In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2022, staat de vraag centraal of het gezag over de minderjarige [de minderjarige], geboren in 2006, voortaan alleen aan de moeder moet worden toegewezen. De ouders, de man en de vrouw, zijn verwikkeld in een langdurige strijd over de opvoeding en het gezag van hun kind. De raad voor de kinderbescherming heeft in een rapport geconcludeerd dat de hulpverlening niet heeft geleid tot een verbetering van de onderlinge verstandhouding tussen de ouders. De raad is van mening dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van [de minderjarige] is en dat het kind klem en verloren raakt tussen de ouders. De minderjarige heeft zelf aangegeven dat zij zich onder de gezamenlijke gezagsuitoefening niet vrij voelt en dat dit haar stress bezorgt. Het hof heeft de belangen van het kind zwaar laten wegen en is tot de conclusie gekomen dat het gezag alleen aan de moeder moet worden toegewezen. De beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, die eerder had bepaald dat het gezag bij de vrouw zou blijven, is bekrachtigd. Het hof hoopt dat deze beslissing de rust en ruimte biedt voor contactherstel tussen de man en [de minderjarige].