ECLI:NL:GHARL:2022:5355

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
27 juni 2022
Zaaknummer
21-005105-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter Gelderland. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde belediging van een verbalisant. Het hof heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging, omdat het hoger beroep niet ontvankelijk was voor zover gericht tegen de vrijspraak. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 150 euro voor eenvoudige belediging van een ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie. Het hof heeft vastgesteld dat de vervolging niet in overeenstemming was met een redelijke belangenafweging, gezien de omstandigheden van de zaak en het gedrag van de verbalisanten. Het hof heeft de beelden van de bodycam bekeken en geconstateerd dat het proces-verbaal niet volledig was en suggestief was opgesteld. De opmerkingen van de verbalisanten, die kwetsend waren voor de verdachte, zijn niet in het proces-verbaal opgenomen. Het hof heeft geconcludeerd dat de vervolging onverenigbaar was met het verbod van willekeur en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard en de strafbeschikking vernietigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005105-21
Uitspraak d.d.: 27 juni 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan mr. M.H.D.M. van Leent, lid van de enkelvoudige strafkamer, van 27 juni 2022 op het hoger beroep tegen het vonnis dat is gewezen op het vonnis van de politierechter Gelderland, zittingsplaats Arnhem, in de zaak met parketnummer 05189152-21 tegen de verdachte

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 juni 2022 en het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.A. Schadd, naar voren is gebracht.

De ontvankelijkheid van het hoger beroep

De politierechter heeft de verdachte vrijgesproken van de onder feit 1 impliciet cumulatief tenlastegelegde belediging van verbalisant [verbalisant 1]. Het hoger beroep is onbeperkt ingesteld en dus mede gericht tegen die vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Bij beslissing van 10 februari 2022 is door de voorzitter van het hof bevolen dat de zaak in hoger beroep ter terechtzitting aanhangig wordt gemaakt.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte terzake eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 150 euro subsidiair 3 dagen hechtenis.

