ECLI:NL:GHARL:2022:5324

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
24 juni 2022
Zaaknummer
200.311.770/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek en oplegging wrakingsverbod wegens misbruik van de wrakingsprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juni 2022 een wrakingsverzoek afgewezen en een wrakingsverbod opgelegd aan verzoeker. Het hof heeft een belangenafweging gemaakt tussen de belangen van de verdachte en de voortvarende rechtspleging. De wrakingskamer oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die zouden wijzen op een vooringenomenheid van de rechters. Verzoeker had in een korte tijd twee keer de rechters gewraakt, wat het hof als misbruik van de wrakingsprocedure beschouwde. Dit leidde tot de beslissing dat toekomstige wrakingsverzoeken van verzoeker niet in behandeling zullen worden genomen.

De wrakingsgrond was dat verzoeker geen eerlijk proces zou krijgen, omdat de inhoudelijke behandeling zou doorgaan zonder dat hij over een advocaat beschikte. De advocaat-generaal concludeerde tot afwijzing van het verzoek en tot oplegging van een wrakingsverbod. Het hof benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, en dat wraking niet kan dienen als een middel tegen onwelgevallige beslissingen van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker de wrakingsverzoeken had ingediend met een ander doel dan waarvoor de wrakingsregeling is bedoeld, en dat dit misbruik van de procedure opleverde.

De beslissing van het hof is genomen in het kader van een strafzaak die al 5,5 jaar loopt, waarbij verzoeker meerdere keren van advocaat is gewisseld. De planning van de behandeling was in overleg met alle raadslieden tot stand gekomen. Het hof had verzoeker de mogelijkheid geboden om de behandeling uit te stellen, maar verzoeker had dit niet geaccepteerd. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen en het wrakingsverbod opgelegd.

Uitspraak

Wrakingskamer

Parketnummers: 21-000014-17 en 21-004327-18
Wrakingsnummer: 200.311.770/01
Uitspraakdatum: 23 juni 2022
Beslissinggegeven op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door:

