ECLI:NL:GHARL:2022:5245

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
22 juni 2022
Zaaknummer
21-001809-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige ontruiming en huisrecht in strafzaak tegen verdachte wegens kraken

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van kraken in twee verschillende zaken, met parketnummers 05-013530-21 en 05-020735-21. Het hof oordeelde dat de verdachte zich op het huisrecht kon beroepen, omdat hij en zijn medeverdachte het pand feitelijk als woning in gebruik hadden. De ontruiming van het pand was niet schriftelijk aangekondigd, wat in strijd was met de beleidsregels van het Openbaar Ministerie. Hierdoor werd de ontruiming als onrechtmatig beschouwd. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde geen straf of maatregel op aan de verdachte, omdat de ontruiming niet volgens de juiste procedures was uitgevoerd. De uitspraak benadrukt het belang van het huisrecht en de noodzaak voor de autoriteiten om zich aan de geldende procedures te houden bij ontruimingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001809-21
Uitspraak d.d.: 22 juni 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de enkelvoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 8 april 2021 met parketnummers 05-013530-21 en 05-020735-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
wonende te [postcode] , [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.F. van Hulst, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte bij vonnis van 8 april 2021 ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 05-013530-21 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 05-020735-21 onder primair tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf van twintig uren subsidiair tien dagen hechtenis, waarbij in de strafmaatoverwegingen is aangegeven dat bij het bepalen van de op te leggen straf alleen het bewezenverklaarde onder parketnummer 05-013530-21 in aanmerking is genomen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

In de zaak met parketnummer 05-013530-21:

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 14 januari 2021 te Didam, gemeente Montferland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een gebouw/pand, gelegen op/aan de [locatie 1] , waarvan het gebruik door de rechthebbende was beëindigd wederrechtelijk is binnengedrongen en/of wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd;

in de zaak met parketnummer 05-020735-21 (gevoegd):

primair
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Winssen, althans in de gemeente Beuningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning en/of gebouw, gelegen aan de [locatie 2] , waarvan het gebruik door de rechthebbende was beëindigd wederrechtelijk is binnengedrongen en/of wederrechtelijk aldaar heeft vertoefd;
subsidiair
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Winssen, althans in de gemeente Beuningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning, gelegen aan de [locatie 2] bij [bedrijf] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De bewijsmiddelen

Ten aanzien van het bewezenverklaarde in de zaak met
parketnummer 05-013530-21 [1] :
Verdachte heeft zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij op 14 januari 2021 samen met zijn medeverdachte, mevrouw [medeverdachte] , het pand aan de [locatie 1] te Didam (gemeente Montferland) is binnengegaan en daar heeft verbleven. [2] Uit de verklaring van aangever [aangever 1] volgt dat in dit pand voorheen een zwembad gevestigd was, dat dit zwembad definitief is gesloten en het pand sinds 2020 niet meer in gebruik is. Verdachte heeft verklaard dat hij het pand ’s ochtends heeft betreden. Uit het logboek-overzicht blijkt dat er om 10.28 uur een inbraakalarm is afgegaan in het pand. [3] Dat verdachte samen met [medeverdachte] in het pand aanwezig is geweest, blijkt eveneens uit de verklaring van aangever [aangever 1] . [4] Hij verklaart dat hij op donderdag 14 januari 2021 omstreeks 14.50 uur naar aanleiding van een melding ging kijken bij het pand aan de [locatie 1] en hij daar een man en een vrouw
[het hof begrijpt: verdachte en mevrouw [medeverdachte] ]is tegengekomen. Aangever [aangever 1] verklaart dat hij aan verdachte heeft medegedeeld dat hij het pand moest verlaten. De politie heeft verdachte en [medeverdachte] vervolgens aangehouden in het pand aan de [locatie 1] . [5]
Ten aanzien van het bewezenverklaarde in de zaak met
parketnummer 05-020735-21 [6]
Verdachte heeft zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij op 22 januari 2021 samen met zijn medeverdachte, mevrouw [medeverdachte] , het pand aan de [locatie 2] te Winssen (gemeente Beuningen) is binnengegaan en daar heeft verbleven. [7] Getuige [getuige] , bewoonster van de [adres 2] te Winssen, verklaart dat zij op 22 januari 2021 omstreeks 21.30 uur een vrouw in de richting van nummer 31 zag lopen die zij herkende van een eerdere kraak op de [locatie 2] in Winssen. De getuige is de vrouw
[het hof begrijpt: [medeverdachte] ]gevolgd naar de woning op nummer 31. Zij hoorde dat de deur werd dichtgetrokken en zag dat de vrouw de deurklink uit de deur getrokken had. De getuige heeft vervolgens de politie gebeld. [8] De politie is ter plaatse gekomen en heeft de identiteit van verdachte en zijn medeverdachte, [medeverdachte] , vastgesteld. Verdachte en zijn medeverdachte verklaarden tegenover de politie dat zij al langer dan 24 uur in het pand zaten. [9] De heer [aangever 2] heeft namens [bedrijf] . aangifte gedaan van lokaalvredebreuk. De woning stond helemaal leeg. [10]