De tenlastelegging

Aan verdachte is voor zover in hoger beroep nog aan de orde tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2021 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 2] (hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: ";ja man, hij is Turk, een mislukte Turk", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Het hof heeft ter zitting ambtshalve de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ter discussie gesteld.
De raadsman heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat het optreden van de verbalisanten, aangevers, niet de schoonheidsprijs verdient, maar dat het niet dermate ernstig is dat de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het gedrang komt.
Het hof is van oordeel dat de vervolging in deze zaak wordt ingesteld (door uitreiking van een strafbeschikking) en is voortgezet (op basis van het standpunt van de officier van justitie ter zitting na het instellen verzet voor verdachte) terwijl geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn en overweegt daartoe als volgt.
Het gaat in deze zaak om de behandeling van een door de verdachte ingesteld verzet tegen een strafbeschikking (en derhalve niet om een zaak die als principiële kwestie aan de rechter wordt voorgelegd).
Naar het oordeel van het hof is in deze zaak sprake van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing dat de (verdere) vervolging onverenigbaar is met het verbod van willekeur (meer specifiek: het beginsel van een redelijke en billijke belangenafweging). Aan dit oordeel legt het hof de volgende feiten en omstandigheden ten grondslag.
Op 15 juli 2021 wordt een auto, bestuurd door de verdachte, onderworpen aan een controle ingevolge de Wegenverkeersweg 1994 (hierna WVW). Verdachte is inmiddels uitgestapt als verbalisanten bij de auto aankomen. De ontmoeting verloopt vanaf het begin stroef. Verdachte is weinig welwillend en gaat met verbalisant [verbalisant 2] stevig in discussie als die van verdachte medewerking aan een speekseltest vordert omdat verbalisant [verbalisant 2] rook in de auto van verdachte zegt te hebben gezien. Verdachte betwist met klem dat er rook is geweest dan wel dat er gerookt is en weigert medewerking. Hij geeft daarbij meermalen aan dat de verbalisant liegt. Verdachte wordt vervolgens bekeurd voor de weigering medewerking speekseltest.
Verbalisant [verbalisant 2] en verdachte gaan meer en meer met elkaar in discussie waarbij beiden zich begeven buiten het terrein van het eigenlijke onderwerp, te weten een WVW-controle.
Verdachte krijgt, nadat hij verbalisant “kleuter” heeft genoemd, waarschuwingen van verbalisant [verbalisant 2] dat hij de agent niet moet gaan beledigen.
Na een staande houding die ongeveer 30 minuten heeft geduurd stapt verdachte in de auto en zegt in antwoord op een vraag van de bijrijder tegen laatstgenoemde: “ja man, hij is een turk, een mislukte turk.”. Waarna verdachte wordt aangehouden voor belediging.
In het hierna door beide verbalisanten gezamenlijk op ambtseed/belofte opgemaakte proces-verbaal is te lezen: “Vanaf het eerste contact moment met [verdachte] gedroeg hij zich respectloos tegen ons, ondermijnde hij ons gezag met zijn houding en probeerde ons te provoceren. Ondanks dat wij hem respectvol behandelden, hem alles netjes probeerden uit te leggen, omdat hij daar ook recht op heeft, viel hij ons hele tijd in de reden en probeerde hij ons te kleineren. Hij ging hierin zelfs zover, dat het teveel is om in dit proces-verbaal op te nemen. Derhalve verwijzen wij naar de bodycambeelden, die vanaf het eerste contactmoment met [verdachte] zijn opgenomen, tot aan de aankomst op het politiebureau. Deze beelden zijn in beheer bij verbalisant [verbalisant 2] en kunnen desgevraagd aan het dossier gevoegd worden. Deze beelden weergeven duidelijke de gehele staande houding, aanhouding, inbeslagname, houding en gedrag van de verdachte.”.
Het hof heeft de beelden integraal bekeken. Daarbij is het het hof niet alleen opgevallen dat het opgemaakte proces-verbaal niet volledig is, maar ook dat er nogal suggestief (en bepaald in het nadeel van verdachte) geselecteerd lijkt te zijn bij de keuze van wat wel en wat niet opgenomen werd in het proces-verbaal. Zo blijft volledig onbenoemd dat verbalisant [verbalisant 2] met regelmaat (onder andere) richting verdachte opmerkingen maakt die terug te voeren zijn op verdachtes ooghandicap (verdachte mist een oog). Te horen zijn (onder meer):
(nog in de auto, direct voorafgaand aan de staande houding:) “Dat is die vent met dat oog waar ik het over had. Dit wordt geen leuk gesprek”;
(en daarna tijdens het directe contact met verdachte:)
“Kun je het lezen? Ik dacht dat je misschien moeite hebt met lezen”;
“Als je wilt, kunnen we ook naar een oogarts gaan”.
