ECLI:NL:GHARL:2022:5102

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
21/00948
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betaald griffierecht

In deze zaak heeft belanghebbende verzet aangetekend tegen de uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 1 februari 2022 het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk had verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Belanghebbende stelde dat hij redelijkerwijs niet in verzuim was geweest, omdat hij sinds oktober 2021 probeerde een afschrift van het proces-verbaal van de uitspraak van de rechtbank in te dienen, maar dit steeds op de verkeerde plek terechtkwam of onleesbaar was. Hij gaf aan dat de communicatie van de griffier verwarrend was en dat hij kampt met ADHD, wat zijn situatie bemoeilijkte.

Tijdens de zitting op 24 mei 2022 heeft het Hof de argumenten van belanghebbende gehoord. Het Hof oordeelde dat, hoewel van een appellant verwacht mag worden dat hij het griffierecht tijdig betaalt, er in dit geval sprake was van bijzondere omstandigheden. De persoonlijke situatie van belanghebbende en de problemen die hij ondervond bij het indienen van documenten, samen met de inconsistentie in de communicatie van de griffier, leidden het Hof tot de conclusie dat belanghebbende niet kon worden verweten dat hij niet op de hoogte was van de betalingstermijnen.

Het Hof verklaarde het verzet gegrond en oordeelde dat de eerdere uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer ten onrechte was gedaan. Belanghebbende kreeg de gelegenheid om het griffierecht alsnog te betalen, en het onderzoek in de zaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 juni 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 21/00948
uitspraakdatum: 14 juni 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het verzet van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 1 februari 2022 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 14 juli 2021, nummer AWB 20/5294, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale administratieve processen

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft tegen de hiervoor vermelde uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft het hoger beroep bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk verklaard omdat het voor het hoger beroep verschuldigde griffierecht niet tijdig is betaald.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof verzet aangetekend.
1.3.
Het verzet is ter zitting behandeld op 24 mei 2022. Daarbij is belanghebbende gehoord. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Gronden van het verzet

2.1.
Belanghebbende betoogt dat hij het griffierecht weliswaar niet heeft betaald, maar dat dit komt omdat hij sinds oktober 2021 probeert een afschrift van het proces-verbaal van de uitspraak van de Rechtbank bij het Hof in te dienen en dat afschrift steeds op de verkeerde plek terechtkomt of vanwege het inscannen onleesbaar wordt. Hierdoor en doordat belanghebbende van de griffier van het Hof ook steeds weer verschillende brieven kreeg met het verzoek het bewuste afschrift binnen steeds weer een andere termijn (al dan niet digitaal) in te dienen, is de betaling van het griffierecht aan de aandacht van belanghebbende ontsnapt. Daarbij speelt mee dat voornoemde berichten van de griffier belanghebbende veel stress gaven en dat belanghebbende kampt met ADHD en daarvoor ook medicatie gebruikt. Het zou erg zonde zijn als de tijd en moeite die belanghebbende in deze procedure heeft gestoken voor niets is geweest, zeker omdat hij het griffierecht wel gewoon kan en wil betalen, aldus nog steeds belanghebbende.
2.2.
Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het verzet.

