Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de stichting Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek
Stichting Opleidings-en Ontwikkelingsfonds voor het Metaalbewerkingsbedrijf
Stichting Sociaal Fonds Metaal en Techniek
1.Het verloop van het de procedure in hoger beroep
2.De motivering van de beslissing in hoger beroep
de Pensioenregeling” genoemd. [appellante] stelt in de memorie van grieven dat het onduidelijk is welke regeling daarmee wordt bedoeld, maar onder 2.1 van het vonnis staat dat expliciet vermeld. Daarover kan dus geen onduidelijkheid bestaan.
werknemers die feitelijk onder fabrieksomstandigheden onder andere schoonmaakwerkzaamheden vervullen”. Zij licht die stelling echter niet toe. Zoals hiervoor is overwogen rust op [appellante] een verzwaarde motiveringsplicht (2.8). Dat geldt hier in het bijzonder. Allereerst omdat [appellante] stelt dat haar werknemers na de oprichting van Oké vanuit die vennootschap bij BTW tewerk zijn gesteld en Oké verplicht deelneemt in PMT. De feitelijke tewerkstelling van de werknemers is daarmee ongewijzigd en [appellante] licht niet toe waarom die werkzaamheden toen de werknemers bij haar in dienst waren niet onder het Verplichtstellingsbesluit vallen, terwijl dat na hun indiensttreding bij Oké wel het geval is. Daarnaast is namens [appellante] in de contacten en correspondentie die zijn voorafgegaan aan de dagvaarding enkele malen aangegeven dat sprake was van een misverstand en dat [appellante] (achteraf ten onrechte) dacht dat betonvlechters niet onder metaal en techniek vielen. Daarmee heeft [appellante] weliswaar niet haar recht verwerkt om alsnog verweer te voeren op dit punt, zoals de Fondsen stellen, maar dit maakt wel dat van haar verwacht mag worden dat ze haar stelling dat haar werknemers niet in de metaal en techniek werkten moet onderbouwen. Nu zij dat in het geheel niet heeft gedaan passeert het hof die stelling. Tegen het oordeel van de kantonrechter dat aan het hoofdzakelijkheidscriterium is voldaan voert [appellante] verder geen bezwaren aan, anders dan de hiervoor al besproken stelling dat de hoofdactiviteit van haar onderneming niet kwalificeert als metaal en techniek. Als wordt gekeken naar de feitelijke tewerkstelling was dat in de periode waar het hier om gaat wel het geval. Het hof sluit zich dan ook aan bij de overwegingen van de kantonrechter.