In deze zaak heeft verzoekster op 10 juni 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren G. Dam, N.C. van Lookeren Campagne en P.L.M. van Gorkom, die haar strafzaak behandelen. De wrakingsgrond was dat verzoekster een vertrouwensbreuk had met haar advocaat en dat het hof haar verzoek tot aanhouding had afgewezen. De raadsheren hebben schriftelijk aangegeven niet in de wraking te berusten. Tijdens de zitting van de wrakingskamer op 21 juni 2022 zijn verzoekster en de advocaat-generaal M.W. Hemelaar gehoord. Verzoekster heeft een schriftelijke toelichting gegeven en de advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig is gedaan, maar dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trekken. De wrakingskamer overweegt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat de gronden voor wraking alleen bestaan als er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de beslissing om de zaak aan te houden tot 24 juni 2022 een processuele beslissing is en dat verzoekster de mogelijkheid van uitstel is geboden, maar dit niet heeft geaccepteerd.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij zij niet van oordeel was dat verzoekster het verzoek met een ander doel had ingediend dan waarvoor de wrakingsregeling is bedoeld. De beslissing is op 23 juni 2022 uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit voorzitter R. Prakke-Nieuwenhuizen en raadsheren R.F.C. Spek en R. de Groot.