ECLI:NL:GHARL:2022:4982

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
200.305.332
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid en ontslag van mentor in hoger beroep met betrekking tot mentorschap

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van betrokkene, voor wie een mentorschap is ingesteld, in hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter. Betrokkene, geboren in 1936, is de moeder van de dochter en is gehuwd met de echtgenoot. De kantonrechter heeft eerder een mentorschap uitgesproken en de dochter benoemd tot mentor. Later is de dochter ontslagen als mentor en is [verzoeker] benoemd. De bestreden beschikking houdt in dat [verzoeker] als mentor is ontslagen en de mentor is benoemd met de opdracht om betrokkene te laten vaccineren tegen het coronavirus. Verzoekers, bestaande uit [verzoeker] en de echtgenoot, zijn in hoger beroep gekomen en verzoeken het hof om de bestreden beschikking te vernietigen, zodat [verzoeker] mentor blijft. De dochter verzet zich hiertegen en verzoekt het hof om verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren.

Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat betrokkene niet in staat is haar wil te bepalen over het mentorschap, wat leidt tot de conclusie dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek in hoger beroep. Het hof overweegt dat op basis van artikel 1:461 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek de kantonrechter een mentor ambtshalve kan ontslaan wegens gewichtige redenen. Het hof concludeert dat [verzoeker] niet adequaat heeft gefunctioneerd als mentor, geen contact heeft onderhouden met hulpverleners en niet op de hoogte was van zijn taken. Dit leidt tot de bevestiging van de beslissing van de kantonrechter om [verzoeker] als mentor te ontslaan. De mentor heeft na het ontslag haar taken voortvarend opgepakt en betrokkene is inmiddels gevaccineerd.

