ECLI:NL:GHARL:2022:5074

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
21-004758-19
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs en ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden voor verschillende strafbare feiten, waaronder dwang en belediging van twee benadeelde partijen. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 2 juni 2022, waarbij de advocaat-generaal een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf had gevorderd. De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard voor de vervolging van bepaalde feiten, omdat deze klachtdelicten betroffen en er geen klachten waren ingediend.

Het hof heeft geoordeeld dat de feiten onder 4 en 5, die betrekking hebben op het uitlokken van ambtsgeheimen, geen klachtdelicten zijn en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Wat betreft de feiten 1, 2 en 3, die betrekking hebben op dwang en belediging, heeft het hof vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen. De verdachte is vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004758-19
Uitspraak d.d.: 16 juni 2022
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 5 september 2019 met parketnummer 18-830392-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 juni 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot € 250,- en heeft gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. N.B. Swart, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 20 december 2016, in de gemeente [gemeente 1] , een ander, te weten [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met smaad en/of smaadschrift gericht tegen die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, immers heeft verdachte in bovengenoemde periode aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [moeder] (moeder van [benadeelde partij 1] ) en/of [zus] (zus van [benadeelde partij 1] ) en/of [organisatie 1] (werkgever van [benadeelde partij 2] ) en/of [persoon 1] (een) brief/brieven/flyer(s) gestuurd/verzonden met een foto van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en bevattend (onder meer) de hieronder vermelde grievende/beldigende woorden: "OPLICHTER.. Deze mevrouw LINKS op de foto heet [benadeelde partij 1] ....Zij licht mensen op! Ze doet zich voor als verpleegkundige en troggelt geld van mensen af, doordat zij gebukt gaat onder enorme schulden....Wees op uw hoede!!. Ze heeft al veel mensen voor duizenden euro's opgelicht door onder een valse bigregistratie te werken....Ze zegt dat ze werkzaam is als verpleegkundige bij [organisatie 1] , maar bij nader onderzoek is gebleken dat ze daar niet of nooit werkzaam is geweest. Mevrouw [benadeelde partij 2] is wel werkzaam bij [organisatie 1] maar misbruikt haar bigregistratie door het uit te lenen/verkopen aan [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 1] werkt onder valse voorwendselen......waar zij zwart werkt voor [persoon 1] van [organisatie 2] . [benadeelde partij 1] is een pathologische leugenaar en een ordinaire dief. Met het geld dat ze van patiënten heeft gestolen heeft ze onderstaande auto gekocht. [auto] kenteken [kenteken] ";
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 20 december 2016, in de gemeente [gemeente 1] , opzettelijk [benadeelde partij 1] , door een toegezonden of aangeboden geschrift en/of afbeelding, heeft beledigd, door die [benadeelde partij 1] een brief/flyer met daarop/daarin een foto van die [benadeelde partij 1] te sturen met de hieronder vermelde woorden: "OPLICHTER.. Deze mevrouw LINKS op de foto heet [benadeelde partij 1] ....Zij licht mensen op! Ze doet zich voor als verpleegkundige en troggelt geld van mensen af, doordat zij gebukt gaat onder enorme schulden....Wees op uw hoede!!. Ze heeft al veel mensen voor duizenden euro's opgelicht door onder een valse bigregistratie te werken....Ze zegt dat ze werkzaam is als verpleegkundige bij [organisatie 1] , maar bij nader onderzoek is gebleken dat ze daar niet of nooit werkzaam is geweest. Mevrouw [benadeelde partij 2] is wel werkzaam bij [organisatie 1] maar misbruikt haar bigregistratie door het uit te lenen/verkopen aan [benadeelde partij 1] . [benadeelde partij 1] werkt onder valse voorwendselen......waar zij zwart werkt voor [persoon 1] van [organisatie 2] . [benadeelde partij 1] is een pathologische leugenaar en een ordinaire dief. Met het geld dat ze van patiënten heeft gestolen heeft ze onderstaande auto gekocht. [auto] kenteken [kenteken] ";
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 20 december 2016, in de gemeente [gemeente 1] , opzettelijk [benadeelde partij 2] door een toegezonden of aangeboden geschrift en/of afbeelding, heeft beledigd, door die [benadeelde partij 2] een brief/flyer met daarop/daarin een foto van die [benadeelde partij 2] te sturen met de hieronder vermelde woorden: "OPLICHTER.. Mevrouw [benadeelde partij 2] is wel werkzaam bij [organisatie 1] maar misbruikt haar bigregistratie door het uit te lenen/verkopen aan [benadeelde partij 1] ;
4.
[persoon 2] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 oktober 2016 tot en met 20 januari 2017, te [plaats] , gemeente [gemeente 2] en/of gemeente [gemeente 1] , (telkens) een geheim waarvan zij, [persoon 2] , wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij, [persoon 2] , uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten gemeenteambtenaar en/of medewerkster invorderen van de gemeente [gemeente 2] , verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door in bovengenoemde periode meermalen, althans eenmaal, (telkens) gegevens in/uit het systeem Civision Makelaar Landelijke Voorzieningen van de perso(o)n(en) [zus] en/of [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [moeder] te verstrekken aan verdachte, welk feit hij, verdachte in of omstreeks de periode van 18 oktober 2016 tot en met 20 januari 2017, te [plaats] , gemeente [gemeente 2] en/of gemeente [gemeente 1] opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid en/of inlichtingen, door naar de bovengenoemde gegevens te vragen en/of het verschaffen van de namen van de bovengenoemde perso(o)n(en);
5.
[persoon 3] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 november 2016 tot en met 2 februari 2017, in de gemeente [gemeente 1] , (telkens) een geheim waarvan zij, [persoon 3] , wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij, [persoon 3] , uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt en/of beroep, te weten gemeenteambtenaar en/of medewerkster dienstverlening front-office, van de gemeente [gemeente 1] , verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door in bovengenoemde periode meermalen, althans eenmaal, (telkens) gegevens in/uit het systeem Suwinet van [benadeelde partij 1] te verstrekken aan verdachte, welk feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 29 november 2016 tot en met 2 februari 2017, in de gemeente [gemeente 1] opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van gelegenheid en/of inlichtingen, door naar de bovengenoemde gegevens te vragen en/of het verschaffen van de naam en BSN nummer van die [benadeelde partij 1] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsvrouw van verdachte heeft, zakelijk weergegeven, bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging ter zake van de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten, omdat dit klachtdelicten betreffen en het dossier ten aanzien van deze feiten geen klacht(en) bevat.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Onder 4 en 5 is, kortgezegd, uitlokking van het schenden van wettelijke ambtsgeheimen tenlastegelegd. Op grond van artikel 272 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht is voor vervolging wegens deze misdrijven een klacht vereist wanneer het misdrijf is gepleegd tegen een bepaalde persoon.
Daarvan is op zichzelf in deze zaak sprake, nu het verwijt ziet op het delen van geheimen betreffende [zus] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en/of [moeder] . Het verwijt betreft echter in het onderhavige geval schending van ambtsgeheimen door gemeenteambtenaren en/of medewerkers van de gemeente. Op grond van het ten tijde van het tenlastegelegde geldende artikel 12, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens is artikel 272 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht in dergelijke gevallen niet van toepassing. Naar het oordeel van het hof betreffen de onder 4 en 5 tenlastegelegde feiten in deze situatie geen klachtdelicten. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