3.Beoordeling van het verzet

De correspondentie met belanghebbende
3.1.
Naar aanleiding van belanghebbendes hoger beroep heeft de griffier belanghebbende bij brief van 7 oktober 2021 onder meer verzocht een kopie van de aangevallen uitspraak toe te zenden.
3.2.
De griffier van het Hof heeft belanghebbende bij brief van 8 oktober 2021 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en de mogelijkheid dat het hoger beroep nietontvankelijk wordt verklaard als het griffierecht niet uiterlijk op 5 november 2021 is bijgeschreven op de rekening van het Hof.
3.3.
Belanghebbende heeft op 12 oktober 2021 bij het Hof digitaal een afschrift ingediend van de laatste pagina van het proces-verbaal van de uitspraak van de Rechtbank, die in totaal uit drie pagina’s bestaat.
3.4.
De griffier van het Hof heeft belanghebbende op 14 oktober 2021 telefonisch verzocht een afschrift van de volledige aangevallen uitspraak aan het Hof te zenden. Daarbij is geen termijn gesteld.
3.5.
De griffier van het Hof heeft belanghebbende bij aangetekend verzonden brief van 6 november 2021 herinnerd aan de verschuldigdheid van het griffierecht en de mogelijkheid dat het hoger beroep nietontvankelijk wordt verklaard als het griffierecht, dit keer, niet uiterlijk op 6 december 2021 is bijgeschreven op de rekening van het Hof.
3.6.
De griffier van het Hof heeft belanghebbende bij aangetekend verzonden brief van 16 november 2021 nogmaals verzocht een afschrift van de volledige aangevallen uitspraak aan het Hof te zenden. Daarbij heeft de griffier vermeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als dat afschrift niet uiterlijk op 30 november 2021 is ingediend.
3.7.
Belanghebbende heeft op 19 november 2021 digitaal een afschrift van het procesverbaal van de uitspraak van de Rechtbank ingediend bij de Rechtbank.
3.8.
Belanghebbende heeft op 3 december 2021 digitaal een afschrift van de eerste twee pagina’s van het proces-verbaal van de uitspraak van de Rechtbank ingediend bij het Hof.
3.9.
De griffier van het Hof heeft belanghebbende bij aangetekend verzonden brief van 3 december 2021 erop gewezen dat hij de aangevallen uitspraak niet volledig heeft ingediend en hem nogmaals verzocht een afschrift van de volledige aangevallen uitspraak aan het Hof te zenden. Daarbij heeft de griffier vermeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als dat afschrift niet uiterlijk op 17 december 2021 is ingediend.
3.10.
Belanghebbende heeft op 17 december 2021 een volledig afschrift van het procesverbaal van de uitspraak van de Rechtbank ingediend bij het Hof.
3.11.
Het Hof heeft het hoger beroep van belanghebbende op 1 februari 2022 nietontvankelijk verklaard omdat het voor het instellen van het hoger beroep verschuldigde griffierecht niet tijdig is betaald.
Het griffierecht
3.12.
Belanghebbende heeft de onder 3.2 en 3.5 bedoelde brieven over het griffierecht ontvangen, maar het griffierecht niet betaald. Dat betekent dat het hoger beroep van belanghebbende nietontvankelijk is, tenzij moet worden geoordeeld dat belanghebbende redelijkerwijs niet in verzuim is geweest.
3.13.
Het Hof stelt voorop dat van degene die hoger beroep heeft ingesteld, als regel mag worden verwacht erop te letten dat hij het verschuldigde griffierecht tijdig betaalt. Naar het oordeel van het Hof is in dit geval echter sprake van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan van die regel moet worden afgeweken. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof geloofwaardig verklaard dat en waarom hij het overzicht met betrekking tot zijn zaak is verloren. Gelet op belanghebbendes persoonlijke situatie en de problemen die hij heeft ondervonden bij het (digitaal) indienen van een afschrift van het proces-verbaal van de uitspraak van de rechtbank en de verschillende telefonische en schriftelijke herinneringen van het Hof dienaangaande, waarbij steeds een andere of geen uiterlijke termijn werd genoemd, is het Hof van oordeel dat belanghebbende redelijkerwijs ook niet kan worden verweten dat hij niet meer duidelijk op zijn netvlies had dat en wanneer hij uiterlijk het verschuldigde griffierecht moest betalen.
3.14.
Het voorgaande betekent dat de derde enkelvoudige kamer van dit Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Het verzet is gegrond. Belanghebbende zal opnieuw in de gelegenheid worden gesteld het verschuldigde griffierecht te betalen.

4.Proceskosten

Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt voor de behandeling van het verzet.

5.Beslissing

Het Hof:
– verklaart het verzet gegrond;
– verstaat dat de uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe, voorzitter, mr. R.A.V. Boxem en mr. M. Harthoorn, in tegenwoordigheid van drs. M.T.M. Hennevelt als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022.
De griffier, De voorzitter,
(M.T.M. Hennevelt) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 juni 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.