ECLI:NL:GHARL:2022:5109

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
20 juni 2022
Zaaknummer
200.254.327/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ouderschapskwestie en gezag bij minderjarige in het kader van gezamenlijk ouderschap

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2022, staat de vraag centraal of het gezag over de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2006, voortaan alleen aan de moeder moet worden toegewezen. De ouders, de man en de vrouw, zijn verwikkeld in een langdurige strijd over de opvoeding en het gezag van hun kind. De raad voor de kinderbescherming heeft in een rapport geconcludeerd dat de hulpverlening niet heeft geleid tot een verbetering van de onderlinge verstandhouding tussen de ouders. De raad is van mening dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van [de minderjarige] is en dat het kind klem en verloren raakt tussen de ouders. De minderjarige heeft zelf aangegeven dat zij zich onder de gezamenlijke gezagsuitoefening niet vrij voelt en dat dit haar stress bezorgt. Het hof heeft de belangen van het kind zwaar laten wegen en is tot de conclusie gekomen dat het gezag alleen aan de moeder moet worden toegewezen. De beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die eerder had bepaald dat het gezag bij de vrouw zou blijven, is bekrachtigd. Het hof hoopt dat deze beslissing de rust en ruimte biedt voor contactherstel tussen de man en [de minderjarige].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.254.327/01
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 460189 en 460191)
beschikking van 14 juni 2022
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. G.W. Mettendaf te Amsterdam,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G.G. Kempenaars te Almere.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
Regio Midden Nederland, locatie Lelystad.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de tussenbeschikking van dit hof van
12 september 2019. Het hof neemt de inhoud van deze tussenbeschikking hier over.
1.2
Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- een journaalbericht met bijlage(n) namens de vrouw van 12 februari 2020;
- een brief van de raad van 6 maart 2020;
- een journaalbericht met bijlage(n) namens de man van 12 maart 2020;
- een journaalbericht namens de vrouw van 12 oktober 2021;
- een journaalbericht namens de man van 8 november 2021;
- een brief van de raad van 7 januari 2022;
- een e-mailbericht met bijlage(n) van de raad van 10 mei 2022;
- een journaalbericht met bijlage(n) namens de vrouw van 11 mei 2022;
- een journaalbericht met bijlage(n) namens de man van 11 mei 2022.
1.3
Bij de tussenbeschikking van 12 september 2019 is een einduitspraak gedaan ten aanzien van de kinderalimentatie. Ten aanzien van het ouderlijk gezag is de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beslissing van de rechtbank om de vrouw alleen met het gezag te belasten geschorst en is iedere verdere beslissing aangehouden.
1.4
De zaak is verder ter zitting behandeld op 12 mei 2022. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad heeft [naam1] via een beeldbelverbinding aan de zitting deelgenomen.
1.5
De minderjarige [de minderjarige] , geboren [in] 2006 (verder te noemen: [de minderjarige] ), heeft voorafgaand aan de zitting buiten aanwezigheid van partijen met het hof gesproken.