Vrijspraak

Met betrekking tot het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde
Verdachte wordt onder 1 een verwijt wordt gemaakt van dwang ten aanzien van [benadeelde partij 1] en onder 2 en 3 wordt hem belediging van respectievelijk [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] verweten. Hierbij gaat het telkens om een flyer waarin beledigende teksten zijn opgenomen. Het hof overweegt dat het dossier weliswaar sterke aanwijzingen bevat dat verdachte betrokken is geweest bij het vervaardigen van vorenbedoelde flyer, maar dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte in strafrechtelijke zin kan worden aangemerkt als degene die deze flyer heeft gestuurd, verzonden en/of aangeboden, zoals telkens onder 1, 2 en 3 is tenlastegelegd. Het hof zal verdachte van deze tenlastegelegde feiten dan ook vrijspreken.
Met betrekking tot het onder 4 en 5 tenlastegelegde
Verdachte wordt onder 4 en 5 verweten dat hij [persoon 2] respectievelijk [persoon 3] heeft uitgelokt tot het schenden van hun ambtsgeheim. Uit het dossier kan worden afgeleid dat zowel [persoon 2] als [persoon 3] kennelijk op verzoek van verdachte gegevens hebben gedeeld die zij niet hadden mogen delen. Nu het hof op grond van het dossier echter niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat verdachte meer heeft gedaan dan hen te verzoeken om gegevens te verstrekken, is er onvoldoende bewijs dat verdachte voornoemde personen opzettelijk heeft uitgelokt tot het plegen van de tenlastegelegde feiten. Het hof zal verdachte daarom ook van het onder 4 en 5 tenlastegelegde vrijspreken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 800,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. P.T. Heblij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 16 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.