en had geen schade veroorzaakt. Het hof besloot uiteindelijk de beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen, waarmee de verzoeken van verzoeker werden afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.301.438
(zaaknummers rechtbank Gelderland 9124198 en 9124249)
beschikking van 28 juni 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. G.A.E. Schutte te Apeldoorn (voorheen: mr. D. Beumer).
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[de bewindvoerder] B.V,
kantoor houdende te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: de bewindvoerder/mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, team bewind en erfrecht) van 14 juli 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 oktober 2021;
  • een journaalbericht van mr. Schutte van 10 juni 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 juni 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat en diens kantoorgenoot mr. J.J. Douwes, en door [naam1] , IQ-coach, en
  • twee vertegenwoordigers van de bewindvoerder/mentor.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 1968.
3.2
Bij beschikking van 11 december 2019 heeft de kantonrechter de goederen die aan [verzoeker] (zullen) toebehoren onder bewind gesteld wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand en een mentorschap ten behoeve van [verzoeker] ingesteld.
3.3
In eerste aanleg heeft [verzoeker] , voor zover hier van belang, verzocht primair het bewind en het mentorschap op te heffen ofwel subsidiair de bewindvoerder/mentor te ontslaan.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter alle verzoeken afgewezen.
4.2
[verzoeker] is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, zijn verzoek in eerste aanleg alsnog toe te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Juridisch kader opheffing bewind of mentorschap
5.1
Ingevolge artikel 1:449 lid 2van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen.
5.2
Ingevolge artikel 1:462 lid 2 BW kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het mentorschap niet zinvol is gebleken, het mentorschap opheffen.
Juridisch kader ontslag bewindvoerder of mentor
5.3
Artikel 1:448 lid 2 BW bepaalt dat een bewindvoerder door de kantonrechter kan worden ontslagen wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden.
5.4
Artikel 1:461 lid 2 BW bepaalt dat een mentor door de kantonrechter kan worden ontslagen wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden.
Inhoudelijk
5.5
[verzoeker] kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en voert daartoe het volgende aan.
Volgens [verzoeker] bestaat de noodzaak voor het bewind en mentorschap niet meer, althans is niet aangetoond dat hij zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen niet zelf kan waarnemen. [verzoeker] ervaart het bewind en mentorschap als een grote belemmering van zijn vrijheid. Bovendien zijn de schulden sinds het uitspreken van het bewind niet lager, maar juist hoger geworden. Dat komt door fouten van de bewindvoerder en de beloning die de bewindvoerder zichzelf heeft toegekend voor kennelijk uitgevoerde werkzaamheden. Dit geld had ook kunnen worden gebruikt om schulden af te lossen. De kantonrechter had de JPH-rapportage volgens [verzoeker] ook niet in zijn beoordeling mogen betrekken omdat die rapportage is opgesteld in het kader van een aanvraag voor de Wmo. Ten slotte voert [verzoeker] aan dat hij zich bewust is van de omstandigheid dat hij niet aangeboren hersenletsel (NAH) heeft als gevolg van zijn herseninfarct in juni 2017. Hij kan hier echter goed mee omgaan en is nog steeds in staat zijn (niet-)vermogensrechtelijke belangen te behartigen.
5.6
Het hof is van oordeel dat door [verzoeker] onvoldoende redenen zijn aangevoerd voor opheffing van het bewind dan wel mentorschap. De gronden voor het ingestelde bewind en mentorschap zijn nog onverkort aanwezig. Hiertoe overweegt het volgende.
[verzoeker] ’s niet aangeboren hersenletsel als gevolg van het herseninfarct in juni 2017 zal niet herstellen. Dit wordt bevestigd in de JPH Rapportage, zoals door [verzoeker] is overgelegd. Deze rapportage is weliswaar niet opgesteld voor de beoordeling in de onderhavige procedure, maar beschrijft wel de problematiek van [verzoeker] . Het hof heeft begrip voor de omstandigheid dat [verzoeker] het bewind en mentorschap ervaart als een belemmering van zijn vrijheid, maar dat is op zichzelf geen grond voor opheffing van het bewind dan wel mentorschap. Van belang is verder dat de schulden, anders dan [verzoeker] stelt, in de afgelopen periode zijn afgenomen. Tijdens de mondelinge behandeling is verder toegelicht dat [verzoeker] erg vasthoudt aan eigen ideeën en daarin verstrikt kan raken. Dat volgt ook uit voornoemde rapportage. Een recente verhuizing heeft wederom tot problemen geleid. Een onafhankelijke regisseur voor de financiën en de zorg van [verzoeker] blijft daarom noodzakelijk.
5.7
Het hof dient vervolgens te beoordelen of sprake is van gewichtige redenen om de bewindvoerder en/of de mentor te ontslaan. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
[verzoeker] voert aan dat de bewindvoerder en mentor fouten hebben gemaakt in de uitvoering van het bewind en mentorschap. Op de mondelinge behandeling hebben de bewindvoerder en mentor deze gestelde fouten weersproken. De bewindvoerder heeft weliswaar ten onrechte bijzondere bijstand aangevraagd om de kosten van het bewind te voldoen, maar de bewindvoerder heeft onweersproken verklaard dat dit een standaard werkwijze betreft om te voorkomen dat een onder bewind gestelde, in dit geval [verzoeker] , een vergoeding misloopt. Het ontvangen bedrag is terugbetaald en van schade of een nieuwe schuld is dus geen sprake. Verder heeft [verzoeker] zijn stellingen tegenover de gemotiveerde betwisting door de bewindvoerder en mentor niet verder onderbouwd.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, team bewind en erfrecht, van 14 juli 2021.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J.M. van de Voort, J.B. de Groot en H. Phaff, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 28 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.