2.De verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1
Bij de tussenbeschikking van 12 september 2019 heeft het hof iedere beslissing ten aanzien van het ouderlijk gezag over [de minderjarige] aangehouden. De ouders hadden ter zitting bij het hof op 8 augustus 2019 aangegeven dat zij opnieuw wilden starten met een ouderschapstraject bij [naam2] om nogmaals aan hun onderlinge verstandhouding te werken. Het hof heeft een nieuw ouderschapstraject in het belang van [de minderjarige] geacht. Daarbij heeft het hof het aangewezen geacht om de gezagspositie van de ouders ten opzichte van [de minderjarige] gedurende het traject gelijk te stellen, zodat de kans van slagen groter is. De werking van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking van 12 november 2018 is daarom geschorst voor zover daarbij is bepaald dat het ouderlijk gezag over [de minderjarige] voortaan alleen aan de vrouw toekomt.
2.2
Bij het journaalbericht van 12 oktober 2021 is namens de vrouw aan het hof bericht dat het ouderschapstraject niet positief is afgerond en is verzocht een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen. Namens de man is dit bij het journaalbericht van 8 november 2021 bevestigd en daarbij is ook namens de man verzocht een nieuwe mondelinge behandeling te bepalen.
2.3
De raad heeft het hof bij brief van 7 januari 2022 bericht dat besloten is om een raadsonderzoek te starten. Bij e-mailbericht van 10 mei 2022 heeft de raad het rapport van dat onderzoek in het geding gebracht.
2.4
De raad heeft in het rapport van 10 mei 2022 geconstateerd dat de hulpverlening die door de jaren heen is ingezet er niet voor heeft gezorgd dat de ouders beter met elkaar omgaan en dat [de minderjarige] daardoor nog steeds wordt belast met volwassen zaken. [de minderjarige] heeft volgens de raad echter een manier gevonden om met de strijd tussen de ouders om te gaan, namelijk het zich zo veel mogelijk afzijdig houden daarvan. [de minderjarige] ontwikkelt zich op alle gebieden goed. Het gezamenlijke gezag van de ouders zorgt er volgens de raad daarom niet voor dat [de minderjarige] klem en verloren raakt tussen de ouders. De raad vindt het ook anderszins niet in het belang van [de minderjarige] om de vrouw alleen met het gezag over haar te belasten. Dat zou volgens de raad mogelijk voor meer strijd tussen de ouders kunnen zorgen en de raad vreest dat het contact tussen [de minderjarige] en de man daarmee verder onder druk kan komen te staan. De raad denkt dat parallel ouderschap in dezen een oplossing kan bieden. De ouders zullen dan moeten werken naar een situatie waarin zij geen contact meer met elkaar hebben over [de minderjarige] . Zij moeten dan accepteren dat wanneer [de minderjarige] bij de andere ouder is, die ouder de volledige verantwoordelijkheid voor [de minderjarige] heeft gedurende de tijd dat [de minderjarige] daar verblijft.
2.5
Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat [de minderjarige] al bijna haar hele leven verwikkeld is in de strijd die haar ouders over haar voeren, waarbij zij wordt belast met volwassen zaken en negatieve uitlatingen van de ene ouder over de andere ouder. Het is de ouders ondanks de ingezette hulpverlening niet gelukt om te komen tot een situatie waarin zij in het belang van [de minderjarige] op een goede manier met elkaar kunnen communiceren en samenwerken. Na een incident in december 2021 is bovendien geen sprake meer van vaste omgangscontacten tussen [de minderjarige] en de man.
2.6
Het hof heeft ook ter zitting gezien dat de ouders nog altijd fel strijd met elkaar voeren over [de minderjarige] , waarbij zij ieder hun eigen waarheid hebben over zaken die zijn voorgevallen. De dynamiek tussen de ouders, die wordt gevoed door een diep wantrouwen over en weer, maakt naar het oordeel van het hof dat [de minderjarige] klem zit tussen haar ouders. Het hof hecht hierbij ook veel waarde aan wat [de minderjarige] in het kindgesprek naar voren heeft gebracht over hoe zij zich voelt onder de gezamenlijke gezagsuitoefening door de ouders. [de minderjarige] vindt dat de raad dat te weinig in zijn advies heeft betrokken. [de minderjarige] heeft het hof verteld dat zij het gevoel heeft dat zij voortdurend op haar hoede moet zijn bij alles wat zij doet en dat dit haar stress geeft. Een voorbeeld hiervan is de situatie die zich recentelijk heeft voorgedaan rondom de inschrijving van [de minderjarige] op [de school] . Hoewel de man, de vrouw en [de minderjarige] ieder een ander verhaal hebben over wat zich precies heeft voorgedaan, staat wel vast dat er een incident is geweest en dat [de minderjarige] dat als zeer onprettig heeft ervaren. Het kan naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat deze situatie belastend voor [de minderjarige] is geweest. [de minderjarige] heeft het gevoel dat zij als gevolg van de gezamenlijke gezagsuitoefening door de ouders wordt belemmerd in de keuzes die zij in haar leven maakt en heeft er behoefte aan dat niet elke keuze die zij maakt tot strijd leidt tussen haar ouders. Het hof vindt dat [de minderjarige] serieus moet worden genomen in deze behoefte.
2.7
Het hof is op grond van het vorenstaande, anders dan de raad, van oordeel dat [de minderjarige] klem en verloren zit tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. De beslissing van de rechtbank dat het gezag over [de minderjarige] voortaan alleen aan de vrouw toekomt, zal daarom worden bekrachtigd.
2.8
Het hof gaat ervan uit dat deze beslissing de rust en de ruimte geeft om te werken aan contactherstel tussen de man en [de minderjarige] . Voor het hof is duidelijk geworden dat zowel de man als [de minderjarige] dat graag willen.

3.De beslissing

Het hof:
beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van
12 november 2018, voor zover daarbij is bepaald dat het gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2006, voortaan alleen toekomt aan de vrouw;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, F. Kleefmann en F.V. Marquenie, bijgestaan mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 14 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.