Het hof verklaart betrokkene niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep en bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter voor zover deze ziet op het ontslag van [verzoeker].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.305.332
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9535701)
beschikking van 16 juni 2022
inzake
[verzoekster],
thans wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: betrokkene,
[verzoeker],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [verzoeker] ,
verzoekers in hoger beroep,
tezamen verder te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. L.C. de Jong te Woerden,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats3] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de dochter,
advocaat: mr. M.V. Scheffer te Utrecht.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[naam1],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de echtgenoot,
en
Stichting [naam2],
kantoor houdende te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, bewindsbureau) van 17 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 januari 2022;
  • een brief van de echtgenoot van 27 januari 2022;
  • een brief van de mentor van 2 februari 2022;
  • een journaalbericht van mr. De Jong van 3 februari 2022 met een productie;
  • het verweerschrift van de dochter met producties;
  • een brief van mr. De Jong van 14 maart 2022 met een productie;
  • een brief van mr. De Jong van 14 maart 2022 met een productie;
  • een journaalbericht van mr. Scheffer van 25 maart 2022;
  • een brief van mr. De Jong van 5 mei 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 17 mei 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat,
  • de dochter, bijgestaan door haar advocaat,
  • de echtgenoot,
  • een vertegenwoordiger van de mentor.
Op de mondelinge behandeling heeft de echtgenoot een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren [in] 1936. Betrokkene is gehuwd met de echtgenoot en zij is de moeder van de dochter.
3.2
Bij beschikking van 1 juli 2014 heeft de kantonrechter een mentorschap ten behoeve van betrokkene uitgesproken en de dochter tot mentor benoemd.
3.3
Bij beschikking van 11 juli 2019 heeft de kantonrechter de dochter als mentor ontslagen en een andere mentor benoemd.
3.4
Bij beschikking van 30 december 2019 heeft de kantonrechter die mentor ontslagen en [verzoeker] tot mentor benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, [verzoeker] als mentor ontslagen, de mentor als zodanig benoemd en deze de opdracht gegeven om betrokkene te laten vaccineren tegen het coronavirus.
4.2
Verzoekers zijn in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Verzoekers verzoeken het hof om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking de bestreden beschikking te vernietigen, zodat [verzoeker] de mentor van betrokkene blijft.
4.3
De dochter voert verweer. De dochter verzoekt het hof verzoekers niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek in hoger beroep dan wel dit verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Ontvankelijkheid
5.1
Het hof stelt vast dat betrokkene niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling. Alle aanwezigen hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat betrokkene in dit (vergevorderde) stadium van haar dementie niet meer weet wat een mentoraat inhoudt of wat de taken van een mentor zijn. De mentor heeft hier desgevraagd op aangevuld dat betrokkene niet weet wie zij (de mentor) is en dat overleg met betrokkene over de invulling van het mentoraat niet mogelijk is. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat betrokkene niet in staat is haar wil te bepalen ten aanzien van de vraag wie zij als mentor wenst. Dat betekent dat betrokkene ook niet in staat is (geweest) om haar wil te bepalen met betrekking tot dit verzoek in hoger beroep. Dit leidt vervolgens tot het oordeel dat betrokkene niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek in hoger beroep.
Inhoudelijk
5.2
Op grond van artikel 1:461 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter een mentor ambtshalve ontslaan wegens gewichtige redenen.
5.3
[verzoeker] meent dat hij in zijn taken niet dusdanig is tekortgeschoten dat sprake is van een gewichtige reden voor ontslag. Betrokkene kan nu niet meer zeggen of zij tegen corona gevaccineerd zou willen worden, maar [verzoeker] heeft bij de keuze om betrokkene niet te laten vaccineren aangesloten bij wat betrokkene zou hebben gewild. Betrokkene heeft ook nooit de griepprik gehaald en dit was een bewuste keuze. Daarbij komt dat betrokkene volgens [verzoeker] met weinig mensen in contact komt, betrokkene een goede fysieke gezondheid heeft en er geen sprake is van onderliggend lijden. In Nederland geldt bovendien geen vaccinatieplicht.
5.4
De dochter voert verweer. De dochter meent dat [verzoeker] te dicht met de echtgenoot is verbonden om een goede mentor te kunnen zijn. [verzoeker] stimuleerde niet het contact tussen betrokkene en de dochter. Toen er uiteindelijk weer - slechts enkele uren per week - contact was tussen betrokkene en de dochter was de echtgenoot in de praktijk niet bereid hen alleen te laten. [verzoeker] heeft hierop nimmer actie ondernomen. Hij onderhield bovendien geen contact met artsen en hulpverleners en leefde ook de adviezen van Veilig Thuis niet na. Deze omstandigheden maken dat de dochter meent dat er een onafhankelijke mentor moet worden benoemd.
5.5
Het hof stelt voorop dat dit verzoek in hoger beroep uitsluitend ziet op het ontslag van [verzoeker] als mentor van betrokkene. Niet ter beoordeling ligt voor of het mentoraat zou moeten worden beëindigd, zoals de echtgenoot en [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling hebben betoogd.
5.6
Het hof dient dus te beoordelen of sprake is van gewichtige redenen om [verzoeker] als mentor te ontslaan. Het hof beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Desgevraagd heeft [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij niet wist wat zijn taken als mentor waren. [verzoeker] heeft verklaard dat hij hierover niet werd geïnformeerd, maar [verzoeker] heeft hier ook geen onderzoek naar gedaan of zich actief laten informeren. In dit kader oordeelt het hof van belang dat [verzoeker] geen overleg heeft gevoerd met betrokkene (toen dit nog mogelijk was), maar alleen met de echtgenoot overleg voerde en diens instructies uitvoerde. [verzoeker] heeft ook geen contact onderhouden met de artsen en hulpverleners van betrokkene. Voor zover [verzoeker] ter mondelinge behandeling heeft verklaard dat dit niet nodig was omdat het goed ging met betrokkene, overweegt het hof dat [verzoeker] hiermee zijn taken als mentor miskent. Dat geldt in het bijzonder nu na het ontslag van [verzoeker] als mentor is gebleken dat er grote zorgen waren over de (woon)situatie van betrokkene. Het hof oordeelt bovendien van belang dat [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling bij herhaling heeft verklaard dat hij het mentoraat van betrokkene in het geheel niet nodig vindt, waardoor het hof ernstige twijfels heeft over de uitvoering van de taken van een mentor door [verzoeker] . Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de kantonrechter [verzoeker] terecht als mentor heeft ontslagen.
5.7
Het hof overweegt ten overvloede nog dat de mentor na het ontslag van [verzoeker] haar werkzaamheden voortvarend heeft opgepakt. Zij is in overleg getreden met de dochter en de verschillende hulpverleners en heeft zich door hen laten informeren. Betrokkene is gevaccineerd tegen corona. De mentor probeert ook in contact te komen met de echtgenoot, maar dit contact verloopt moeizaam. Betrokkene woont inmiddels op een zorggroep in Kockengen en de mentor onderzoekt of het in het belang van betrokkene is dat zij in de buurt van de echtgenoot in [woonplaats3] geplaatst kan worden.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof betrokkene niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek in hoger beroep en voor het overige de bestreden beschikking, voor zover deze ziet op het ontslag van [verzoeker] , bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart betrokkene niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep;
bekrachtigt de beschikking van kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, bewindsbureau) van 17 december 2021, voor zover deze ziet op het ontslag van [verzoeker] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, P.B. Kamminga en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 16 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.