ECLI:NL:GHARL:2022:5311

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
200.302.500
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag na beëindiging van gezamenlijk gezag en niet uitoefening van gezag door de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het gezag over een minderjarige, geboren in 2015. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Gelderland verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en zijn gezag te herstellen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarop de vader in hoger beroep ging. Het hof oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was om te beslissen, ondanks dat de minderjarige in Suriname woont. Het hof stelde vast dat de moeder haar gezag niet daadwerkelijk uitoefent, aangezien zij sinds medio 2020 geen contact meer heeft gehad met de vader en de minderjarige. Het hof oordeelde dat het in het belang van de minderjarige was dat de vader het eenhoofdig gezag kreeg, omdat hij de primaire opvoeder is en de moeder niet bereikbaar is voor belangrijke beslissingen. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en belastte de vader met het eenhoofdig gezag over de minderjarige, terwijl het gezag van de moeder werd beëindigd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.302.500
(zaaknummer rechtbank Gelderland 387375)
beschikking van 23 juni 2022
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] , Suriname,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.M. Coppes in Aerdenhout, gemeente Bloemendaal,
en
[verweerster],
wonende in [woonplaats2] , België,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
niet verschenen in hoger beroep.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 15 juni 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Op 1 augustus 2021 kwam bij de griffie het beroepschrift met producties binnen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 april 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader (via Teams) met zijn advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , die is geboren [in] 2015 in [plaats1] . Sinds de geboorte van [de minderjarige] hadden de ouders van rechtswege gezamenlijk gezag over hem.
3.2
De ouders hebben bij hun echtscheiding (in 2018) een ouderschapsplan gemaakt. Daarin hebben zij de volgende zorgregeling afgesproken, voor zover hier van belang:
  • [de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vader in [plaats2] ;
  • [de minderjarige] verblijft om de week een weekend bij de moeder in [woonplaats2] . In onderling overleg kan ook besloten worden dat [de minderjarige] vaker naar de moeder gaat, als de moeder en [de minderjarige] daar behoefte aan hebben;
  • De verdeling van de schoolvakanties wordt in onderling overleg bepaald op basis van de omstandigheden van dat moment;
  • De ouders zullen elkaar over en weer op de hoogte houden van de actuele woon- en verblijfplaats van [de minderjarige] .
3.3
Sinds augustus 2019 woont de vader met [de minderjarige] in Suriname.
3.6
In de beschikking van 18 september 2020 heeft de rechtbank Gelderland onder andere:
  • het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd en bepaald dat de moeder alleen het gezag over [de minderjarige] heeft;
  • als voorlopige omgangsregeling vastgesteld dat – vanaf het moment dat de vader en [de minderjarige] terug zijn in Nederland – [de minderjarige] minimaal één keer per week omgang heeft met de vader onder begeleiding van [naam1] , waarbij de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiden wordt bepaald door [naam1] .

4.De omvang van het geschil

4.1
In eerste aanleg heeft de vader verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het gezag van de moeder te beëindigen en zijn gezag over [de minderjarige] te herstellen. De rechtbank heeft de vader ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, maar het verzoek afgewezen.
4.2
De vader is met vier grieven in hoger beroep gekomen. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en
Primair
I. het verzoek van de vader inzake de beëindiging van het gezag van de moeder over [de minderjarige] en het herstel in het gezag van de vader toe te wijzen;
Subsidiair
II. te bepalen dat de onderraad voor de kinderbescherming in Suriname een advies zal uitbrengen over het gezag over [de minderjarige] ;
III. te bepalen dat het gezag van de vader wordt hersteld, zodat de ouders gezamenlijk het gezag zullen uitoefenen over [de minderjarige] .