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 05-013530-21 en in de zaak met parketnummer 05-020735-21 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 05-013530-21:
hij op
of omstreeks14 januari 2021 te Didam, gemeente Montferland tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,in een gebouw
/pand, gelegen
op/aan de [locatie 1] , waarvan het gebruik door de rechthebbende was beëindigd
wederrechtelijk is binnengedrongen en/ofwederrechtelijk aldaar heeft vertoefd;
Zaak met parketnummer 05-020735-21 (gevoegd):
primair
hij op
of omstreeks22 januari 2021 te Winssen,
althans in de gemeente Beuningentezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,in een woning
en/of gebouw, gelegen aan de [locatie 2] , waarvan het gebruik door de rechthebbende was beëindigd
wederrechtelijk is binnengedrongen en/ofwederrechtelijk aldaar heeft vertoefd;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 05-013530-21 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van kraken.
Het in de zaak met parketnummer 05-020735-21 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van kraken.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft zich ten aanzien van het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 05-013530-21 op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van twintig uren met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de zaak met parketnummer 05-013530-21 op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen straf dient te worden opgelegd. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte en zijn medeverdachte, mevrouw [medeverdachte] , het pand aan de [locatie 1] feitelijk als woning in gebruik hadden en er daardoor sprake was van een gevestigd huisrecht. Dit huisrecht is volgens de verdediging gevestigd doordat verdachte kookgerei, gereedschap, bestek, beddengoed en andere persoonlijke eigendommen in het pand heeft gebracht en hij ook daadwerkelijk in het pand heeft geslapen, gekookt en gegeten. Ter onderbouwing van een en ander zijn door de raadsman videobeelden aan het hof overgelegd. Deze beelden zijn aldus de raadsman gemaakt zeer kort nadat verdachte was vrijgelaten na de aanhouding op 22 januari 2021. Nu naar de mening van de verdediging sprake is van een gevestigd huisrecht diende de ontruiming van het pand conform het beleid van het Openbaar Ministerie (
Stcrt. 2010, 19500 (hierna: de beleidsbrief)) te worden aangekondigd, waarna met ontruiming moest worden gewacht totdat de voorzieningenrechter zich desgewenst over de voorgenomen ontruiming zou hebben uitgelaten. Nu voorgaande beleidsregels niet in acht zijn genomen, stelt de verdediging zich op het standpunt dat sprake is van een onrechtmatige ontruiming waaraan door de strafrechter consequenties moeten worden verbonden.
De advocaat-generaal en de raadsman van verdachte hebben ten aanzien van de strafoplegging met betrekking tot het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 05-020735-21 aangegeven zich te kunnen vinden in de beslissing van de politierechter.
Het hof overweegt als volgt.
Terzake het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 05-013530-21 is voor de vraag of verdachte zich op het huisrecht kan beroepen, van belang of verdachte het pand feitelijk als woning in gebruik heeft gehad. Naar het oordeel van het hof was hiervan sprake. Het hof heeft hierbij gelet op de verklaring van de verdachte en op de door de verdediging ter zitting getoonde beelden (waarvan de beweerdelijke inhoud door de advocaat-generaal niet is betwist) waaruit volgt dat voor feitelijke bewoning relevante voorwerpen (te weten een matras, kookgerei, bestek, gereedschap en andere persoonlijke eigendommen zoals een speaker) toebehorende aan verdachte dan wel aan zijn medeverdachte in het pand aanwezig waren en aldaar ook feitelijk gebruikt waren. De staat waarin het pand verkeerde en het feit dat het een voormalig zwembad betrof, dan wel de omstandigheid dat verdachte en zijn medeverdachte het pand slechts enkele uren als woning in gebruik hadden, doen volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad aan dit oordeel niet af. [11] Van bijzondere omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte ten aanzien van de gekraakte woning (nog) geen huisrecht kon doen gelden, is naar het oordeel van het hof evenmin sprake.