[verzoeker] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
wonende te [adres] ,
hierna: verzoeker.
De procedure
Ter terechtzitting van het hof van 15 juni 2022 heeft verzoeker de wraking verzocht van de raadsheren mrs. Dam, Van Lookeren Campagne en Van Gorkom, die zijn strafzaak behandelen. De wrakingsgrond is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van 15 juni 2022.
De raadsheren hebben schriftelijk te kennen gegeven niet in de wraking te berusten en geen gebruik te willen maken van de gelegenheid te worden gehoord. Mr. Dam heeft als voorzitter schriftelijk gereageerd en een overzicht aan de wrakingskamer gestuurd van de procesgang in het zogeheten Eurocommerce strafproces.
Ter terechtzitting van de wrakingskamer van 21 juni 2022 zijn verzoeker en de advocaat-generaal mr. M.W. Hemelaar, verschenen en gehoord. Verzoeker heeft een schriftelijke toelichting overgelegd. Uit de stukken blijkt dat de zittingen in de Eurocommerce-procedure in overleg met de verdediging waren gepland op 8, 10, 15 en 17 juni 2022 met een uitloopdag op 24 juni 2022.
Ontvankelijkheid
Het hof acht het verzoek tijdig gedaan.
De gronden van het verzoek tot wraking
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het wrakingsverzoek aangevoerd dat de gewraakte raadsheren hem geen eerlijk proces geven omdat het hof de inhoudelijke behandeling wil laten doorgaan terwijl verzoeker niet meer beschikt over een advocaat.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek en tot oplegging van een wrakingsverbod ex artikel 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering.
De beoordeling van het verzoek tot wraking
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Voorts kan het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel zijn tegen - de verzoeker onwelgevallige - (processuele) beslissingen van de rechter. Het behoort tot de taak van de rechter om, gaande de procedure, beslissingen te nemen over (onder meer) de voortgang van het onderzoek. Grond voor wraking bestaat alleen als uit de beslissing, waaronder begrepen de motivering, zwaarwegende aanwijzingen als hiervoor omschreven kunnen worden afgeleid.
Uit de stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd leidt de wrakingskamer af dat:
  • verzoekers strafzaak al 5,5 jaar dient in hoger beroep;
  • verzoeker tijdens de procedure meerdere keren van advocaat is gewisseld;
  • er verwevenheid bestaat tussen de strafzaak van verzoeker en die van de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] (zoon en dochter van verzoeker) en [medeverdachte 3] (echtgenote van verzoeker);
  • de planning van de behandeling van verzoekers strafzaak en de medeverdachten een half jaar geleden in overleg met alle raadslieden tot stand is gekomen;
  • verzoekers advocaat de avond vóór de zitting van 15 juni 2022, de dag dat de advocaat-generaal zou rekwireren en twee dagen voordat de pleidooien zouden worden gevoerd, aan het hof heeft bericht dat zij de verdediging heeft neergelegd;
  • dat verzoeker geen inzicht in of toelichting heeft gegeven op de reden van het terugtreden van zijn advocaat;
  • het hof ter zitting van 15 juni 2022 het eerste verzoek tot aanhouding van verzoeker (om een andere advocaat te zoeken) na afweging van belangen heeft afgewezen;
  • het hof bereid was om, nadat verzoeker had meegedeeld eventueel zelf zijn verdediging te willen voeren, de behandeling van de zaak voor pleidooi aan te houden tot 24 juni 2022;
  • dat verzoeker daarop het hof heeft gewraakt.
De wrakingskamer overweegt dat het hof een belangafweging heeft gemaakt tussen enerzijds de belangen van verdachte en anderzijds het belang van een voortvarende rechtspleging. De afwijzing van het aanhoudingsverzoek betreft een processuele beslissing waarbij zich naar het oordeel van de wrakingskamer geen uitzonderlijke omstandigheden hebben voorgedaan die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij heeft het hof acht geslagen op de duur van de behandeling in hoger beroep, de planning van de behandeling van de strafzaken die al een half jaar geleden in overleg met de verdediging is vastgesteld, het moment van het neerleggen van de verdediging en de onduidelijkheid waarom dat is gebeurd.
De wrakingskamer betrekt bij dit oordeel in het bijzonder dat verzoeker door het hof weldegelijk de mogelijkheid van uitstel van de behandeling is geboden maar verzoeker dit kennelijk niet heeft geaccepteerd.
Het wrakingsverzoek moet daarom worden afgewezen.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker in de lopende strafprocedure in één week tijd (te weten op 8 juni 2022 en op 15 juni 2022) twee keer de leden van het hof heeft gewraakt. Hoewel de wrakingsgronden verschillen, maar wel telkens zien op processuele beslissingen van het hof, is het doel kennelijk telkens geweest om uitstel van de behandeling te krijgen althans de voortgang van de reeds lang geplande inhoudelijke behandeling te verstoren of te onderbreken.
Gelet hierop is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker de verzoeken om wraking met een ander doel heeft gedaan dan waarvoor de wrakingsregeling is bedoeld en dat hiermee sprake is van misbruik van de wrakingsprocedure als bedoeld in artikel 515, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom zal de wrakingskamer bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de strafprocedure van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen.

BESLISSING

Wijst afhet verzoek tot wraking van mrs. G. Dam, N.C. van Lookeren Campagne en P.L.M. van Gorkom.
Bepaaltdat volgende verzoeken tot wraking van verzoeker in de strafprocedure met bovenstaande parketnummers niet in behandeling zullen worden genomen.
Aldus gewezen door
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. R.F.C. Spek en mr. R. de Groot, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Wormgoor, griffier,
en op 23 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 23 juni 2022.
Tegenwoordig:
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. J. van Spanje, advocaat-generaal,
mr. F. Stax, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
Verzoeker is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt de beslissing uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.