5.De motivering van de beslissing

Bevoegdheid
5.1
[de minderjarige] heeft zijn gewone verblijfplaats niet in Nederland of in een staat die is aangesloten bij Brussel II bis [1] of Het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 [2] (respectievelijk 1961 [3] ) en van een forumkeuze als bedoeld in artikel 12 lid 3 Brussel II bis is geen sprake. Dit betekent dat de bevoegdheid van het hof getoetst moet worden aan artikel 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daarin is het volgende bepaald. In zaken over gezag is de Nederlandse rechter niet bevoegd als het kind zijn gewone verblijfplaats in het buitenland heeft, tenzij de rechter zich wegens de verbondenheid van de zaak met de rechtssfeer van Nederland in staat acht om het belang van het kind naar behoren te beoordelen.
5.2
[de minderjarige] heeft zijn gewone verblijfplaats in Suriname. Het hof is van oordeel dat de Nederlandse rechter desondanks bevoegd is om te beslissen op het verzoek. In de volgende overwegingen legt het hof uit waarom.
5.3
[de minderjarige] woont nu drie jaar met de vader in Suriname. [de minderjarige] is echter geboren in Nederland en heeft (net als de vader) de Nederlandse nationaliteit. In een eerdere procedure is het gezamenlijke gezag van de ouders beëindigd. Deze procedure heeft de moeder aanhangig gemaakt bij de Nederlandse rechter. Destijds heeft de Nederlandse rechter het gezag beoordeeld op grond van Nederlands recht. Het ligt daarom voor de hand dat het verzoek van de vader tot wijziging van die beslissing ook door een Nederlandse rechter en volgens Nederlands recht beoordeeld wordt. De moeder is in de procedure bij de rechtbank ook verschenen en is er net als de vader – kennelijk impliciet – van uitgegaan dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Nederlands recht van toepassing is.
5.4
Het hof stelt vast dat [de minderjarige] al bijna de helft van zijn leven in Suriname woont. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader verteld dat hij niet van plan is om terug naar Nederland te gaan. De kans is dus groot dat [de minderjarige] in Suriname zal opgroeien en daar in elk geval tot zijn volwassenheid zal wonen.
5.5
Het hof overweegt dat inmiddels een situatie is ontstaan waarin geen van beide ouders feitelijk het gezag over [de minderjarige] uitoefent (zoals het hof hieronder zal toelichten). Het hof is daarom, op grond van alle omstandigheden samen, van oordeel dat sprake is van een uitzonderlijk geval en dat deze zaak zodanig is verbonden met de rechtssfeer van Nederland, dat het hof het belang van [de minderjarige] naar behoren kan beoordelen. Het is ook in het belang van [de minderjarige] dat er zo spoedig mogelijk een beslissing over het gezag wordt genomen. Op dit moment is het meest acute belang van [de minderjarige] dat hij een nieuw paspoort krijgt. Vanwege zijn nationaliteit gaat het hierbij om een Nederlands paspoort. Suriname en Nederland zijn ook voor wat betreft de rechtssfeer nauw met elkaar verbonden en daarom zal de tenuitvoerlegging in Suriname van de beschikking van het hof naar verwachting niet tot problemen leiden.
Toepasselijk recht
5.6
Tegen de toepassing van Nederlands recht door de rechtbank is geen grief gericht zodat het hof ook Nederlands recht zal toepassen.
Gezag
5.7
Een beslissing waarin een ouder alleen met het gezag is belast, kan op verzoek van een ouder door de rechter worden gewijzigd, als daarna de omstandigheden zijn gewijzigd of als bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan (artikel 1:253o van het Burgerlijk Wetboek (BW)).
5.8
Het hof is van oordeel dat de omstandigheden zijn gewijzigd sinds de beschikking van 18 september 2020. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling verteld dat hij en [de minderjarige] geen contact meer hebben met de moeder sinds medio 2020. Ook nadat de moeder het eenhoofdig gezag heeft gekregen, heeft zij geen contact meer gezocht. De moeder heeft [de minderjarige] ook niet opgehaald in Suriname en zij is geen procedure tot terug geleiding gestart om [de minderjarige] bij haar te plaatsen. Het hof stelt vast dat de moeder haar gezag niet daadwerkelijk uitoefent. Het hof is van oordeel dat het eenhoofdig gezag van de moeder daarom niet in stand kan blijven, gelet op het belang van [de minderjarige] . Het hof zal het gezag dus opnieuw beoordelen.
5.9
Het hof gebruikt hierbij de criteria uit artikel 1:251a BW. Volgens dat artikel kan de rechter bepalen dat één van de ouders alleen het gezag over het kind krijgt, als
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.1
Het hof is van oordeel dat een wijziging van het gezag noodzakelijk is in het belang van [de minderjarige] .
5.11
[de minderjarige] wordt al vanaf zijn geboorte hoofdzakelijk opgevoed door de vader. [de minderjarige] en de vader wonen nu al bijna drie jaar in Suriname. Aangezien [de minderjarige] zeven jaar oud is, is dit een groot deel van zijn leven. [de minderjarige] is geworteld in Suriname en de vader heeft verteld dat het daar goed met hem gaat. [de minderjarige] geniet van het buitenleven en doet het goed op school. Het hof is daarom van oordeel dat in het belang van [de minderjarige] is dat hij en de vader in Suriname blijven.
5.12
Het hof heeft hierboven vastgesteld dat de moeder het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] niet daadwerkelijk uitoefent. Dit kan voor grote problemen zorgen in het leven van [de minderjarige] .
5.13
Doordat de vader geen gezag heeft en de moeder niet bereikbaar is, kunnen nu geen belangrijke beslissingen over [de minderjarige] genomen worden. Als [de minderjarige] nu een medische behandeling nodig zou hebben, kan de vader dat niet voor hem regelen. Bovendien heeft de vader verteld dat de moeder niet beschikbaar was om het paspoort van [de minderjarige] te verlengen. [de minderjarige] heeft daardoor geen geldig paspoort meer. Hij kan zich niet identificeren en niet reizen.
5.14
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de vader het gezag over [de minderjarige] moet krijgen. De vader is immers de opvoeder van [de minderjarige] die elke dag beschikbaar is voor hem. Daarnaast vindt het hof het niet in het belang van [de minderjarige] dat de ouders gezamenlijk het gezag over hem krijgen. De vader moet namelijk niet afhankelijk zijn van de moeder bij het nemen van belangrijke beslissingen, omdat de moeder niet bereikbaar is. Het hof volgt hierbij het advies dat de raad tijdens de mondelinge behandeling heeft gegeven.
5.15
Op grond van het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen, het gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigen en bepalen dat de vader voortaan alleen het gezag over [de minderjarige] heeft. De overige verzoeken zal het hof afwijzen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland van 15 juni 2021;
beëindigt het gezag van de moeder, [verweerster] , over [de minderjarige] , geboren [in] 2015;
belast de vader, [verzoeker] , met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2015;
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, J.B. de Groot en E. de Boer, bijgestaan door L.M. de Wit als griffier en is op 23 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.
2.Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen
3.