Gelet op voorgaande komt het hof toe aan de beoordeling van de rechtmatigheid van de ontruiming. In artikel 551a van het Wetboek van Strafvordering wordt iedere opsporingsambtenaar de bevoegdheid toegekend tot het betreden van plaatsen en tot het (doen) verwijderen van aldaar vertoevende personen onder de in die bepaling genoemde voorwaarden. Het uitgangspunt van het Openbaar Ministerie is – zo blijkt uit de beleidsbrief – dat een ontruiming op grond van artikel 551a van het Wetboek van Strafvordering in beginsel schriftelijk bij de bewoners van het te ontruimen pand wordt aangekondigd en dat wordt gewacht met ontruimen, totdat de tijdig geadieerde voorzieningenrechter zich over een voorgenomen ontruiming heeft uitgelaten, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof expliciet aangegeven dat de ontruiming niet heeft plaatsgevonden op grond van vermeende bijzondere omstandigheden. De ontruiming, zo staat ook niet ter discussie, is niet schriftelijk aan betrokkenen aangekondigd en er is (dan ook) niet gewacht met ontruimen totdat de voorzieningenrechter zich over de voorgenomen ontruiming had uitgelaten. Daarmee is naar het oordeel van het hof sprake van een onrechtmatige ontruiming. Vast staat immers dat de ontruiming in strijd met het beleid van het Openbaar Ministerie heeft plaatsgevonden. Hoewel dit verzuim volgens vaste jurisprudentie niet heeft te gelden als een vormverzuim dat is begaan in het kader van het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, kunnen daaraan wel gevolgen worden verbonden. [12] Het hof zal aan verdachte gelet op de vaste lijn in de jurisprudentie ten aanzien van het onder 05-013530-21 bewezenverklaarde feit met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel opleggen.
Terzake het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 05-020735-21 staat niet ter discussie dat de politierechter verdachte voor dit feit geen straf heeft opgelegd, kort gezegd vanwege de vaststelling dat er sprake is van een door verdachte gevestigd huisrecht en een daarna gevolgde onrechtmatige ontruiming. Het hof kan zich in deze redenering vinden en zal om dezelfde reden voor dit feit met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel aan de verdachte opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 63 en 138a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 05-013530-21 en in de zaak met parketnummer 05-020735-21 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 05-013530-21 en in de zaak met parketnummer 05-020735-21 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 05-013530-21 en in de zaak met parketnummer 05-020735-21 primair bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door
mr. M.H.D.M. van Leent, lid van de enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van C.D. Maris, griffier,
en op 22 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie eenheid Midden-Nederland, genummerd PL0600-2021021515, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 51. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2021 en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 juni 2022.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een logboekoverzicht, pagina 7.
4.Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, genummerd PL0600-2021021515-2, pagina 4 en 5.
5.Het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0600-2021021515-5, pagina 16.
6.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van de politie eenheid Midden-Nederland, genummerd PL0600-2021034872, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 41. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
7.De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 april 2021 en de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 juni 2022.
8.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige, genummerd PL0600-2021034872-13, pagina 7 en 8.
9.Proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0600-2021034872-2, pagina 9.
10.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte, genummerd PL0600-2021034872-5, pagina 4 en 5.
11.HR 11 september 1987, ECLI:NL:HR:1987:AC9967 (https://www.navigator.nl/document/id341987092280746admusp?anchor=id-7ed97da875426683ca47ac2fd5d01dc8),
12.HR 10 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1729.