Uitspraak
[appellant],
moeder,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Waar gaat deze procedure over?
3.Het oordeel van het hof
grief 1) onbesproken blijven.
grieven 2, 4 en 6 tot en met 10betoogt [appellant] dat hij geen overeenkomst heeft ondertekend met de inhoud als de door moeder overgelegde overeenkomst van 19 december 2002. Van een gerechtelijke erkentenis dat zijn handtekening eronder staat, is geen sprake en als dat wel zo is, heeft [appellant] die erkentenis herroepen. Dat heeft de rechtbank ten onrechte niet aangenomen. Omdat het niet zijn handtekening is, is hij ten onrechte belast met tegenbewijs tegen de akte en ook is hij ten onrechte niet geslaagd geacht in dat tegenbewijs, aldus [appellant] .
grief 5betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep op misbruik van omstandigheden en dwaling heeft afgewezen. Hij heeft als gevolg van dyslexie moeite met lezen, zeker van ingewikkelde en juridische stukken. In de conclusie van antwoord heeft [appellant] aangevoerd dat hij de concept-akte niet tevoren had ontvangen en dat de notaris de inhoud van de akte heeft voorgelezen. Hij wilde niet tekenen voor een schuld van
“maar in ieder geval niet dat ik nog zoveel geld verschuldigd was. Anders had ik niet getekend.”
“De notaris las het stuk voor en [appellant] gaf toen aan dat hij bang was dat hij nog rente over de lening voor onze nieuwe woning moest betalen wanneer mijn man en ik er niet meer zouden zijn zolang de woning nog niet verkocht was. De notaris legde toen uit dat de woning snel genoeg verkocht zou worden en dat het dus geen probleem zou zijn. (…) Toen de notaris het stuk had voorgelezen, is er verder niet over gepraat dan over die rente nadat wij er niet meer zouden zijn, waar ik net over verklaarde. Er zijn geen vragen gesteld en we hebben alle drie getekend.”
grief 3betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep heeft afgewezen op:
ongerechtvaardigdeverrijking van de ouders van [appellant] .
grieven 11 en 12zien op de toewijzing van de vordering. Volgens [appellant] is met de toewijzing van de rente gelijk aan de door moeder verschuldigde hypotheekrente ook toegewezen wat hij al heeft voldaan. Dat is onjuist, want in het dictum van de rechtbank staat uitdrukkelijk dat het gaat om de door moeder verschuldigde rente, voor zover die rente niet reeds door de zoon is voldaan. Voor het overige volgt de juistheid van de veroordeling uit de ongegrondheid van de grieven.