Op enig moment zegt verbalisant [verbalisant 2]: “je oog gaat open, ik zie dat je ook geraakt bent.” Het hof maakt hieruit op dat de verbalisant zich goed bewust is van de gevoeligheid van dit onderwerp voor verdachte en vindt het minst genomen bijzonder dat een verbalisant zich laat verleiden tot het maken van dit soort kwetsende opmerkingen, zeker wanneer zij wordt gedaan bij een staandehouding in het kader van een WVW-controle. Ook bijzonder is, naar het oordeel van het hof, dat dit gegeven vervolgens niet wordt opgenomen in het nadien opgemaakte proces-verbaal dat is opgemaakt in verband met een door de verbalisant als beledigend ervaren opmerking die de verdachte gemaakt heeft.
Eveneens niet terug te lezen in het proces-verbaal is wat er gebeurt als verdachte een opmerking maakt over haren. Het is het hof op basis van het dossier niet duidelijk geworden waar het over gaat; ter zitting heeft verdachte aangegeven dat het zag op de haargrens van de verbalisant. Als de verdachte zegt: “we kunnen wel naar Istanbul gaan (… n.v.t. …) voor die haren” vraagt de verbalisant [verbalisant 2] duidelijk geagiteerd: ”Welke haren”? Het blijft echter niet bij het stellen van die vraag. De verbalisant grijpt verdachte daarbij met zijn linkerhand behoorlijk stevig in de nek. Vervolgens laat hij hem los en prikt hem een aantal malen met een priemende vinger in de borst waarbij hij zegt: “jij moet even normaal doen”. Gevolgd door (wederom) een opmerking over het naar een oogarts moeten gaan. Niets hiervan is opgenomen in het proces-verbaal.
Bij het beluisteren van de bodycam-beelden valt voorts op dat de verbalisanten gevraagd wordt naar hun dienstnummers. Onopgehelderd is gebleven waarom verbalisant [verbalisant 2] (anders dan zijn collega [verbalisant 1]) vervolgens een nummer opgeeft dat in de verste verte niet lijkt op het nummer dat hij gebruikt bij de ondertekening van het proces-verbaal.
De al eerder aangestipte selectiviteit bij het verbaliseren komt ook om de hoek kijken bij de weergave van de discussies over het filmen door verdachte en de bijrijder en het mogelijk op social media plaatsen van het aldus verkregen materiaal. In het proces verbaal is niet terug te lezen dat verbalisant [verbalisant 2] verdachte op enig moment toevoegt: “Als ik op social media straks daaronder beledigende dingen zie of van jou” (verbalisant wordt hier onderbroken door verdachte die zegt: “je kan mij niet boos maken”, waarna verbalisant verder gaat met:) “dan kom ik, dan ga ik de officier van justitie bellen en dan ga ik jou thuis oppakken.”. Een opmerking die naar het oordeel van het hof het verloop van de ontmoeting onmiskenbaar kleurt en om die reden niet in het proces verbaal mocht ontbreken.
Naar het oordeel van het hof is het optreden van verbalisant [verbalisant 2] in deze kwestie plus de wijze waarop een en ander in het proces-verbaal is weergegeven zodanig diskwalificerend voor het optreden van de politie dat aan de daarop gebaseerde vervolgingsbeslissing geen redelijke en billijke belangenafweging ten grondslag heeft gelegen.
Daarbij heeft het hof mede in ogenschouw genomen de zwaarte van het aan verdachte verweten feit (een in een auto richting de bijrijder uitgesproken tekst met beledigende strekking) en het feit dat dit werd gezegd in het verlengde van de over en weer (en dus ook door verbalisant [verbalisant 2] gemaakte) kwetsende opmerkingen zoals hiervoor aangegeven.
De advocaat-generaal heeft nog aangevoerd dat het niet volledig zijn van het proces-verbaal geen rol van betekenis kan spelen bij deze afweging omdat verbalisant zelf de beelden aan het dossier heeft toegevoegd en er ook nadrukkelijk naar verwijst in het proces-verbaal. Het hof gaat aan dit argument voorbij nu de verbalisant – blijkens het door hem opgemaakte proces-verbaal – de beelden enkel heeft toegevoegd om de lezer erop te wijzen hoe respectloos verdachte zich heeft geuit jegens verbalisanten.
Alles afwegend zal het hof het vonnis van de politierechter vernietigen, het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in zijn vervolging en zal de aan verdachte opgelegde strafbeschikking worden vernietigd.
Nu de voorwaarde waaronder het door de verdediging ingediende verzoek verbalisant [verbalisant 2] op te roepen als getuige, niet is ingetreden, kan het verzoek verder onbesproken blijven.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 impliciet cumulatief tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Vernietigt de strafbeschikking met CJIB-nummer 9132 5420 0445 5559/parketnummer 0518915221.
Aldus gewezen door
mr. M.H.D.M. van Leent, lid van de enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van mr. E. van der Zandt, griffier,
en op 27 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 27 juni 2022.
Tegenwoordig:
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. J. van Zeijts, advocaat-generaal,
mr. C. Sulak, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.